Gilles Kepel analyseert Al Qaeda
’Moslims willen een weerwoord’ - Gilles Kepel analyseert ideologie van Al Kaida
Hij doet onderzoek, adviseert de Franse regering en debatteert in het Arabisch op Al Jazeera. Gilles Kepel, vooraanstaand islamdeskundige, heeft een boodschap die niet alle moslims behaagt, maar ook niet alle Europeanen. Hij ziet de openheid onder moslims groeien.
’Ik ben een koorddanser”, zegt Gilles Kepel, politicoloog, filosoof, arabist en auteur van een reeks boeken over het ingewikkelde mozaïek van radicale en minder radicale stromingen binnen de islam, met als specialisme Europa.
Hij is een van Frankrijks topexperts en is in Nederland voor de promotie van zijn boek ’Oorlog in het hart van de islam’. De slopende dag begon bij de Franse ontbijt-tv. Er volgde een reeks interviews en een bijna gemiste vlucht naar Amsterdam.
Steeds dieper zinkt hij weg in een stoel in zijn hotel aan een van de Amsterdamse grachten, ooit door Camus vergeleken met de kringen van de hel. Bekaf is hij, elke gedachte aan een variété-act lijkt absurd, maar toch, wat bedoelt hij met koorddanser?
Hij wil, legt hij uit, twee valkuilen vermijden: „Er zijn islamdeskundigen, die vijandig staan tegenover alles wat moslim is. Anderen vinden juist alles goed, ze durven geen kritiek te leveren uit angst om voor racist te worden uitgemaakt. De eerste categorie wordt gehaat in de moslimwereld, de tweede geminacht.”
Bij geen van beide groepen wil hij horen: „Er zijn collega’s, die denken dat je concessies moet doen, omdat je daardoor gemakkelijker toegang krijgt. Maar dat werkt als een boemerang want je wordt oninteressant voor je gesprekspartners.”
„Ik zorg ervoor dat ik in het Arabisch hetzelfde zeg als in het Frans of Engels. Ik trek niet per taal een ander gezicht. Eerlijkheid is belangrijk.”
Hoe is zijn boek ontvangen in de moslimwereld, binnen en buiten Frankrijk? Hebben moslims er wel op gereageerd? Want soms krijg je de indruk dat de ’islamdiscussie’ vooral over en zonder moslims wordt gevoerd.
Kepel: „Mijn boek is in het Arabisch vertaald en ik heb erover gediscussieerd op de tv-zender Al-Jazeera, in het Arabisch. Het is onderdeel van het Arabische publieke debat geworden. Ik vind dat, als je tientallen jaren als onderzoeker met de islam bezig bent geweest, je je in discussies moet mengen, ook in de samenlevingen waarover we praten. Je kunt je niet beperken tot de academische wereld.”
„We leven in Europa onder de dreiging van terrorisme”, vervolgt hij. „We zijn allemaal potentiële slachtoffers. We hebben geen keus, we moeten ons verzetten met onze ideeën. Ideeën, intellectuele ontwikkeling, dat is de beste verdediging. Terreur is niet alleen geweld, het is ook lafheid tegenover terreur. Als je bang wordt dan heeft terrorisme gewonnen, ook al heeft het je nog niet getroffen.”
Kepel is verbonden aan het Institut d’Études Politiques in Parijs. Hij leidt daar het postdoctorale programma over islam en het Midden-Oosten.
De belangstelling van moslims voor zijn werk bleek bijvoorbeeld dit jaar, toen er imams bij hem gingen studeren en een vrouw, die een hoge positie inneemt bij de militante Moslimbroeders. Kepel: „Dit is een interessante tijd. Vroeger was je verdacht als je Arabisch sprak zonder je tot de islam bekeerd te hebben. Maar nu is er een verlangen om kennis te verwerven. Zelfs militanten beschouwen kennis van oriëntalisten niet meer als waardeloos.”
Volgens hem hebben de moslims de regels van de globalisering geaccepteerd. Ze erkennen de openheid van het virtuele tijdperk, vinden het niet meer erg dat ze, als ze hun boodschap via Internet verspreiden, weerwoord krijgen.
Via een student kreeg hij een compliment van een oerconservatieve salafitische imam in Saoedi-Arabië. „Ik ben het met hem oneens”, zei de geestelijke. „Maar ik wil met hem discussiëren.”
Hij geeft een ander voorbeeld van toegenomen openheid. In de jaren tachtig onderzocht hij de islam in de Parijse voorsteden. Bij de verschijning van zijn boek daarover overheersten gemengde gevoelens. Radicale moslims vonden dat hij dingen liet zien, die zij verborgen wilden houden.
Kepel kreeg zelfs doodsbedreigingen. Maar bij zijn laatste boek bleven die uit. „Ik denk ook doordat ze me in het Arabisch op Al-Jazeera hebben horen discussiëren. Dat geeft ze het gevoel: die man heeft in elk geval zijn best gedaan. Laten we eens kijken wat hij te zeggen heeft.”
Alle terreurdreiging ten spijt vindt Kepel, dat zijn onderzoekswerk nu gemakkelijker is dan tien jaar geleden. Hij ervaart weinig vijandschap, wel veel nieuwsgierigheid: „Misschien ook omdat ik binnen de moslimgemeenschap een publieke figuur ben geworden.
Een Parijse taxichauffeur van Noord-Afrikaanse komaf had hem op Jazeera gezien en vond het prachtig om hem te rijden. Kepel: „Moslims gaan gebukt onder hun terroristische imago. Ze willen daarom heel graag praten.”
