Geen godsdienst, geen zedenleer
Geen godsdienst, geen zedenleer
In de plaats van godsdienst of zedenleer op school gaat LUDO ABICHT resoluut voor de andere optie: leer leerlingen alle godsdiensten en levensbeschouwingen kennen, op een wetenschappelijk verantwoorde manier. Buitenlandse voorbeelden tonen dat het kan.
Eindelijk komt, met de lente van 2011, een zinvol debat over levensbeschouwelijke vakken op gang. Patrick Loobuyck, Didier Pollefeyt en Sonja Eggerickx (respectievelijk in DS van 22, 23 en 24 maart) zijn alle drie goed geïnformeerde, vakbekwame en geëngageerde mensen die, en dit is verheugend, alle drie pleiten voor een opleiding die onze jeugd verdraagzamer, meer verantwoordelijk en wereldwijzer wil maken. Ze willen hen, kortom, vertrouwd maken met de waarheden en waarden van onze westerse beschaving, waarvan de wortels zowel in de Grieks-Romeinse oudheid, de joods-christelijke traditie als de Verlichting te vinden zijn. Alleen verschillen ze van mening over de beste manier om dit te bereiken. Dát en niets anders mag de inzet zijn van dit debat.
Uit eigen ervaring weet ik dat een streng rooms-katholieke opleiding, zelfs in de periode vóór het Tweede Vaticaans Concilie, zo open en tolerant kon zijn dat de afgestudeerden van mijn jezuïetencollege op basis daarvan letterlijk alle levensbeschouwelijke kanten konden uitgaan, zonder het gevoel te krijgen dat ze moesten verbranden wat ze aanbeden hadden. Mazel tov!, proficiat, zouden mijn joodse vrienden daarop zeggen. Uit de ervaring van mijn dochter, die als vrijzinnige zedenleer volgde aan het atheneum van Antwerpen, weet ik eveneens dat een dergelijke opleiding evengoed geïnformeerde en tolerante mensen kan vormen. Daarom heb ik het al altijd lastig gehad met de wederzijdse karikaturen die helaas nog altijd een authentieke interlevensbeschouwelijke dialoog bemoeilijken.
Deze karikaturen berusten om te beginnen op het pedagogisch onaanvaardbare gedrag van een aantal leerkrachten die hun vanzelfsprekend religieus of atheïstisch (de onterecht gebruikte term ‘vrijzinnig' slaat zowel op gelovigen als ongelovigen en is hier dus contraproductief) engagement blijkbaar begrijpen als een vrijbrief voor simplistische polemieken tegen de anderen ‘die dolen'.
Gebrek aan kennis
Er zijn in beide – of moeten we vandaag zeggen in álle – kampen dergelijke gevallen bekend, maar ze vormen gelukkig de uitzondering. Nee, de schuld voor de vele misverstanden en het feitelijke ontbreken van een zinvolle dialoog tussen de godsdiensten en levensbeschouwingen ligt veeleer aan een dubbel gebrek aan kennis: de kennis van de eigen traditie zowel als die van de anderen. De studenten aan wie ik aan de UGent moraalfilosofie doceer weerspiegelen de Vlaamse realiteit: ze komen voor ongeveer 80 procent uit het katholiek onderwijs en voor de rest uit het gemeenschapsonderwijs, de provincie of de gemeente. Diegenen die godsdienst gevolgd hebben weten een en ander over God en Kerk, diegenen die zedenleer gevolgd hebben kunnen enigszins uitleggen waarop hun lekenmoraal in feite berust. In beide gevallen is het bedroevend weinig. Dat is hoegenaamd geen verwijt, want diezelfde jonge mensen zijn op zijn minst zo nieuwsgierig, genereus en geëngageerd als onze ietwat verrimpelde generatie uit de jaren zestig.
Dit gebrek aan kennis over de eigen traditie en a fortiori die van de anderen is ongezond, omdat dit in de toenemende wereldwijde economische crisis die er zo voorspelbaar aan zit te komen kan en zal misbruikt worden om mensen tegen elkaar op te zetten. Dat is altijd al zo geweest, waarom zou dat plotseling veranderd zijn?
Twee wegen naar verbetering
Om daar iets aan te doen, kunnen we inderdaad twee wegen bewandelen.
Dit is optie één: we blijven, hand in hand met Sonja en Didier, de zuiverheid van de eigen controle over de lessen godsdienst en zedenleer versterken. Maar dan wel op twee voorwaarden: ten eerste dat het in die lessen wel degelijk over geloof en atheïsme (‘seculier humanisme') gaat. Dat schept klare verhoudingen, waaraan de leerlingen zich kunnen toetsen en waartegen ze zich eventueel kunnen afzetten. Ten tweede, dat dit eerbare engagement altijd gepaard gaat met de erkenning dat we in een pluralistische maatschappij leven en ook willen leven en bereid zijn om de onvermijdelijke spanningen die dat met zich meebrengt creatief en tactvol aan te pakken (en zeker niet uit misplaatste ‘politieke correctheid' te verdoezelen).
Optie twee is deze: we kunnen over de grens kijken naar, bijvoorbeeld, de Duitse Abitur, de Franse Bac of de verschillende Cultural History cursussen in het eerste jaar van de Amerikaanse colleges om te ontdekken dat het heel goed mogelijk is zinvol over godsdiensten en levensbeschouwingen te praten, over hun gemeenschappelijke wortels, de verschillen, overeenkomsten, knelpunten en kansen van deze verscheidenheid, zonder als ijveraar de vermeende superioriteit van de eigen leer te verkondigen. Dit is geen neutrale positie – hoe zou zo'n neutrale leraar of lerares er dan wel moeten uitzien? – maar een wetenschappelijk verantwoorde en pedagogisch intelligente benadering. De leerlingen komen op een respectvolle manier – een beetje zoals grote geesten als Hans Küng de drie openbaringsgodsdiensten voorstelt of een atheïst als Noam Chomsky over de christelijke bevrijdingstheologie praat – in contact met verschillende vormen van zingeving en worden zo in staat gesteld om later, op eigen benen, een geïnformeerde keuze te maken. Ouders die om begrijpelijke redenen vinden dat hun kinderen in hún traditie moeten worden opgevoed, kunnen dat op eigen initiatief doen, desnoods met overheidssteun voor de extra kosten, zoals in het buitenland.
Iedereen is vrij, maar ik zou vandaag en morgen in ieder geval deze tweede optie verkiezen.
Ludo Abicht, docent filosofie en moraal aan de UGent
DS, 26-03-2011
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|