Olie-industrie back to business in Golf van Mexico
De olie die kwam en ging
De olieramp in de Golf van Mexico zadelde BP op met gigantische schadevergoedingen. Maar acht maanden na de catastrofe gaan de diepzeeboringen weer gewoon door. ‘De ramp had ons wakker moeten schudden, maar onze leiders slapen gewoon verder.'
‘Angstig, overspannen en onzeker.' Het is in somber gemoed dat de inwoners van de Amerikaanse badplaats Orange Beach nieuwjaar zullen vieren, vertelt burgemeester Tony Kennon aan de telefoon. ‘Onze mensen zitten echt op hun tandvlees. Als er niet snel schadevergoedingen voor de olieramp worden uitbetaald, halen velen van hen het volgende vakantieseizoen niet.'
Het is nu bijna acht maanden geleden dat olieplatform Deepwater Horizon ontplofte in de Golf van Mexico. De ramp legde het economische leven in de golfstreek lam. De rijke visgronden werden door de overheid gesloten. De andere booreilanden in de Golf van Mexico moesten hun activiteiten staken en toeristen annuleerden massaal hun vakantie in de getroffen staten.
Halverwege juni ontmoetten we Tony Kennon op een crisisvergadering met plaatselijke ondernemers in de marina van Orange Beach. Het was toen onaangenaam stil in de plezierhaven. Sinds een grote hoeveelheid olie via een geul de kreken en moerassen van het achterland van Orange Beach had vervuild, was alle bootverkeer verboden. Op het strand ploeterden honderden arbeiders door de hitte om teerballen en vervuild zand op te ruimen. De zeldzame toeristen in de badplaats brachten hun dagen in het zwembad van het hotel door. ‘Dit toeristisch seizoen is verloren', voorspelde de aangeslagen burgemeester.
Negatieve spiraal
Tony Kennons vrees werd bevestigd. Het zou nog tot vier augustus duren voor BP erin slaagde het olielek te dichten. Pas op 19 september werd de zogenaamde Macondo-bron officieel dood verklaard. ‘We hebben veertig tot vijftig procent minder omzet gehaald tijdens de voorbije zomer', vertelt de burgemeester. ‘De sector was zich pas aan het herstellen van de financiële crisis, en onze meeste zakenlui zaten door hun reserves heen. Orange Beach telt vooral familiebedrijven, die, in tegenstelling tot hotelketens, hun verliezen niet kunnen spreiden. Zij hebben dringend cash nodig om zich klaar te maken voor het volgende seizoen.'
Grote bedrijven met goede advocaten en de nodige politieke steun troffen rechtstreeks met BP een deal. Op het strand stond het reusachtige Phoenix West project in de steigers, een megalomaan luxueus appartementencomplex. Maar de financiële crisis had de verkoop van flats vertraagd, en met de olieramp daar bovenop, dreigde het project helemaal niet meer af te raken. ‘Phoenix heeft 37,2 miljoen dollar gekregen van BP', vertelt Kennon. ‘Een goede zaak voor het imago van Orange Beach, want we konden het ons niet veroorloven om jaren met zo'n reusachtige, stilliggende bouwwerf opgescheept te zitten.' Voorwaarde bij de deal is wel dat de bouwheer noch de eigenaars van de flat verdere juridische stappen tegen BP ondernemen.
Ook aan de andere benadeelden is schadevergoeding toegezegd. Onder druk van de regering Obama stortte BP op 17 juni 20 miljard dollar in een compensatiefonds voor getroffen bedrijven en gezinnen. Een mooie geste, maar met dezelfde angel: al wie op het schadefonds een beroep doet, ziet af van verdere rechtszaken tegen BP. ‘De vrees bestaat dat veel mensen uit geldnood genoegen zullen nemen met een snelle betaling, die echter niet de volledige schade dekt', zegt Kennon.
Bovendien ergert hij zich aan de trage werking van het schadefonds. Dat wordt beheerd door Ken Freinberg, de man die ook de schadevergoedingen aan de slachtoffers van 9/11 uitbetaalde. ‘Maar de uitbetalingen laten op zich wachten', klaagt burgemeester Kennon. ‘We weten niets, we horen niets, Freinberg blinkt niet bepaald uit door transparantie en communicatie.'
Over de opruimacties op het strand is Kennon wel matig tevreden. ‘De fase waarbij het zand ook in de diepte werd gereinigd is afgesloten. De gemeente moet alleen nog evalueren of de kwaliteit aan onze standaard voldoet, en dan zijn we back in business.' Ondertussen kruist Kennon de vingers opdat de toeristen terugkomen. ‘Laat de wereld maar weten dat we terug klaar zijn om de mensen een mooie vakantie te bezorgen. Want nu is het niet de olie, maar angst die de mensen weghoudt.' Om de toeristen te overtuigen, is Kennon nog eens bij BP gaan aankloppen. ‘We hebben BP een extra financiële inspanning gevraagd om een grote marketingcampagne op te zetten. Alleen zo kunnen we uit de negatieve spiraal geraken.'
