De lijdensweg van de jonge leerkracht
De lijdensweg van de jonge leerkracht
BRUSSEL - Ze hebben het niet onder de markt, de leerkrachten van vandaag. Sociale, administratieve en creatieve duizendpoten moeten het zijn. Enthousiast en gedreven, diplomatisch en stressbestendig, soepel en geduldig. Dat is duidelijk te veel gevraagd. Meer dan een derde geeft er binnen de vijf jaar al de brui aan in het kleuter- en basisonderwijs, zo blijkt uit cijfers van het departement Onderwijs.
Voor het aanzien hoef je het niet meer te doen: de tijd dat ‘de meester' of ‘de juffrouw' op een voetstuk werd gezet, ligt ver achter ons. Al moet dat statusverlies ook niet overdreven worden. Bijna twee decennia geleden verscheen de studie Geen trede meer om op te staan van het Christelijk Onderwijzersverbond, over de evolutie van de maatschappelijke positie van de onderwijzer. Klachten over het zich onderbetaald en ondergewaardeerd voelen, blijken van alle tijden te zijn.
In 1884 trokken ongelukkige onderwijzers al aan de bel om het prestigeverlies van hun beroep aan te klagen. Dat ze in 1907 door de directeur van de rijksnormaalschool van Lier bejubeld werden als ‘de voedstervaders der beschaving, de scheppers van het volksgeluk', vonden veel onderwijzers een aanfluiting. ‘Prent de kinderen in de klas maar alle maatschappelijke deugden in, wanneer gij zelf door de maatschappij als haar uitschot wordt behandeld,' zo schreef een van hen in 1911 zijn frustratie van zich af.
Maar goed, naar ‘de meester' werd indertijd wél geluisterd. Door de leerlingen, en door de ouders. Dat blijkt vandaag net iets anders te zijn. Bovendien werden meester en juffrouw als jonge broekjes neergepoot in een school waar ze nog heel lang zouden blijven. Rustig wortel schieten, wennen en groeien tot de job als een tweede huid aanvoelt, is er vandaag niet meer bij.
Zou het daardoor zijn dat ze steeds sneller afhaken, de jonge leerkrachten uit het kleuter- en basisonderwijs? Een derde geeft er na vijf jaar voor de klas al de brui aan, in 2008 was dat nog maar een op de vier. De vele interims, de praktijkschok, het gebrek aan discipline, het administratief werk, de vele contacten met de ouders: ze worden allemaal genoemd als mogelijke oorzaken. Dat hij het zal onderzoeken, liet Vlaams Minister van Onderwijs Pascal Smet weten.
Het team als vangnet
In de dorpsschool van Kester, een dorp in het Pajottenland, vallen ze een beetje uit de lucht bij het nieuws over de afhakende leerkrachten. ‘Hier merk ik daar in ieder geval niets van,' zegt directrice Gerda Jacobs. ‘We hebben een bijzonder aangenaam leerlingenpubliek, en de leerkrachten vormen een hecht en stabiel team. We hechten ook veel belang aan het opvangen en begeleiden van jonge leerkrachten. Ik denk dat dit cruciaal is.'
Een dorpsschooltje lijkt niet meteen relevant in dit verhaal, maar de kern van de boodschap weergalmt in alle gesprekken die zullen volgen: begeleiding. Ook bij Hans Téblick, directeur van basisschool De Kleine Jacob in hartje Antwerpen: ‘Voor jonge leerkrachten is niets evident. Er komt zoveel op je af, dat iemand die je af en toe eens vraagt “Gaat het nog wel?” een behoorlijk verschil kan maken. Het team kan een vangnet zijn. Daar proberen we hier voldoende oog voor te hebben. Ik wil jonge mensen goesting geven om in het onderwijs te stappen én te blijven. Ook wij zien weinig of geen afhakers.'
Liefde voor het vak
Gwen Volkaert studeerde in 2007 af als kleuteronderwijzeres. Ze had best zin in het onderwijs, heeft haar studies en stages met plezier gedaan. Maar de ontmoedigende zoektocht naar werk deed haar voorgoed afhaken. ‘Zolang je nog thuis woont, kun je afwachten en proberen en op elk aanbod voor interims, hoe bescheiden ook, ingaan. Maar ik woonde al samen met mijn vriend en de financiële onzekerheid was onhoudbaar. Ik heb dan maar gekozen voor een vaste job in de verkoop.'