Kepels boodschap zal niet alle moslims behagen en evenmin alle Europeanen. Hij is een pleitbezorger van de Franse laicité, de strenge scheiding tussen kerk en staat, die verder gaat dan in Nederland. Hij zat in een commissie, die advies uitbracht over het verbod op godsdienstonderwijs op staatsscholen. Van multiculturalisme moet hij weinig hebben: „Het komt erop neer dat je zegt: laat de imam het maar uitzoeken, wat kan het ons schelen.”
Maar maakt het wel zo veel uit of een land het multiculturalisme aanhangt of de strakke laicité van de Fransen? Frankrijk, Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië, alle hebben ze hun eigen integratiebeleid, soms totaal verschillend, maar allemaal hebben ze last van terroristen.
Kepel blijft het Franse model vurig verdedigen: „Het is gebaseerd op gemeenschappelijke waarden, die iemand tot een staatsburger maken. Het legt minder nadruk op etnische of religieuze verschillen.”
„Gelukkig hebben we de laatste tien jaar geen grote aanslagen gehad. Er zijn twee terreurcampagnes geweest, in de jaren tachtig en midden jaren negentig. Na die laatste campagne kwamen mensen, die alles hadden opgeofferd om in Frankrijk een bestaan op te bouwen, in beweging.”
„Ze zagen, dat alles waarvoor ze hadden geploeterd in gevaar kwam door een criminele groep. De afwijzing was massaal. Dat de bommencampagne zich niet verbreidde kwam door de sociale controle van de overgrote meerderheid van de Franse moslims, die seculier is.”
„Terroristen functioneren daarom in Frankrijk moeilijk. De politie heeft 20 jaar ervaring met die groepen en laat zich niet in de luren leggen. We hebben sinds 11 september 2001 in Frankrijk geen grote aanslagen gehad.”
Maar dat geldt ook voor Duitsland en tot deze zomer zelfs Engeland. Heeft het niet eerder met buitenlandse politiek te maken? De aanslagen in Londen en Madrid waren vanwege Irak en niet vanwege integratiebeleid.
Kepel: „In Duitsland zelf zijn geen grote aanslagen gepleegd. Maar vanuit Hamburg zijn wel de aanslagen in Amerika voorbereid.”
In zijn boek legt hij uit dat de Duitsers veel weten over hun grote Turkse gemeenschap maar weinig over de Arabieren in hun land, veel kleiner in aantal. Vanwege de Tweede Wereldoorlog zijn er allerlei wettelijke beperkingen voor de overheid om zich met godsdienstige minderheden te bemoeien. Dat maakt Duitsland voor Arabische extremisten een aantrekkelijke veilige haven.
Ook van de Britse kennis van zaken is hij niet onder de indruk: „De politie daar krijgt voorlichting over de islam van leerlingen van Mawdudi (Pakistaanse ideoloog van de radicale islam, red.).” In zijn boek beschrijft hij het wereldje van radicale predikers uit het Midden- Oosten in Londen, bijgenaamd Londonistan, die tot voor kort vrij spel hadden.
De bommencampagne in Parijs, halverwege de jaren negentig, was georganiseerd vanuit Algiers en Londen, merkt hij fijntjes op.
Hoog geeft hij op van de loyaliteit van de Franse moslimgemeenschap. Hij ziet daarin een vrucht van het Franse integratiebeleid: „Wij beschermen de zwakken, we voorkomen dat radicalen, die meisjes zonder hoofddoek hoer noemen, de scholen gijzelen. Overigens heeft het multiculturalisme niet Mohammed B. kunnen voorkomen.”
Blij was hij met de reacties van Franse moslims op de gijzeling vorig jaar van twee Franse journalisten in Irak. Ook daarin ziet hij bewijs dat het Franse integratiesysteem werkt. Ze waren gegijzeld vanwege het verbod op hoofddoeken en andere religieuze symbolen in openbare gebouwen. De ontvoerders dreigden hen te onthoofden als Frankrijk de wet niet zou intrekken.
Misschien dachten ze hun Franse geloofsgenoten te plezieren maar die gingen juist de straat op om tegen de gijzelingen te protesteren. De hoofddoek verdween van de agenda van de moslimgemeenschap.
De gijzelingen hadden Franse binnenlandse politiek als achtergrond. Maar op extremistische Internetsites speelde ook buitenlandse politiek een belangrijke rol. Bezoekers van forums, onder wie Franse moslims, wezen op de pro-Arabische Franse Midden- Oostenpolitiek en waarschuwden Frankrijk niet tot een vijand te maken, door de gijzelaars te doden. Gaf daarom toch ook in deze kwestie de buitenlandse politiek niet de doorslag?
Kepel: „Misschien behoorden die opmerkingen op internet tot de strategie van Franse moslims, om de gijzelaars vrij te krijgen. Maar hoe dan ook, onze Irak-politiek of onze evenwichtige Midden-Oostenpolitiek is niet de beslissende factor.”
Gilles kepel, ’Oorlog in het hart van de islam’, Contact, Amsterdam, Antwerpen, €39,90 (Engelse versie besproken in Trouw van 4 december 2004)
Kaida: iedereen moet dood
’Al-Qaida dans le texte’, zo heet het nieuwste boek van Kepel, voorlopig alleen nog in het Frans verkrijgbaar. Samen met studenten heeft hij aan de hand van internet de ideologie van Bin Laden en de zijnen bestudeerd.
De Al-Kaida-achtigen beschouwen zich als een besloten groep van ’uitverkorenen’. Ze hebben aan een traditie ontleend dat de islam uit 73 sekten bestaat, waarvan er één, de hunne, zal overleven. Vandaar de bijnaam Al-Taifa Al-Mansoera, ook gebruikt in communiqué’s na aanslagen.
Kepel: „Alle anderen, joden, christenen, maar ook slechte moslims moeten dood. Ook de sjiieten, natuurlijk, die moeten worden gedood.”
Trouw, 26-09-2005
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|