De flaters van de Koninklijke Musea
De flaters van de Koninklijke Musea
Qua slecht nieuws zijn we van de Koninklijke Musea in Brussel wel wat gewend, zegt Jan Van Hove. Maar de sluiting van een tentoonstelling van Vlaamse Primitieven na waterinsijpeling slaat alles.
Het transport van fragiele middeleeuwse schilderijen op hout is een hachelijke onderneming. Musea lenen deze broze schatten niet graag uit. Dat er niettemin een honderdtal panelen uit de omgeving van Rogier van der Weyden werd uitgeleend voor een tentoonstelling in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, was een zeldzame gebeurtenis. De grote kunsttempels van Washington, Sint-Petersburg en Berlijn stonden stukken af. Zelfs uit Melbourne werd een kostbaar drieluik overgevlogen.
Terwijl deze onschatbare schilderijen in de ondergrondse afdeling van de Koninklijke Musea geëxposeerd waren, werden op het Museumplein werken uitgevoerd. Daarbij werden gaten geboord in het dak pal boven de zalen waar De erfenis van Rogier van der Weyden stond opgesteld. Kort nadien werd waterinsijpeling in de zalen geconstateerd. Het museum besloot de tentoonstelling te sluiten om te voorkomen dat de middeleeuwse kunstwerken schade zouden oplopen.
Die sluiting betekent een internationale blamage voor onze musea. Dat een ensemble van dit niveau gepresenteerd wordt in zalen die niet waterdicht zijn, is onbegrijpelijk en onvergeeflijk. Dat kwetsbare kunstwerken die van heinde en verre naar Brussel gekomen waren, al na enkele weken worden teruggestuurd, is onuitgegeven.
Zware fout
De gaten in het dak werden geboord door een externe firma, die in opdracht van de Koninklijke Musea de zogeheten ‘lichtput’ op het Museumplein met een spandoek moest afsluiten om het daglicht uit de ondergrondse museumzalen te houden. Dat de Koninklijke Musea niet beter toezagen op de werken, is een zware fout.
Het is niet de eerste keer dat in de Koninklijke Musea geblunderd wordt. In 2009 liepen meer dan achthonderd schilderijen in het depot van het museum schade op omdat de luchtvochtigheid te hoog was. Ook toen werd aangevoerd dat de zorg voor de klimaatregeling was toevertrouwd aan een externe firma. Over de zaak wordt nog steeds geprocedeerd.
Uit beide voorvallen kan je alleen maar afleiden dat het museum de externe firma’s die in het gebouw actief zijn, onvoldoende controleert. Hierdoor komen essentiële opdrachten van elk museum, zoals een goede bewaring en presentatie van het kunstbezit, in het gedrang.
Uit de Koninklijke Musea in Brussel kwamen de jongste jaren geregeld slechte berichten. Toptentoonstellingen die waren aangekondigd, werden afgeblazen. Een complete vleugel van het museumgebouw is al jaren gesloten voor de verwijdering van asbest. Bovendien joeg het museum een groot deel van de kunstwereld tegen zich in het harnas door de sluiting van de afdeling moderne kunst, zonder dat er in vervangende huisvesting werd voorzien. Daardoor schiep het museum, allicht ten onrechte, zelf het beeld dat het geen hart heeft voor moderne kunst.
Hoewel alle troeven aanwezig zijn, is Brussel geen museumstad. Zowel de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten als die voor Kunst en Geschiedenis bewaren prachtige collecties met stukken van wereldklasse, van Egyptische kunst tot schilderijen van Bruegel en hoogtepunten van de art nouveau. Maar beide instellingen kampen met verouderde gebouwen, onvoldoende middelen en een weinig aantrekkelijke presentatie.
Op Europees niveau zijn de Brusselse musea het zwakke broertje. Een Vlaamse kunstenaar die onlangs de gerenoveerde musea in Amsterdam bezocht – het Rijksmuseum, het Stedelijk en het Van Gogh Museum – zei achteraf dat hij in Nederland het gevoel had op een andere planeet te komen. De federale overheid die voor de grote Brusselse musea verantwoordelijk is, staat voor de keuze: ofwel werkt ze een betere beheersstuctuur uit en een masterplan voor broodnodige renovaties, ofwel knoeit ze verder.
Blog DS, 23-11-2013 (Jan Van Hove)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|