De situatie in Orange Beach is tekenend voor de hele Golfkust. Het moet gezegd: BP heeft een enorme inspanning in middelen en materieel geleverd om te vermijden dat de olie de stranden en de Mississippi-delta zou bereiken. Dat is niet overal gelukt. De olie doodde uiteindelijk zo'n zesduizend zeevogels en enkele honderden zeeschildpadden. Dat is veel, maar lang niet zo erg als de 600.000 zeevogels die omkwamen bij de rampen met de Exxon Valdez. Door zoveel mogelijk olie op zee op te lossen of op te vangen, kon BP een totale catastrofe vermijden in de ecologisch zeer kwetsbare moerassen van de delta.
De omvang van de opruimactie had veel weg van een militaire campagne. Op het hoogtepunt van de ramp zette BP maar liefst 47.000 mensen, meer dan honderd vliegtuigen en bijna 7000 boten in om olie te ruimen. Een deel van hen is nog altijd in de weer, want er drijft nog zo'n miljoen vaten olie ergens in de Golf van Mexico. Met elke golfslag en elke storm dreigt er weer nieuwe olie aan land te spoelen.
Het goede nieuws is dat driekwart van de gelekte olie ondertussen is geruimd, verdampt of door bacteriën is afgebroken, zo berekende het Amerikaanse oceanografisch instituut NOAA. Volgens de Amerikaanse milieudienst EPA zou het controversiële gebruik van oplosmiddelen om de olie op zee af te breken — BP injecteerde 3 miljoen liter chemicaliën aan de bron van het lek en sproeide 4 miljoen liter op het zeeoppervlakte — geen bijkomende ecologische schade hebben aangericht. Al is niet iedereen daarvan overtuigd.
Winstgevend kwartaal
Het prijskaartje tikte snel aan. BP schat dat de ramp het bedrijf 40 miljard dollar zal kosten. De omvang van de schade deed enkele analisten even vrezen voor het overleven van de oliegroep, maar in het derde kwartaal boekte de gigant alweer 1,8 miljard dollar winst. Toch is het bedrijf nog niet uit de gevarenzone. Toen het Amerikaanse ministerie van Justitie twee weken geleden officieel een rechtszaak aanspande tegen BP en tegen acht andere bedrijven die mee verantwoordelijk geacht worden voor de olieramp, zakte de koers van BP weer ineen.
Ondertussen heeft de overheid 90 procent van het getroffen gebied weer opengesteld voor commerciële visvangst. De heropleving van de sector blijft echter gehypothekeerd door de angst van het grote publiek voor vis uit de Golf. Bovendien is het gat in de markt tijdens de crisis razendsnel opgevuld door veel goedkopere, geïmporteerde vis.
Buiten de getroffen regio is met het verdwijnen van de olie, ook de publieke belangstelling voor de ramp verdwenen. Het dispuut over verantwoordelijkheid en schadevergoedingen wordt nu in de rechtszalen gevoerd. Het wordt nog een vette kluif voor de advocaten van de drie betrokken partijen — BP, de eigenaar van het booreiland en de aannemer Halliburton — om uit te klaren wie welk aandeel heeft in de ramp.
De grote verontwaardiging op het hoogtepunt van de ramp had ook iets dubbelzinnigs. BP was voor iedereen de kop van jut, maar vreemd genoeg stelden de directe slachtoffers van de ramp de diepzeeboringen op zich niet in vraag. Meer nog dan toerisme en visserij, was het de olie-industrie die de voorbije halve eeuw welvaart naar de Golfkust bracht. In Louisiana betoogden de Republikeinse gouverneur Bobby Jindal en het democratische congreslid Mary Landrieu in koor dat het moratorium op diepzeeboringen een grotere ramp was voor de Golf dan het olielek.
Business as usual
De regering Obama had dat moratorium afgekondigd nadat de Deepwater Horizon was ontploft. Zolang geen duidelijkheid was over de oorzaak van de ramp en er geen strengere veiligheidsmaatregelen waren goedgekeurd, bevroor de regering Obama alle vergunningen voor diepzeeboringen in de Golf. Die maatregel trof niet allen BP, maar de hele sector. Verschillende oliebedrijven vochten het moratorium met succes aan voor de rechtbank. Bovendien, zo luidde het politieke argument van de olielobby, waren die diepzeeboringen nodig om de energievoorziening van de VS veilig te stellen.
Obama moest inbinden. Sinds halverwege oktober is het weer business as usual in de Golf van Mexico, zeer tegen de zin van de Amerikaanse milieubeweging. ‘De ramp in de Golf van Mexico had ons wakker moeten schudden, maar onze leiders slapen gewoon verder', reageerde Michael Brune van de Sierra Club. Een schrale troost: de regering heeft wel de beslissing ingetrokken om ook de delen van de westkust open te stellen voor riskante diepzeeboringen.
‘Maar de enige manier om nieuwe rampen in de toekomst te vermijden, is minder afhankelijk te worden van olie en groene energie', zegt Brune. ‘Dezelfde industrie die miljoenen liters ruwe olie in zee deed lekken, blijft met republikeinse steun alle wetgeving voor een nieuw energiebeleid blokkeren.'
DS, 27-12-2010 (Lieven Sioen)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|