Belgie , het land van goede paardenfokkers
Het was België boven op de Wereldruiterspelen: de beste vier jumpers van de wereld zijn van Belgische makelij, bijna een derde van de viervoeters op het WK werd hier gefokt. En dat is geen toeval.
Julius Caesar roemde niet alleen de Belgen als de dappersten der Galliërs, maar ook de Belgische paarden. Keizer Nero had een span Belgische trekpaarden. Voor de wereldoorlogen waren trekpaarden het belangrijkste Belgische exportproduct, vandaag is de paardenfokkerij een grotere economie dan de zeevisserij. Om maar te zeggen: België is altijd een land van paarden geweest.
De hamvraag: waarom is België een van de wereldcentra voor toppaarden? Het antwoord, grof gesteld: omdat de Belgen een oog voor goede genen hebben. Symbolisch is de geschiedenis van het Belgische Warmbloedpaard. In de zoektocht naar een superieur sportpaard zochten fokkers naar paarden in Gelderland, Normandië en Hannover, en vonden Flügel, Lugano en Codex. De drie stamvaders, de eerste Belgische paarden die succes boekten, tijdens de Spelen van 1976.
Uit hun bloed kwam later Darco, in 2007 uitgeroepen tot de beste 'vererver' van springpaarden ter wereld. Anders gezegd: Darco was een van de beste dekhengsten uit de geschiedenis, met zo'n 3.500 nakomelingen, waarvan vele internationale topresultaten behaalden.
Vandaag zijn er drie 'lijnen' -stamboeken: het Belgische Warmbloedpaard (BWP), het Belgische Sportpaard (SBS) en de stoeterij Zangersheide. 'In het klassement van stamboeken staat België bij de top vijf van de wereld', zegt Mark Wentein, de voorzitter van de Vlaamse Liga Paardensport. 'Voor een klein land als België is dat uniek.'
Uniek, oké, maar waarom? Wentein: 'België heeft een traditie van goede paardenfokkers.' Correctie: België heeft goede paardenfokkers met het nodige geduld. Een toppaard opbouwen kost jaren, zeker voor springpaarden -in het drafrennen gaat het iets sneller. In ons land zijn de fokkers meer geënt op springpaarden, de structuur van wedstrijden is ook zo opgebouwd. 'België heeft afzonderlijke wedstrijden voor jonge paarden: vierjarigen, vijfjarigen, zesjarigen, met afzonderlijke, aangepaste parcours', zegt Wentein.
Een paard is in deze net zoals een atleet: slechts na voldoende jaren training neemt de sprongkracht toe en kan de balk hoger liggen. 'De besten houden jaarlijks hun Belgische kampioenschappen. Dat is een centraal verzamelpunt voor alle fokkers, waar ze hun beste veulens kunnen vergelijken. Daar komen ook belangrijke kopers op af.'
Die wisselwerking tussen paardenfokker en -handelaar is cruciaal - in de praktijk zijn de belangrijkste Belgische topruiters zowel fokker, handelaar als ruiter. Neem nu Philippe Le Jeune, de nieuwe wereldkampioen. Le Jeune is niet zo bemiddeld dat hij meteen toppaarden van absolute wereldklasse kan kopen. Een kant-en-klaar-toppaard kost algauw één miljoen euro.
Hij is dus verplicht jonge paarden te kopen, ze op te leiden en door te verkopen. Idem dito voor Ludo Philippaerts, die steeds na verloop van tijd zijn beste paarden moest verkopen. Dat Le Jeune nu met Vigo, absolute wereldklasse, kan blijven rijden, heeft hij te danken aan de eigenaar Joris De Brabander.
Wentein: 'We moeten niet denken dat alles over rozen loopt in België. Er zijn nog altijd eigenaars die kiezen voor het snelle geldgewin in plaats van een sportieve afweging te maken. Maar het is belangrijk dat de Belgische handelaars overal ter wereld goede zaakjes kunnen doen. Hoe kun je anders fokkers blijven motiveren om jonge paarden op te leiden tot toppaarden?'
Bron : Destandaard.be
Eigen mening :
Ik dacht even van iets positief te plaatsen. Ik ben blij dat wij als klein land ergens nog in uit kunnen blinken. Het gaat hier vooral om goede springpaarden, maar toch een aantal goede wedstrijden en je land krijgt weer veel aandacht in de media. Hierdoor zullen mensen ook sneller geneigd zijn om paarden hier te kopen omdat ze op hetzelfde effect hopen wat op zijn beurt weer goed is voor de economie.
|