Enkele post bekijken
  #1  
Oud 18th October 2013, 00:02
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Lightbulb Barsten in ons sociaal model

Barsten in ons sociaal model


Alle Kinderarmoedefondsen en Europese doelstellingen ten spijt slagen we er maar niet in structureel armoede weg te werken. Au fond komt dat omdat er problemen zijn met ons sociaal model, schrijft Bea Cantillon. Alleen een betere verdeling van de welvaart kan soelaas bieden. De kern van het probleem zit hem in de ontoereikendheid van lagere lonen en daarvan afgeleide uitkeringen als enig inkomen in het gezin. Die inkomens moet je optrekken, en dat kan alleen lukken met lagere lasten en hogere kinderbijslag.



Als onderzoek naar armoede één ding geleerd heeft, dan wel dat de welvaartsstaten er al meer dan drie decennia – dus ook vóór de crisis – niet meer in slagen om de inkomensarmoede terug te dringen. We zijn nochtans veel rijker geworden, de werkgelegenheid is fors gestegen en de sociale uitgaven zijn hoog gebleven. Maar vergeleken met de algemene welvaart ligt het niveau van vele sociale minima vandaag lager dan in het begin van de jaren tachtig. De armoede onder gezinnen die sterk afhankelijk zijn van de sociale zekerheid is toegenomen. De taart werd groter, maar raakte niet beter verdeeld.

Het is een evolutie die ook in andere landen wordt vastgesteld, zelfs in gidslanden Zweden en Denemarken. Dat die trend zo universeel is en zo lang blijft aanhouden, is veelzeggend. Niet alleen voor een omgeving die weerbarstiger is geworden door de globalisering en technologische veranderingen, maar ook voor de inherente problemen van ons sociaal model.

Armoedereductie berust op pre-distributie en re-distributie. Predistributie verwijst naar de regulering van de markt (bijvoorbeeld door wettelijke minimumlonen) en naar acties die tot doel hebben om mensen economisch weerbaar te maken (door sociale investering, scholing, gezondheidszorgen, actief arbeidsmarktbeleid). Redistributie verloopt via de sociale zekerheid, de fiscaliteit en door het goedkoop beschikbaar stellen van collectieve goederen en diensten zoals onderwijs. Dit model verbindt vrijheid met solidariteit en solidariteit met wederkerigheid. Het zorgt tot op vandaag voor een billijke verdeling van de welvaart. Het is ook een sterke buffer gebleken tegen economische, sociale en demografische schokken. Het moet dus gekoesterd en verdedigd worden. Het feit dat we al geruime tijd geen vooruitgang meer boeken dwingt ons echter ook tot een kritische reflectie.


Mattheuseffecten

Waar loopt het fout? Ten eerste slaagt het activeringsbeleid er maar niet in het aantal gezinnen waar niemand aan het werk is terug te dringen. Zelfs in de goede jaren vóór de crisis bleef het aandeel werkarme gezinnen stabiel op ongeveer 10 procent. De tewerkstellingsgroei is vooral werkrijkere gezinnen ten goede gekomen. Dat is zeer problematisch als je weet dat lagere lonen (en zeker de daarvan afgeleide vervangingsinkomens) als enig inkomen structureel ontoereikend zijn voor gezinnen met kinderen.

Ten tweede, komt de redistributie voor maar een zeer beperkt deel méér de armen ten goede dan de rijken. Van het geheel van de sociale uitgaven vloeit naar schatting maar 22 procent naar de 20 procent armste gezinnen. Voor de 20 procent rijkste gezinnen is het voordeel weliswaar minder groot, maar het bedraagt toch nog zo’n 18 procent. Dat heeft zeker te maken met inefficiënties. Maar de problemen zijn ook structureel van aard.

De toename van het aantal werkrijke gezinnen waar met twee gewerkt wordt, heeft nieuwe behoeften doen ontstaan. Maar het budget dat wordt vrijgemaakt voor kinderopvang, dienstencheques of tijdskrediet komt meer ten goede aan hogere inkomensgroepen. Hier spelen belangrijke mattheuseffecten. Omgekeerd staat de bescherming tegen sociale risico’s die sterk samenhangen met armoede (zoals langdurige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid) onder voortdurende druk. Bovendien is er weinig ruimte om de bodem van de welvaartsstaat substantieel op te tillen, tot aan de armoedegrens. Het inkomen voor een bijstandsgezin met twee kinderen ligt 35 procent lager dan de armoedegrens. Als dat inkomen via de bijstand zou worden opgetrokken tot de armoedegrens, zou het 22 procent hoger liggen dan het minimumloon, waardoor een aanzienlijke werkloosheidsval zou ontstaan. Hoewel er voor sommige gezinstypes zeker nog marge is voor verbetering, schurken de meeste sociale minima aan tegen de minimumlonen wat weinig perspectieven biedt op substantieel betere inkomens. Ook in andere landen kijken de minima aan tegen gelijkaardige ‘glazen plafonds’.

Ons sociaal model stuit dus op (her)verdelingsgrenzen die het moeilijk, zo niet onmogelijk, maken om de armoede substantieel terug te dringen. Die grenzen worden overigens onvoldoende (h)erkend door beleid en onderzoekers. Het systeem riskeert zich bovendien meer en meer tegen de armen te keren: omdat het beleid faalt, worden de armen in toenemende mate zélf verantwoordelijk gesteld voor hun achterstelling. Ze moeten almaar meer terugvallen op voorwaardelijke uitkeringen, op sociale projecten in de marge en op caritatieve hulpverlening, zoals onder meer de toename van voedselbanken in België en elders in Europa aantoont. De welvaartsstaat dreigt voor hen dus minder vrij, minder sociaal en minder zeker te worden.


Nederlandse model werkt beter

De beleidsagenda’s achter de ambitieuze (maar vrijblijvende) Europese en Vlaamse doelstellingen zijn ontoereikend. Er moet verder gegaan worden dan de heersende remedies van meer groei, meer activering, meer efficiëntie en meer ‘innovatie’. Er moet radicaal gekozen worden voor een betere verdeling van de welvaart. Dat begint bij de verdeling van arbeid: het Nederlandse model, waarbij partners veel vaker deeltijds werken, lijkt sterker te presteren dan het Belgische model, met het typische voltijds werkende koppel – wat voor veel laaggeschoolden en uiteraard eenoudergezinnen niet haalbaar is.

Omdat de kern van het probleem in de ontoereikendheid van minimumlonen voor gezinnen met kinderen zit, moet de hele onderkant van het loongebouw worden opgetild. Dat kan alleen door een drastische lastenverlaging die gecompenseerd moet worden met een verruiming van de herverdelingsbasis. Die bestaat nu vooral uit arbeidsinkomens, die amper de helft uitmaken van het nationale inkomen. Vermogensinkomens moeten daarom volop in het herverdelingsproces worden ingezet. Daarvoor is Europese samenwerking nodig en bindende onderlinge afspraken over minimumlonen. Een betere verdeling veronderstelt ook dat in de fiscaliteit opnieuw rekening wordt gehouden met de draagkracht van het gezin, volgens het motto ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’. We moeten tot slot ook meer inzetten op tussenkomsten die gericht zijn op de kosten van huishoudens, zoals de kosten van een kind of de kosten voor de gezondheidszorgen, de huisvesting en de algemene nutsvoorzieningen. Kinderbijslagen en huurtoelages zijn belangrijke, maar onderbenutte hefbomen van armoedebestrijding.


DS, 17-10-2013 (Bea Cantillon)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden