In Molenbeek heerst een monocultuur van armoede
In Molenbeek heerst een monocultuur van armoede
In sommige Brusselse gemeenten rukt de gettoïsering sluipend op. Het is geen etnische maar een sociale gettoïsering. Het vertrek van enkele spraakmakende bedrijven uit Molenbeekse Kanaalzone is daar nog maar eens een treurig bewijs van. Bart Eeckhout is chef nieuws bij deze krant. Hij woont in Molenbeek in de wijk waar de reclamebureaus Mortierbrigade en BBDO willen wegtrekken.
De voortdurende politieke verwaarlozing van het recht op leefbaarheid en veiligheid zuigt de zuurstof weg uit sommige buurten. Dit is geen luxeprobleem van de middenklasse
Aan het donkere uiteinde van onze straat bouwen de gerenommeerde B-Architecten een passief sociaal woningcomplex. Het is een prachtig gebouw. Veel hout en veel open ruimte, acht sociale woningen, een lage-energiekinderdagverblijf en een leuke tuin met speeltuigen.
Het gebouw was zo goed als klaar. Nu is het kort en klein geslagen. Alle bereikbare ramen zijn ingeslagen, deuren kapotgetrapt, timmerwerk vernield. De oplevering van de sociale woningen - geen lofts! - is mogelijk met een jaar of meer vertraagd. Welkom in de Maritiemwijk in Molenbeek, een kleurrijke buurt met vele (jonge) gezichten en stilaan nog slechts één cultuur: de monocultuur van armoede.
Het complex van de B-Architecten ligt nabij de kantoorgebouwen waar reclamebureau Mortierbrigade nu de kartonnen dozen aan het vullen is om te verhuizen naar Schaarbeek en waar hun collega's van BBDO ernstig overwegen om net hetzelfde te doen. Verjaagd door onveilige ervaringen. Hun verhalen klinken bekend: beroving, vandalisme, vrouwen lastiggevallen op straat, sac- en carjacking, zelfs kidnapping.
Twee gedachten strijden om mijn hart als soortgelijke berichten de kop opsteken over 'mijn' wijk, waar we trotzdem nog altijd graag wonen. Er is het verlangen om te sussen, te zeggen dat het allemaal nog wel meevalt - al is het maar om vrienden en familie in het soms zo verre Vlaanderen gerust te stellen. En we wonen ook echt wel in het rustigere en hogere deel van de wijk. Dat komt zo: in onze heuvelachtige hoofdstad is de sociale demografie vaak nog die van de middeleeuwen. Hoe dieper in het dal, hoe meer ellende. Vertaald naar Brussel vandaag: hoe dichter je bij het kanaal of de spoorweg woont, hoe meer miserie. Mortierbrigade zit erg dicht bij het kanaal.
Eigen schuld?
Tot daar de eerlijke nuance. Er is die andere aanvechting om de frustratie uit te schreeuwen over de voortschrijdende verloedering. Dat dat gevoel het toch weer haalt, heeft veel te maken met de uitleg van professor Eric Corijn (VUB), gisteren in deze krant. "Bepaald gedrag in de publieke ruimten in Molenbeek is niet goed te praten, maar de houding van de samenleving ook niet." Corijn, een gerespecteerde Brussel-autoriteit, bedoelt daarmee dat die reclamebureaus en de hippe vogels die er werken deels zichzelf de onveiligheid op de hals gehaald hebben. Ze moeten hun nieuwe omgeving maar niet zo frustreren met hun zichtbare welvaart.
Het is een wellicht goed bedoelde poging tot contextualisering die me niettemin emotioneel shockeert. De grens is gevaarlijk dun tussen dit soort verklaringen en zeggen dat kortgerokte meisjes zelf hun aanranding hebben gezocht, dat een jongen met een iPod of iPhone zelf de messteek in zijn buik heeft gevraagd of dat de bewoners van een gerenoveerde flat zelf hun homejacking hebben uitgelokt.
Je mag van mensen die in de Brusselse quartiers chauds gaan wonen veel sociaal inlevings en - incasseringsvermogen verwachten, maar je mag niet eisen dat ze ook nog eens de verantwoordelijkheid opnemen voor de onveiligheid en verloedering waar ze zelf mee het slachtoffer van geworden zijn. Het is niet de schuld van de man die zijn auto voor zijn huis parkeert, dat de straat 's anderendaags vol glas van ingebroken ruitjes ligt. En het is niet omdat je die stadscriminaliteit niet wenst te aanvaarden, dat je ook niet tegelijk met begrip en engagement in je eigen buurt een leven kan proberen op te bouwen.
Armoede en Aldichips
De terugtocht van Mortierbrigade is slechts een schermutseling in een veel alarmerendere strijd. In sommige Brusselse gemeenten rukt de gettoïsering sluipend op. Het is geen etnische maar een sociale gettoïsering. Vergeet de debatten over multiculturaliteit en islamisering, in de straten van Molenbeek heerst de monocultuur van de armoede.
Het is elk jaar weer schrikken van de percentages in de landelijke armoedebarometers. Maar niet voor wie in wijken als Bockstael, Kuregem of Ribaucourt woont. De arme kinderen uit de statistieken zijn er je buren. Stadsbewoners weten uit ervaring dat de zo zichtbare bedelaars en daklozen slechts enkele van de verraderlijk talrijke gezichten van armoede zijn.
Armoede in Brussel krijgt ook het gezicht van ongeletterde kinderen die 's ochtends op straat lopen met een grote zak Aldichips omdat dat vaak het enige betaalbare calorierijk ontbijt is. Armoede stijgt op uit het niet te ruimen sluikafval, achtergelaten door naamloze medeburgers zonder permanent verblijf. Armoede straalt af van de naar mensenhandel riekende nacht- en telefoonwinkels die als een slingerplant buurteconomieën versmachten en vervangen.
Electorale berekening
Je mag van het lokale bestuur in Molenbeek niet verwachten dat het alle wereldproblemen oplost die komen aangespoeld. En toch dragen gezagsdragers als burgemeester Philippe Moureaux (PS) een verpletterende verantwoordelijkheid voor de kwalijke ontwikkelingen in hun gemeente. Vanuit perfide politieke berekening blijft het een taboe om de immense samenlevingsproblemen gezamenlijk aan te pakken op een hoger politiek niveau. Vanuit ideologische verstarring blijft de repressie van een relatief kleine groep jonge criminelen onuitgevoerd. Door foute prioriteiten wordt de sociale mix in de wijken bedreigd.
Soms zou je in zoveel nonchalance zelfs electorale berekening vermoeden. Misschien is de PS simpelweg niet geïnteresseerd in het aantrekken van een middenklasse, die misschien wel op MR, Ecolo of, godbetert, hun Vlaamse zusterpartij zou durven stemmen. Dat daarmee zovele sociale, economische of zelfs louter fiscale opportuniteiten verloren gaan, wordt op de koop toe genomen. Als de macht maar verworven blijft.
De voortdurende politieke verwaarlozing van het recht op leefbaarheid en veiligheid zuigt de zuurstof weg uit sommige buurten. Dit is, in tegenstelling tot wat sommige academici dus nog altijd schijnen te denken, geen luxeprobleem van die middenklasse. Die heeft meestal nog de kans om weer weg te trekken, hoogstens ontgoocheld over een gebroken droom. Wie achterblijft, wordt uiteindelijk het grootste slachtoffer van de verloedering. And the poor steal from the poor...
Niet alle jonge gezinnen trekken zich gedesillusioneerd terug uit het leven in de stad. Wandel door Molenbeek en je komt in elke straat wel een discreet opgekalefaterd wooncomplex tegen met metalen deuren, getraliede ramen of elektronische hekken. Die gesloten architectuur doet denken aan de palazzi uit de Noord-Italiaanse renaissance. Op de begane grond heb je publieke ruimtes die met traliewerk en ruwe rotssteen afgeschermd worden en daarboven beveiligde privévertrekken, die met de verdieping chiquer worden. Vandaag bewonderen we die antieke gebouwen als artistieke parels, maar evengoed zijn ze symbool van een radicaal doorgedreven sociale segregatie.
Ook de hedendaagse lofts van Molenbeek oogsten wel eens lof in de woonmagazines. Het is een schrale troost voor het besef dat we op het punt staan om in sommige wijken het stedenbeleid en de stedenbouw een jaar of vijfhonderd in de tijd terug te schieten. Terug naar de tijd van de hyperbeveiligde woonburchten voor wie het zich kan permitteren.
DeMorgen.be, 16-06-2011 (Bart Eeckhout)
|