“Ouders? Ze doen veel te weinig, veel te veel, of net de verkeerde dingen”, vindt Bert, leraar wiskunde (52). In de lerarenkamer passeren vaak harde woorden voor ouders. Een op de vier leraren zegt in een enquête van het weekblad Knack dat het contact met ouders steeds meer moeite kost. Een terechte frustratie?
“Vroeger had ik nauwelijks problemen met ouders. Toen was er nog respect!” (Joris, 54 jaar)
Hans Van Crombrugge (pedagoog Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen): “Ouders hebben altijd hun eigen idee over opvoeden gehad. Maar ouders van nu hebben wel hogere verwachtingen naar de school. Ze zijn mondiger, informeren zich via allerlei kanalen en media en nemen niet alles zomaar aan. Omgekeerd verlangt een school ook meer inspanningen van ouders. Die beide visies kunnen sterk verschillen. Maar daarom hoeft die spanning niet meteen te zorgen voor een conflict.”
Joost Maes (onderwijscoach Centrum voor Ervaringsgericht Onderwijs, stond zelf jarenlang voor de klas): “Als een ouder tegen je tekeergaat, kan je je daar lange tijd slecht door voelen, ook al heb je een lange periode vol toffe momenten achter de rug. Sommige leraren geven zelfs zoveel gewicht aan enkele negatieve ervaringen dat ze hun houding tegenover ouders veranderen.”
Theo Kuppens (Cel Ouderbetrokkenheid van de drie ouderkoepels): “Jammer, want het overgrote deel van de ouders heeft veel vertrouwen in ons onderwijs, ook al zijn enkelen in hun communicatie misschien te direct of zelfs aanvallend. Zoek vooral de boodschap achter hun woorden: wat willen ze je precies vertellen?”
“Ik werd leraar om met leerlingen bezig te zijn. Niet met hun ouders.” (Hilke, 37 jaar)
Van Crombrugge: “Studies zijn het erover eens: betrokken ouders verhogen de leerprestaties en het welbevinden van de leerlingen. Maar ik betwijfel wel of scholen daarvoor de kennis, ruimte en middelen hebben. ”
Kuppens: “Leraren hebben ongelooflijk veel verantwoordelijkheden en taken. Toch kost een open houding niets. Je krijgt veel terug van de energie die je in ouders steekt. Het is een beetje geven en nemen.”
Maes: “Het begint al in de lerarenopleiding. De focus ligt daar nog te vaak op didactische structuren. Maar leraren moeten in de eerste plaats sociaal geëngageerd zijn, met een positieve blik op de maatschappij. Startende leraren vertellen soms: ‘Na twee maanden in de klas weet ik pas wat onderwijs is. En dan vraag je je af wat je drie jaar gedaan hebt.’ De lerarenopleiding mag op dat vlak de lat echt wel hoger leggen.”
“Ouderbetrokkenheid is geen prioriteit in onze school. Maar alleen kan ik niets veranderen.” (Sofie, 32 jaar)
Maes: “Als leraar kan je echt wel iets bewegen, zeker in de basisschool. De meeste ouders of grootouders komen hier dagelijks aan de schoolpoort om hun kind te brengen of op te pikken. Spreek ouders die je zelden ziet even aan op contactmomenten, vertel iets positiefs over hun kind. Dat eerste contact kan de drempel enorm verlagen.”
Kuppens: “Ouders voelen zich vaak betutteld. Ze krijgen de indruk dat de leraar steeds met de moraliserende vinger klaarstaat. Wat heb je aan een berisping van een leraar die vertelt dat je zoon niet genoeg studeert, als hij thuis voortdurend achter zijn boeken zit? Als ouder klap je dan wellicht helemaal dicht.”
Van Crombrugge: “Ouderbetrokkenheid moet voor elke school een prioriteit zijn. Niet alleen in het belang van de ouders, maar ook dat van de leraren. Je kan perfect enkele scenario’s opstellen. Hoe gaan we om met ouders die in een moeilijke scheiding zitten? Wat met ouders die de taal niet machtig zijn? Dan heb je een houvast tijdens de meeste moeilijke situaties. En het zorgt voor minder frustraties.”
“Ik sta open voor ouders, echt waar. Maar op het oudercontact zie je nooit wie je echt wil zien.” (Marjolein, 26 jaar)
Van Crombrugge: “We hebben vaak een beeld van dé ouder. Die is hier opgegroeid, heeft hier gestudeerd, kent ons onderwijssysteem en het bijpassende jargon. Als een ouder niet in dat beeld past, heb je snel het gevoel dat hij niet betrokken is. Vraag je eerst af of het voor alle ouders wel mogelijk is om aanwezig te zijn. Misschien werken ze wel in ploegen, hebben ze weinig opvangmogelijkheden …”
Maes: “Wacht niet tot aan het oudercontact. Er zijn zoveel andere momenten om het vertrouwen van ouders te winnen. Het is niet de bedoeling dat je elke ouder na school spreekt. Doe dit wel meteen als er een probleem opduikt. Dat vraagt uiteraard inspanningen van de leraar. Met die kleine dingen kan je echt wel een verschil maken voor kinderen én ouders.”
