Zonde
Zonde
BIECHTVADERS wachten in deze tijd tevergeefs op rouwmoedige zondaars. Vlaanderen biecht niet meer, of nog niet, zullen optimistische heteroseksuele seminaristen misschien zeggen. Erg natuurlijk, want op die manier blijft elke vorm van ontsporing, van schuinsmarcheerderij tot moord, zonder vergiffenis.
Zondig zijn wij ondertussen wel, ik moet het u niet vertellen. Het kwaad is van alle tijden. Nieuw is dat wij, anders dan weleer, ervan genieten zondaars te zijn. Wij voelen ons opgelucht, want we mogen zondigen zonder biechten. Wijst dat gevoel op normvervaging? Ik zou denken van niet. Mensen maken doorgaans zelf wel het onderscheid tussen allerlei pietluttigheden, die vroeger al gauw zondig heetten te zijn, en het echte kwaad, dat overal de kop kan opsteken, maar doorgaans toch minder in bedden en badkamers dan kerkgenootschappen voor lief nemen.
Kerken hebben het met het afgrenzen van goed en kwaad vaak moeilijker dan particulieren. Neem nu de Nederduits Gereformeerde Kerk tijdens het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Seks voor het huwelijk was een gruwel waaraan niemand dorst te denken, terwijl rassenongelijkheid volledig in orde was, steun vond in de Bijbel, zo leek het toch. Met alle sympathie voor kerken, hier geldt de regel: hoed u voor professionals. Zoals je een zakenkabinet best niet een land laat besturen, is het alleen maar bevrijdend dat het niet de kerken zijn die bepalen wat goed is en wat kwaad. Laat zoiets aan liefhebbers.
Amateurs hebben trouwens iets aandoenlijks, wanneer ze het kwade belichten. BV's, doorgaans de belichaming zelve van de falende mens, worden te pas en te onpas bestookt met vragen over hun omgang met de zeven hoofdzonden. In de antwoorden zit een stramien. Zo noemt geen enkele BV zichzelf gierig. Nooit zegt iemand: ik bijt elke frank in twee. Of: schraapzucht is mijn handelsmerk. Integendeel, iedereen herhaalt telkens weer dat geld geen enkel belang heeft. Moet wel, anders vermindert je sex appeal. Maar geldzucht bedreigt de Vlaming wel degelijk, precies daarom beweert hij er volkomen immuun voor te zijn.
Ook afgunst, jaloezie, is een hoofdzonde waarmee je best niet te koop loopt. Ze heeft iets kleinburgerlijks, terwijl de bekende Vlaming nu juist een nonchalante wereldburger moet zijn. Ondertussen vergaat hij van jaloezie. Helaas, helaas. Want wat is er leuker dan het welslagen van je vrienden? Het stelt een mens in de gelegenheid mee te genieten, gratis champagne te drinken, van een duurder merk bovendien dan het succesnummer in eenzaamheid tot zich pleegt te nemen. Want een echte Vlaming savoureert zijn glorie niet zonder gêne.
De doorsnee BV is naar eigen zeggen niet gierig en niet jaloers. Welk gebrek durft hij dan wel toe te geven? De geliefde ondeugd van de Vlaming is zijn luiheid. Hij doet niets. Hij verzet geen poot. Hij ligt graag heel lang in bed, als het moet zelfs alleen, als hij maar niet hoeft op te staan. Want, denkt hij, wie lui is, is aantrekkelijk. Merkwaardig is nu dat BV's in werkelijkheid vaak gierig en jaloers zijn, wat ze dus ontkennen, maar zelden lui. Integendeel, ze werken zich te pletter. De grote beroemdheid die hen ten deel valt, is de vrucht van noeste arbeid. Wanneer zij zich lui voordoen, liegen zij gewoon. Het zij zo.
Kwalijker is dat die openlijk beleden luiheid in feite een vorm van pretentie is. Een bekende persoon die zichzelf lui noemt, zegt eigenlijk indirect dat hij briljant is. Want ofschoon hij nooit een klap heeft uitgevoerd, is het hem toch maar gelukt roem te vergaren. Dat kan alleen maar wanneer het gebrek aan inzet wordt goedgemaakt door ondraaglijk veel talent, door pure klasse, door een vleugje genialiteit waar wij Vlamingen een patent op hebben. Kortom, wie zich als coryfee schaamt om zijn luiheid, doet eigenlijk iets geheel anders: hij verheerlijkt zijn eigen talent. Zoals een student die geen boek ter hand neemt, maar slaagt met de grootste onderscheiding.
Lui is de Vlaming allerminst. Hij gaat vooral gebukt onder de gebreken die hij niet toegeeft te bezitten, zoals een vleugje afgunst en een in nederigheid gehulde zelfoverschatting.
Maar het ergste moet nog komen. Kwalijker dan onze gebreken zijn onze deugden. Daarover bestaat te weinig wetenschappelijk onderzoek. Zo lopen wij hoog op met onze ernst. Politici vonden het begrip vlotte ernst uit, gepensioneerde rectoren verheerlijken het academische sérieux. Helaas heeft al die ernst doorgaans weinig te maken met het vermogen om naar de diepte van de dingen te gaan, maar alles met het ontbreken van elke zin voor humor, nochtans de negenproef om tot het bestaan van enige intelligentie te kunnen besluiten.
Mijn eigen gebreken? Als ik zeg er geen te hebben, klink ik pretentieus. Belaad ik mij met alle zonden van Israël, dan ben ik het pas echt. Daarom zwijg ik. Dat doe ik helaas te weinig.
Rik Torfs is hoogleraar kerkelijk recht. ,,Het hellend vlak'' verschijnt tweewekelijks op donderdag.
DS, 27-10-2005 (Rik Torfs)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|