Sarah Windels koos wel resoluut voor het onderwijs. Maar nog even thuis blijven wonen, heeft dat onder andere mee mogelijk gemaakt, zo geeft ze meteen toe. Ze is inmiddels aan het vierde schooljaar van haar carrière bezig, en werkt al op haar zesentwintigste school. Op dit moment combineert ze een halftijdse job in het Gentse stedelijk onderwijs met een halftijdse job op een katholieke school in Tielt.
‘Als je voortdurend op andere scholen moet lesgeven, slaag je er nauwelijks in een band met collega's op te bouwen. Elke school kent ook haar eigen gewoontes en regels. Het is telkens weer herbeginnen, telkens weer nieuwe dingen horen en leren. De berg papierwerk die op je afkomt is soms niet te overzien. En je moet natuurlijk geluk hebben met de sfeer op school. Op dit moment prijs ik me heel gelukkig, maar het is ooit anders geweest.'
‘Op sommige scholen staan de oudere en de jongere leerkrachten als rivaliserende groepen tegenover elkaar. Als de oudere generatie je behandelt alsof zij alles weten en jij niets, dan is dat weinig bemoedigend. Of als je met een directie te maken krijgt die geen oren heeft naar je problemen. Ik moet bekennen dat ik zwaar getwijfeld heb, het eerste jaar. De steun van mijn familie, mijn vrienden en een aantal zorgzame collega's hebben me doen besluiten om toch door te zetten. Dat ze me bleven zeggen: “We weten dat het begin erg moeilijk is, maar probeer vol te houden. Het wordt beter.” Hun steun heeft het gedaan.'
‘En mijn liefde voor het vak, natuurlijk. Ik heb altijd geweten dat ik met kinderen wilde werken. Je stopt er veel energie in, maar je krijgt zeer veel respect en dankbaarheid terug. En warmte. Dat zou ik in een ander vak heel erg missen. Ik ben een enthousiaste juf, jazeker.'
Schouderklopje
Kathy Leyssens, kleuteronderwijzeres met 27 jaar ervaring, erkent dat de job een stuk complexer geworden is. ‘We hebben de hoeveelheid werk, ook administratief, jaar na jaar zien toenemen. Ik til er niet zo aan, ik ben erin meegegroeid. Maar voor jonge mensen die alles ineens op hun brood krijgen, is het echt zwaar. Ik zie stagiairs ook wel eens schrikken van de confrontatie met de werkelijkheid. De klassen zijn erg groot geworden, de kinderen zijn een stuk drukker dan vroeger – velen zijn er niet meer aan gewend ‘neen' te horen, en de ouders leggen vandaag meer druk op de school dan vroeger.'
‘Ik mag natuurlijk niet veralgemenen: ook nu ken ik hoofdzakelijk fijne ouders, die heel redelijk zijn in hun verwachtingen. Maar er zijn er ook andere, die bijzonder veeleisend zijn. Ze worden boos als hun kind straf krijgt, bijvoorbeeld. Of ze wentelen hun opvoedingsproblemen op de school af. Dat was vijfentwintig jaar geleden veel minder het geval.'
Mentors
‘Is de minister verwonderd omdat er het afgelopen jaar zoveel jonge leerkrachten afgehaakt hebben?' reageert Vera de Hoog. ‘Misschien moet hij zich vragen stellen bij de afschaffing van het systeem van de mentoren voor jonge leerkrachten.'
Vera de Hoog is mentor voor leerkrachten lager onderwijs aan de Stad Gent, waar men het systeem nu op eigen houtje toepast.
De Hoog beaamt dat er een ongeziene flexibiliteit verwacht wordt van jonge leerkrachten.
Ze worden heen en weer geslingerd tussen Freinet, Dalton, Jenaplan en meervoudige intelligentiescholen. Ze moeten kunnen werken met anderstalige nieuwkomers, kinderen met ADHD en autismespectrumstoornissen, leerstoornissen allerhande, afspraken maken met ambulante of GOK-leerkrachten (Gelijke OnderwijsKansen), de schoolspecifieke regels en administratie beheersen.
En, jawel, ze moeten proberen te voldoen aan de hoge eisen van de ouders, die onervaren jonge mensen soms nauwelijks enig krediet gunnen.
‘Vaak gaat het over bijzonder enthousiaste leerkrachten, die geknipt zijn voor het onderwijs. Maar ze panikeren: “Hoe krijg ik dit ooit voor elkaar?” Een ervaren mentor, die hen ter plekke opzoekt, is een neutraal klankbord voor hun problemen. Een luisterend oor, praktisch advies, een beetje aanmoediging en een schouderklopje af en toe, kunnen het grote verschil uitmaken bij jonge leerkrachten die dreigen af te haken.'
DS, 20-01-2011 (Kathleen Vereecken)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|