Bestaat God?
Bestaat God?
Dat was de titel van een schitterend boek van Hans Küng uit 1978. Aantal bladzijden: 852. Te veel? Misschien. Laten we dus het bestaan van God niet in een boek, doch in een column behandelen. Vlug. Want we hebben andere dingen te doen. Vraag: bestaat God? Antwoord: ik ben niet helemaal zeker, maar ik denk van wel.
Ik weet het, dat antwoord druist in tegen het volksgeloof van de gemiddelde Vlaming die een beetje heeft doorgeleerd. Die is niet onzeker, doch zeker dat God niet bestaat. Ik vind dat evidente ongeloof te simpel, precies zoals het vanzelfsprekende godsgeloof dat in het verleden was. Soms heb ik de indruk dat wij Vlamingen, en waarschijnlijk zijn Walen en Brusselaars geen haar beter, elke gelegenheid aangrijpen om niet te hoeven na te denken.
Zowat een halve eeuw geleden was iedereen katholiek. Dat was je geraden. Om in het landelijke Vlaanderen van die tijd openlijk de kerk te tarten, moest je een dapper mens zijn. Broodroof dreigde, sociale uitsluiting, en meer van dat fraais. Tegelijk was het erg praktisch om tot de kerk te behoren. Hoe dat precies zat met de Heilige Drievuldigheid, en op welke wijze Maria haar maagdelijkheid beleefde, daar bestonden experts voor. Gewijde heren die stonden te popelen om in onze plaats deze vraagstukken te doorgronden. De katholiek was van verder denken vrijgesteld. Het leven werd er alleen maar gemakkelijker door.
Vandaag is de kerk bij ons een randfenomeen geworden. Wie durft zich op een feestje nog katholiek te noemen tenzij hij, naar aloude katholieke traditie, gedronken heeft? Vrijwel niemand. Want de katholiek moet zich verantwoorden. Wablief, hoor ik het goed, gelooft u nog in God? Zoals: gelooft u nog in Sinterklaas? Nooit hoor je iemand vragen: gelooft u al in God? Geloof is blijkbaar iets dat je alleen maar kunt verliezen. Ongeloof is vooruitgang. De mens die rationeel nadenkt en zijn angsten heeft overwonnen, rest niets anders dan het ongeloof. Vreemd vind ik dat. Want wie nadenkt, moet beseffen dat hij niet kan bewijzen dat God bestaat, maar evenmin dat hij niet bestaat. Waarom kun je trouwens in God geloven? Omdat je nooit zeker bent. Ben je wel zeker, dan wordt geloof kennis, en houdt het dus op geloof te zijn. Het geloof is een antwoord op het niet weten. Het ongeloof is dat ook. In die zin verschillen ze weinig van elkaar.
Maar als u vandaag rustig wil leven, beveel ik toch eerder het ongeloof aan. Als er geen God bestaat en geen hiernamaals, als er alleen is wat wij zien en waarvan wij het bestaan wetenschappelijk kunnen verklaren, wordt de wereld immers eenvoudiger. We kunnen hem dan heel precies in kaart brengen. Illusies moeten we ons niet maken, laten we bescheiden doch resoluut van het leven genieten. Hoe kleiner iemands geloof, hoe minder kans hij maakt erin te worden ontgoocheld. Vergelijk het met de liefde: na een gestrande relatie roept de gekwetste mens vaak stoer uit dat hij er nu wel zeker van is dat liefde niet bestaat. Maar eigenlijk zegt hij: ik ben bang om ook een volgende keer in mijn diepste dromen te worden ontgoocheld. Liever helemaal geen liefde dan liefdesverdriet.
Nog een reden om het ongeloof aan te hangen: het garandeert u een veilige stek in de maatschappelijke mainstream. U hoeft uw keuze niet te verantwoorden. U bent van elk verder denken vrijgesteld. U bevindt zich dus in exact dezelfde positie die de katholiek een halve eeuw geleden zoveel comfort verschafte.
Ik heb diep respect voor gelovigen en ongelovigen die blijven nadenken over een vraag waarop zij het definitieve antwoord niet zullen vinden. Ik heb ook respect voor gelovigen en ongelovigen die met nadenken zijn gestopt of er nooit mee zijn begonnen, maar minder. Ware er niet die onuitroeibare christelijke zakkerigheid, ik had er wellicht geen.
De beste godsdienstles die ik ooit kreeg was in de vierde klas van de lagere school. 1966. De onderwijzer, die ik slechts matig liefhad, gaf een overzicht van de verschillende kerken en godsdiensten. Protestanten, hindoes, moslims. Daarna blikte hij manmoedig de klas in en vroeg op lichtjes bezwerende toon: 'En, wie heeft er nu gelijk?' Niemand gaf een krimp. De stilte duurde lang genoeg om twijfel te zaaien. Dan zei de meester: 'Ik zal het jullie zeggen. Wij.' Hij produceerde een spotlachje, en ving onmiddellijk met een les over het metriek stelsel aan.
Tot op vandaag bewonder ik de manier waarop hij zijn ongeloof beleed.
DS, 10-12-2009 (Rik Torfs)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|