Ontwapen de gewapende vrede
Ontwapen de gewapende vrede
Luc Huyse
Onze nationale grenzen zijn poreus aan het worden, de stadsgewesten rukken op. Is er nog nood aan garanties die uit de vorige eeuw stammen? Moet een staatshervorming niet net de toekomstige uitdagingen aanpakken? Nieuwe grendels, zoals gepland in de nota-Di Rupo, zullen dit onmogelijk maken, vreest socioloog Luc Huyse. We moeten weg van de fetisj om elke communautaire afspraak grondwettelijk te verankeren.
Al meer dan vier jaar, sinds juni 2007, zoekt dit land naar zijn tweede adem. Er is een lange lijst aan te leggen van mogelijke oorzaken voor het gebrek aan succes. Eén ervan steekt boven de andere uit: vanaf de staatshervorming van 1970 tot vandaag zijn de afspraken blijven steken in een gewapende vrede, in pogingen om het wederzijdse wantrouwen te bewerken met in de grondwet verankerde garanties. De achterdocht kleurt zelfs de gebruikte terminologie: vetomacht, alarmbellen, grendelprocedures. Dat patchwork van beschermende maatregelen was lange tijd niet overbodig. De grondwettelijke verbouwing van België was niet alleen een juridisch pokerspel. Het betekende ook dat met de invoering van het federalisme geraakt werd aan decennia oude economische en politieke machtsposities. Het was, zeker in de jaren zeventig, niet duidelijk wie waar zou promoveren of degraderen. De Vlamingen zochten bijkomende zekerheid over hun status in Brussel en over de loop van de taalgrens. Aan de overzijde was er de vrees dat de economische heropleving van Vlaanderen ook de politieke assertiviteit van de regio een boost zou geven. In de praktijk kon dat leiden tot de verzilvering van de numerieke overmacht van de Vlamingen in het nationale parlement. De zucht naar streng verzegelde afspraken is uiteindelijk ontspoord.
Wantrouwen
In de onmiddellijke aanloop naar de herziening van 1970 was de verwachting dat de hervormingen voor beide taalgroepen een win-winsituatie zouden scheppen. Het wantrouwen zou na verloop van tijd wel wijken. De politici lieten zich daarbij inspireren door de evolutie van die andere Belgische breuklijn, de aanvankelijk diepe kloof tussen katholieken en vrijzinnigen. Het schoolpact van 1958, een mijlpaal in die evolutie, was er gekomen na het besef in beide kampen, dat niemand ooit op duurzame wijze een absolute meerderheid in het land zou verwerven. Aan een machtsdeling was niet langer te ontkomen. Het pact zelf was nog getekend door achterdocht. Dat werd deels afgekocht door ferme injecties van overheidsgeld in alle onderwijsnetten. En vanaf 1965 begon aan de twee kanten van de kloof het levensbeschouwelijke draagvlak snel te verzwakken. Er was de ontkerkelijking bij de enen, de afkalving van de strijdlustige vrijzinnigheid bij de anderen. Dat en de verzekerde aanvoer van subsidies hebben de verdamping van de argwaan in gang gezet.
Fetisj
Op het communautaire terrein is de verwachte ontwikkeling er niet gekomen. Integendeel zelfs, in de opeenvolgende staatshervormingen is het vergrendelen van garanties als het ware tot een fetisj opgewaardeerd. Een van de meest ingrijpende gevolgen daarvan heeft veel te weinig aandacht gekregen. Waar afspraken telkens weer grondwettelijk of via een speciale wetgeving in gewapend beton zijn verpakt, verliest het politieke leven de flexibiliteit die nodig is om gepast te reageren op sociale en economische omwentelingen in de brede omgeving. De sociale dynamiek wordt zo gevangen gezet in een gouden kooi van grendels en waarborgen. En dat in een tijdperk waar van alles en iedereen flexibiliteit gevraagd wordt. Dáár zit de zwakste plek van de vaderlandse politiek.
De laatste jaren is de productie van grendels hoofdzakelijk op vraag van de Franstaligen, de demografische minderheid, gebeurd. In de Vlaamse Beweging is dat ervaren als een aanslag op het principe dat in een democratie de meerderheid regeert. Er is zelfs geschreven dat daardoor de democratie bij wet is afgeschaft. Die aanklacht berust op een misverstand. De meerderheidsregel is alleen democratisch te noemen als de minderheid van vandaag, dankzij verkiezingen, morgen de meerderheid kan worden. In België is de Vlaamse regio, gewoon door het gewicht van het bevolkingsaantal, voor eeuwig verzekerd van minstens de helft plus één in het federale parlement. Waar de verhoudingen onwrikbaar zijn omdat zij op onveranderlijke demografische gronden rusten, is algemeen aanvaard dat de zuivere meerderheidsregel geen legitieme manier van werken is. Daarom zijn er hier en elders in Europa methodes ontwikkeld die de demografische minderheid de garantie bieden dat zij beslissingen kunnen tegenhouden tot er een compromis gevonden is. Het probleem is niet dat deze grendels bestaan. Wel dat zij te pas en te onpas worden ingevoerd en voor jaren bevroren.