Kuppens: “Communiceer ook goed over het belang van de oudercontacten. Zeg dat je de ouders verwacht en concretiseer de afspraak: waar, wanneer, bij wie, met of zonder hulp van een tolk, eventuele alternatieve uren … En niet onbelangrijk: zorg voor een goede bewegwijzering en een warm onthaal.”
“Op het oudercontact is iedereen lief. Tot je hun eigen kind straf geeft. En dan geeft de directeur ze nog gelijk.” (Christian, 33 jaar)
Van Crombrugge: “Sommige ouders gedragen zich als een klant van de school. Ze verwachten een bepaalde dienst en vinden het normaal om te klagen als die niet aan hun verwachtingen voldoet. Andere ouders beschouwen zichzelf als partners van de school. Zij weten wat er op school gebeurt en willen hun inbreng hebben. Dan durven ze zich ook opdringen. Beide ouders hebben het beste voor met hun kind, maar uiten het op een andere manier.”
Maes: “Veel hangt af van de houding van de directeur. Hij moet op het juiste moment zeggen: ‘Nu kom je in ons vaarwater. We zullen binnen ons team bespreken wat je hier vertelt. Nadien koppel ik dat terug naar jou.’ Ouders mogen natuurlijk wel hun bezorgdheden uiten, maar de directeur moet duidelijk de lijn trekken.”
Kuppens: “Een goede directie houdt de vinger aan de pols. Die spreekt de ouders spontaan aan en weet wat er leeft. Dan ga je vanzelf weinig te maken krijgen met dreigende ouders.”
“Ouders kiezen voor het pedagogische project van onze school. Zij moeten zich aanpassen, niet wij.” (Frederik, 47 jaar)
Maes: “We vinden dat leerlingen zichzelf moeten kunnen zijn op school. Waarom trekken we die lijn niet door naar ouders? Als je weet dat een gesprek veel vlotter loopt als je de ouders in een gemeenschappelijke taal aanspreekt, dan begrijp ik niet waarom je volhardt en Nederlands blijft praten. Empathie blijft een belangrijke voorwaarde in sociale relaties, ook met ouders.”
Kuppens: “Het uitgangspunt is: hoe kunnen we samen zorgen voor de beste vorming? Natuurlijk mag een school eisen stellen aan ouders. Benadruk dat ze de schoolagenda dagelijks moeten opvolgen, dat je het rapport enkel persoonlijk bezorgt … Wanneer ouders voelen dat dit in het belang is van hun kind, zullen ze zeker hun best doen.”
Van Crombrugge: “Ouders aanvaarden zeker dat een school verwachtingen formuleert. Ze storen zich er wel aan dat die pas duidelijk worden tijdens het schooljaar, vaak pas wanneer het misloopt. Het is dus belangrijk om duidelijk te communiceren. Dat kan tijdens een ouderavond, maar je kan ze net zo goed opbellen of een e-mail sturen. Waarom ga je niet op huisbezoek? De meeste ouders zien dit niet als inmenging, integendeel. Ze zullen je betrokkenheid net appreciëren.”
Dit vragen ouders:
Een respectvolle houding vanuit het schoolteam: ouders zijn partners, geen tegenstanders.
Liever meerdere informele momenten in plaats van één officieel oudercontact.
Een ‘duidelijke’ schoolomgeving: gezellig aangeklede contactruimtes, goede bewegwijzering …
Laagdrempelig taalgebruik zonder schooljargon.
De mogelijkheid om te participeren, maar zonder morele druk.
Bron: Klasse 6/11/13
http://www.klasse.be/leraren/39251/...ig-overbezorgd/
Commentaar: Ik vind dat de leerkrachten hier soms wel een punt hebben. De ouders leren hun kinderen soms andere methoden aan die niet altijd even correct blijken te zijn. Dit is voor elke leerkracht denk ik toch wel een punt van frustratie. Er kruipt heel veel moeite in om dit de leerling dan weer af te leren en een juiste verklaring te geven waarom het fout is. Toch beschouw ik het positief dat de ouders hun kinderen helpen met hun huiswerk. Dit kan een leuk familiemoment zijn. Maar de ouders moeten misschien beter geïnformeerd worden over hoe en in welke maten ze mogen helpen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de ouder het huiswerk maakt voor het kind. Maar het kan toch wel helpen om het kind te stimuleren. Misschien moeten scholen een eenmalige cursus inlassen over hoe ouders hun kinderen het beste bijstaan.