Gent
In Gent krijgt de eigentijdse kunst alle aandacht en niet het mooie gebouw.
Op de dakrand van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent balanceert een man met een meetlat. Op de bovenste trede van een wankel trapje strekt hij zich gevaarlijk uit om iets onzichtbaars boven zijn hoofd te meten. Het is ’De man die de wolken meet’, een bronzen beeld van Jan Fabre dat het beeldmerk is geworden van het SMAK, zoals het museum kortweg wordt genoemd. Een wolkenmeter: een mooier beeld kon Jan Hoet, wiens naam onverbrekelijk is verbonden met het SMAK, zich niet voorstellen voor ’zijn’ museum. ,,Ook wanneer we denken dat we iets bereikt hebben, moet onze geest het onbereikbare durven meten, altijd weer, zeker in de kunst”, zei Hoet in 1999 bij de opening van het SMAK.
Dat je nooit je dromen, hoe onbereikbaar ze ook lijken, moet opgeven, daarover weet Jan Hoet als geen ander mee te praten. Bijna 25 jaar duurde zijn gevecht om in Gent een museum voor hedendaagse kunst van de grond te krijgen. Jarenlang was hij directeur van een museum mét een collectie maar zonder een eigen gebouw.
De geschiedenis van het SMAK begint eigenlijk al in 1957 als de kunstverzamelaar Karel Geirlandt de ’Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst’ opricht met als belangrijkste doel: de realisering van een onderkomen voor eigentijdse kunst. Geirlandt vond dat moderne kunst te weinig aan bod kwam in het Museum voor Schone Kunsten in Gent.
Voor hedendaagse kunst waren er nooit budgetten. De vereniging organiseerde debatten en tentoonstellingen in de St. Pietersabdij en bouwde een collectie op. Dat leverde zoveel respons op dat het stadsbestuur in 1975 besloot toch maar een museum voor hedendaagse kunst op te richten, weliswaar binnen de muren van het Museum voor Schone Kunsten, maar het was wel het eerste Belgische museum voor eigentijdse kunst.
De voormalig kunstenaar en ex-bokser Jan Hoet kreeg de leiding, eerst als conservator, later als directeur. Al snel begon hij een lobby voor een eigen museum voor de collectie, die zo hard groeide dat belangrijke aanwinsten vaak niet eens getoond konden worden. Het ruimtegebrek inspireerde Hoet in 1986 tot Chambres d’Amis, waarbij vijftig kunstenaars exposeerden in Gentse woningen, vaak met werk dat ze ter plekke hadden gemaakt. Kunst bij de mensen thuis: dat was nog nooit vertoond. Hoet werd er in één klap bekend door in de internationale kunstwereld.
In 1992 mocht hij de Documenta van Kassel samenstellen. De populariteit van de charmante welbespraakte Vlaming nam haast mythische vormen aan. Om Jan Hoet kon je niet heen, daar waren ze in Gent inmiddels ook wel achter. Ook in 1992 kwam voor het eerst ter sprake om het Casinogebouw in het Citadelpark, tegenover het Museum voor Schone Kunsten, te verbouwen tot een museum voor actuele kunst. Het uit 1949 daterende Casino was oorspronkelijk bedoeld voor feesten en partijen van le tout Gand, van politici tot studentenorganisaties. Achter het gebouw ligt een 170 meter lange en 60 meter brede hal, die in 1913 voor de wereldtentoonstelling werd gebouwd als ’feestpaleis’, naar het voorbeeld van het Palais des machines in Parijs. Het feestpaleis werd na dit evenement een ’floraliënpaleis’, waar elke vijf jaar een bloemen- en plantenshow werd gehouden. In de jaren ’20 werd er nog een overdekte wielerpiste bij gebouwd: het ’Kuipke’ dat nu nog steeds in gebruik is. De bloemenhal staat al jaren leeg.
Hoet had de immense hal graag als beeldentuin bij het museum getrokken, maar daar was geen geld voor. Ook het Casino was niet zijn gedroomde museum. Het liefst had hij een nieuw gebouw gezien op die plek in het Citadelpark. Maar hij realiseerde zich ook dat het nu of nooit was voor het museum. Om de bestuurders tot een besluit te forceren, besloot Hoet in 1994 mee te doen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Hij werd gekozen als lid van de CVP, en vrijwel meteen gaf de burgemeester toestemming voor de verbouwing van het Casino tot museum. Jan Hoet zegde daarop zijn raadslidmaatschap weer op.
De grillige en eigenzinnige Hoet zag eindelijk zijn droom werkelijkheid worden. Onder leiding van stadsarchitect Koen van Nieuwenhuyse verrees uit het skelet van het Casino een ingetogen en sober museum met hoge zalen met een geraffineerde combinatie van dag- en kunstlicht. Geen toeters en bellen die de aandacht afleiden van de kunst.
Het was precies wat hij wilde, zei Hoet bij de opening, in 1999. ,,Ik wil geen kunst voor de architectuur. Ik wil architectuur voor de kunst.” Misschien had hij diep in zijn hart wel een spraakmakender gebouw gewenst, zoals het Guggenheim Museum waarmee architect Frank Gehry Bilbao in een klap op de kaart had gezet. Maar daar stond tegenover dat in Gent de kunst alle aandacht zou krijgen, en niet het gebouw.
De kritiek dat Van Nieuwenhuyse als stadsarchitect zijn oren te veel had laten hangen naar het stadsbestuur, wimpelde Hoet af. Op dat soort kritiek past volgens hem wat wijlen François Mitterand zei, toen een journalist hem ooit vroeg of het waar was dat hij een kind had bij een minnares. ’Et alors?’ zei de president en de zaak was gesloten. Overigens had Hoet de architect wel enkele ideeën aan de hand gedaan, vertelde hij er nog bij. ,,Je kunt dus rustig stellen dat het SMAK door twee ambtenaren is gemaakt. Et alors?”
In Gent zien ze Hoet nog regelmatig binnenwandelen in ’zijn’ museum, ook al heeft hij een nieuwe uitdaging gevonden in het Duitse Herford, waar hij directeur is van het vorig jaar geopende Museum für Art und Ambiente (MARTa), een spectaculair ontwerp van architect Frank Gehry. Hij heeft een aanstelling voor vier jaar, tot zijn 72ste. Ook in Duitsland moest hij al zijn charmes en listen aanwenden om zijn (politieke) tegenstanders te overtuigen van de noodzaak van het nieuwe museum. Nooit opgeven en altijd blijven dromen, is zijn devies. Net als in Gent blijft Jan Hoet ook in Herford de wolken meten.
Trouw, 09-08-2005
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|