Cultuurpact
Kan het anders? De levensloop van het cultuurpact van 1972, een late spin-off van het onderwijscompromis van 1958, biedt stof tot nadenken. Dat verdrag was, zegden de politici, een preventieve maatregel die in het cultuurbeleid de discriminatie van katholieken en vrijzinnigen diende te voorkomen. Opnieuw waren alle ingrediënten van een gewapende vrede (alarmbel, gedetailleerde afweging van eenieders rechten op overheidsgeld en mandaten, …) aanwezig. Ook hier is aanvankelijk een en ander misgelopen. Er kwamen klachten die in hun verwoording heel sterk doen denken aan wat vandaag in Vlaams-nationale kringen te horen is. Een voorbeeld. Jan de Groof (van de CVP-studiedienst) schreef in het Nieuw Tijdschrift voor Politiek (1985): 'Via het cultuurpact werd een numerieke meerderheid in sterke mate geneutraliseerd. In een aantal gevallen is zelfs de meerderheid tot een minderheid herleid.' Belangrijker is dat kort daarna in veel ruimere kring het besef groeide dat de kosten van het pact de baten overtroffen. Het cultuurbeleid bleek, zowel op nationaal als op lokaal vlak, ernstige schade op te lopen door de partijpolitieke bemoeienissen die het compromis in het leven had geroepen. Ook nam het aantal klachten over discriminatie gevoelig af. De ontkerkelijking en haar vrijzinnige pendant deden hun werk. In 1995 heeft de Vlaamse Raad, de voorloper van het Vlaams Parlement, daaruit de consequenties getrokken en het cultuurpact van de meeste anomalieën ontdaan. Het wantrouwen is weggeëbd. De band met de maatschappelijke realiteit is hersteld.
De vraag is waarom op het communautaire terrein een gelijkaardig proces achterwege is gebleven. Zelfs de komst van een geheel nieuwe lichting van politici, na de pensionering van de grendelgeneratie (Wilfried Martens en co), heeft de bedrijfscultuur niet omgegooid. Er is anders genoeg reden om dat te doen. De sociale en economische context waarin België en zijn regio's gevat zit, is sinds de jaren zeventig en tachtig, toen de ombouw van de staat begonnen is, compleet gewijzigd. Dat is al zo in eigen huis. België is nu een immigratieland. In Vlaanderen, om bij dit gewest te blijven, is de samenstelling van de bevolking grondig veranderd. Honderdduizenden inwoners hebben geen Vlaamse wortels. Hun inburgering zal van hen geen authentieke Vlamingen maken. In het beste geval worden het Marokkaanse Antwerpenaren of Turkse Limburgers. Wat betekent dan 'de bescherming van de culturele integriteit' van en in Vlaanderen? Is er nog nood aan garanties die uit de vorige eeuw stammen of kan er op een andere wijze gewerkt worden? Wat is dan die 'grondstroom' waar flaminganten met een sprekende onderbuik mee schermen? Dan is er Brussel, dat tussen 1970 en vandaag totaal van bevolkingskleur, van economische en culturele uitstraling in België en van positie in Europa veranderd is, en nog altijd verandert. Afspraken rond dit gewest tot in de details grondwettelijk verankeren, zoals nu opnieuw gepland is, dat moet wel verkeerd aflopen. Brussel is trouwens niet het enige stadsgewest dat in opmars is. De kans bestaat dat de sociale, culturele en economische geografie van het land er binnenkort een zal zijn van met elkaar verbonden stadsgewesten. Wat voor staatshervorming is dan nodig?
Verbouwing
Indrukwekkender zijn de gevolgen van ontwikkelingen in de Europese en de mondiale omgeving. Dossiers die nu nog Belgisch kleuren en op de onderhandelingstafel liggen, zullen in de (nabije) toekomst een dwingende Europese behandeling krijgen. De kwestie van het Minderhedenverdrag, bijvoorbeeld, hoort daar heel waarschijnlijk bij. Maar er is meer aan de hand. Een uitspraak van Stefaan De Clerck in deze krant (DS 16 augustus) maakt daar allusie op. Hij wil, zegt de titel van het artikel een make-over voor de CD&V, maar in feite gaat het om een veel ruimere vraag naar innovatie. De Clerck 'wil zich niet laten opsluiten in de huidige staatsstructuur en is enthousiast over de eurometropool, het samenwerkingsverband tussen (onder meer) zijn eigenste Kortrijk, het nabijgelegen Rijsel en Doornik. De Vlaamse, Waalse én Franse regering doen mee'. In dezelfde lijn is er de economische samenwerking tussen de Belgische Gaume-streek en het Franse Meuse-et-Ardennes en tussen Belgisch en Nederlands Limburg. Onze nationale grenzen zijn poreus aan het worden. Moet een staatshervorming geen openingen voorzien om op die ontwikkeling passend te reageren? Nieuwe grendels, zoals gepland in de nota van Di Rupo, zullen dit onmogelijk maken.
De verbouwing van deze staat zal wel nog enige tijd doorgaan. Er is daarbij nood aan een mentale reconversie van wie verantwoordelijk is voor de blauwdrukken. Weg uit de omknelling van een wantrouwen dat grotendeels haaks staat op de maatschappelijke ontwikkelingen binnen en buiten België. Weg uit de zucht naar grondwettelijke vergrendeling van elke afspraak. Kortom, weg uit het bewapenen van de vrede. Ik betwijfel of die omschakeling spontaan van start zal gaan. Vermoedelijk zijn het diepgaande veranderingen in de plaatselijke, de Europese en de mondiale omgeving die ons daar in de toekomst toe zullen dwingen. Waarom dan nog wachten?
DS, 20-08-2011 (Luc Huyse)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|