Tuinen openbaren nachtelijke schoonheid
Auteur: Cathy Newman Fotograaf: Diane Cook
In de nacht ruiken bloemen het lekkerst en openbaren tuinen hun ongekende schoonheid.
In het donkere schouwspel van een tuin bij nacht draait alles om geurende avondbloemen als jasmijn, tuberoos en gardenia, iriserende scarabeeën en nachtpauwogen met lichtgroene vleugels. De maan verlicht het toneel met geleende stralen van de zon. En zoals dat bleke schijnsel een reflectie is, zo nodigt ook de nachttuin uit tot reflecteren. Naar de maan is het, anders dan naar de zon, aangenaam turen. Het maakt een mens lyrisch: we kijken diep melancholiek of vol verwondering rond in een nachtelijke wereld waarin planten niet naar de zon reiken maar naar een fonkelende diadeem van sterren.
Kleur is van weinig belang in een nachttuin. Bij afnemende maan verandert het vurigste rood en oranje in een monochromie door de werking van het oog. Het netvlies is bezaaid met kegeltjes en staafjes. De staafjes registreren de lichtsterkte en nemen zelfs het kleinste sprankje licht nog waar. Maar de kegeltjes, die kleuren onderscheiden, hebben een hogere lichtdrempel, en daardoor ziet iemand bij maneschijn geen kleur. (Dat bijgaande foto’s wel kleur hebben, komt door de langdurige belichting en doordat de sensor van een digitale camera gevoeliger is dan het netvlies.)
Wetenschap is leerzaam, maar soms ook ontnuchterend. Het avondparfum van de bloemen blijkt gewoon een lokmiddel. “Tuinen geuren ’s avonds sterker dan overdag omdat de meeste nachtelijke bestuivers slecht zien en vooral hun reukzin gebruiken om de bloemen te vinden”, zegt John Kress, botanisch conservator van het National Museum of Natural History van het Smithsonian Institution in Washington. De nachtbloeiers en hun bestuivers vormen een wereld op zich, die is ontstaan in een zorgvuldig selectieproces van miljoenen jaren. Bestuivers die bij daglicht actief zijn, zoals vlinders, vogels en bijen, gaan af op de visuele signalen van felle kleuren, terwijl de nachtploeg van kevers en motten zich laat leiden door lekkere luchtjes, de glinstering van witte blaadjes of, in het geval van echolocatie bij vleermuizen, de vage contouren van bloemen.
Genoeg theorie. Het is veel leuker om in gedachten rond te dolen door het Paviljoen van Maan en Wind in de Tuin van de Visnetmeester in het Chinese Suzhou, of door de White Garden van Vita Sackville-West bij het Sissinghurst Castle in Engeland, met zijn witte waas van tulpen, lelies, anemonen, klokjes, roomkleurige riddersporen en hybride theerozen (White Wings en Iceberg). Ze had de bloemen geplant, schreef Sackville-West, in de hoop dat “de grote, spookachtige torenuil stilletjes in de schemering door een bleke tuin zal vliegen”. Je kunt ook teruggaan in de tijd en je wanen in een lusthof van de Mogols, die koel wordt gehouden met het klaterende water uit marmeren fonteinen en wordt overschaduwd door bomen vol citrusfruit en granaatappels bestreken door de maneschijn, zoals in de beroemde tuin van Shalimar in Noord-India.
Het woord ‘paradijs’ is afgeleid van het Oudperzische woord pairidaeza, een ommuurde tuin. “Het paradijs dat de Koran belooft,” schrijft architectuurhistorica Elizabeth Moynihan, “bestaat uit geterrasseerde tuinen, de ene nog mooier dan de andere.” Het openluchtpaleis van een islamitische tuin was letterlijk en figuurlijk het paradijs op aarde, waar men wijn dronk uit zilveren kannen, meloenen uit Kabul at en luisterde naar poëzie.
“Hoe onbereikbaar en gesloten de ziel van de islam ook blijft,” noteerde de Franse schrijver Vicomte Robert d’Humičres begin twintigste eeuw na een bezoek aan de broer van de maharadja van Jammu en Kasjmir, “we zijn een beetje in de buurt gekomen op die avond tussen de fonteinen en de nachtbloesems in de tuin van Shalimar, in het heldere licht van de volle augustusmaan hoog boven de sneeuw van het Tibetaanse grensgebied.”
Wie in een tuin het paradijs hoopt terug te vinden, heeft ’s nachts de meeste kans van slagen. Het verval dat de zon genadeloos blootlegt, wordt verdonkeremaand. De verwelkte bloem, het dorre blad, de rotte tak: ze worden door de schaduw opgeslokt. Wat blijft, is de illusie van perfectie, verzilverd door de sterren, verguld door het maanlicht.
Bron:
http://www.nationalgeographic.nl/ma...ijke-schoonheid
Mening:
Dit artikel geeft weer aan wat voor inventieve en vindingrijke organismen hier op de aarde leven. Als we aan bloemen denken, denken we vaak enkel aan pracht en praal, kleuren,... maar natuurlijk ook aan geuren. Dat de nachtbloemen die geur als enige lokmiddel gaan gebruiken voor de verstuiving is een prachtig voorbeeld van de evolutie. Verder is de uitleg over waar dat de benaming Paradijs vandaan komt, ook zeer interessant. Dat het hier gaat over een ommuurde tuin en dat dit dan ook wordt geloofd door de moslims, is een interessant gegeven. Verder wordt er nog gezegd in het artikel dat je het paradijs sneller in de nacht zal vinden, in een tuin met nachtbloeiers dan overdag. De maan biedt om mysterie en laat ons fantaseren over wat we nu juist zien en wat niet. We proberen andere zintuigen te gebruiken dan enkel de ogen.
Ik wil hier nog afsluiten met een quote uit de tekst, die ik prachtig verwoord vind en duidelijk maakt wat de kracht van de maan is en kan zijn.
Citaat:
Het verval dat de zon genadeloos blootlegt, wordt verdonkeremaand. De verwelkte bloem, het dorre blad, de rotte tak: ze worden door de schaduw opgeslokt. Wat blijft, is de illusie van perfectie, verzilverd door de sterren, verguld door het maanlicht.
|