(Een aanvulling op onderstaand artikel. Hier vooral gericht op de kennis van het Nederlands)
Slordig onderwijs is sociaal onrecht.
Overschot van gelijk hebben ze, Kurt Monten en Jan Swerts. Het onderwijs heeft geen zin als het niet dient om kennis over te dragen. Het is lichtzinnig om uit het hoofd leren af te doen als een saaie en nutteloze bezigheid. Het onderwijs moet integendeel dat vermogen van jonge kinderen zoveel mogelijk benutten. Kenniselementen zijn als zovele bouwstenen waarop je latere ontdekkingen en inzichten en redeneringen kan vestigen. Als die bouwstenen er niet zijn, zal het veelgeroemde internet wel een vloed van (echte en valse) weetjes, maar geen kennis en inzicht verschaffen.
Als jonge mensen in een lerarenopleiding niet in staat zijn de Atlantische Oceaan op een wereldkaart aan te wijzen, dan zegt dat alarmerend veel over het niveau van ons lager en middelbaar onderwijs – uitzonderingen niet te na gesproken.
‘Ik zien a gèren'
Een belangrijke factor daarin is de heilloze onderschatting van taalonderwijs. Je mag van de kinderen niet meer vragen dat ze nog spraakkunst beheersen, en dat ze nog correct schrijven en spreken. Belangrijker is dat ze leren ‘communiceren'. De vorm heeft niet zoveel belang ‘als de boodschap maar overkomt'. Wel ja, waarom dan maar niet meteen alle liefdespoëzie afschaffen, en de boodschap beperken tot ‘ik zien a gèren'?
Breder gezien is het gewoon onzin de vorm en inhoud te willen scheiden. Men kan niet denken zonder woorden, en niet genuanceerd denken zonder een genuanceerde taal. ‘Taal is een handschoen die strak om de huid van de inhoud zit', zei Godfried Bomans terecht, die woordkunstenaar die meesterlijk het hele palet van de taal bespeelde, van lichtvoetige ironie tot filosofische ernst. Dat geldt niet alleen voor de zogenaamde menswetenschappen. Ook voor wetenschapslui geldt dat ze maar echt begrijpen waarmee ze bezig zijn als ze hun werk in een klare taal kunnen toelichten, en zich niet verschuilen achter een duister jargon.
Het is dan ook een schande dat onze scholen nog zo weinig aandacht besteden aan taal. Leraars mogen wel punten aftrekken als in een test Nederlands taalfouten staan. Maar als testen over geschiedenis of aardrijkskunde of welk vak ook wemelen van de taalkemels, dan mag daar niet het rode potlood door. Boodschap: Nederlands hoef je alleen in de taalles min of meer correct te gebruiken, daarbuiten heeft de taal geen enkel belang.
Die verwaarlozing heeft naast een opvoedkundig ook een verstrekkend maatschappelijk belang. De school levert daardoor burgers af zonder weerwerk tegen de al of niet valse profeten ‘die het goed kunnen zeggen'.
Geboorte en klasse
Ten slotte, en vooral, is verloedering van het onderwijs een sociaal onrecht. Kinderen uit een gecultiveerd milieu zullen thuis wel krijgen wat de school niet meer geeft: een mooie taal, kennis, belangstelling voor boeken, kunst, voor de boeiende ontdekkingsreis die het verwerven van kennis en inzicht is – of hoort te zijn.
Er zijn echter veel gezinnen – zowel autochtone als allochtone – waar de ouders zelf niet in staat zijn goed Nederlands te spreken, waar geen boek of krant in huis komt, waar niet naar documentaires, reportages of debatten op tv gekeken wordt. Als die kinderen op school niet geprikkeld worden, niet de nieuwsgierigheid en de passie voor kennis en voor leren krijgen, dan versterkt de school de verschillen van geboorte en klasse in de plaats van ze te corrigeren. En dat laatste is toch de grondslag van het veralgemeend en verplicht onderwijs? De lat laag leggen in het onderwijs is dan ook een grof sociaal onrecht, in de eerste plaats ten aanzien van begaafde kinderen uit bescheiden milieus
Bron: http://www.standaard.be/artikel/det...action_ref_map=[]
Mening: Het toeval dat ik op dezer dagen met mijn neus in de cursus vakdidactiek Nederlands zit. Zoals in dit artikel al eerder werd vermeld, wil men dat communicatie belangrijk wordt. Zinsontleding en woordbenoeming hoeft niet meer! Als leerlingen in een boodschap kunnen aanduiden over wie het gaat en wat er over dit onderwerp gezegd wordt, is dit voldoende. Leerlingen komen uit het basisonderwijs met deze kennis: O + gezegde. Als toekomstig leerkracht word je er vaak op gewezen, tijdens stagelessen, dat je er niet zomaar mag vanuit gaan dat de leerlingen van je klas een "lijdend voorwerp kennen". Het is dus nodig dat de leerkrachten secundair onderwijs alle "basis" termen op zich nemen, vooraleer zinsontleding kan plaatsvinden. Leerlingen hebben deze taalbeschouwing nodig om onder andere vreemde talen aan te leren.
Taalbeschouwing is voor vele leerlingen moeilijk omdat dit abstract denken vraagt. Het is nu eenmaal zo dat de ene leerling dit beter kan dan de andere. Maar wil dit dan zeggen dat we de leerlingen minder gaan moeten aanleren? Het is wel zo dat via authentiek materiaal de betrokkenheid van de leerlingen hoger zal liggen, maar garandeert dit goede resultaten? Ik ben wel een voorstander om zinnen in een context te gebruiken, anders is het nog abstracter voor de leerlingen!