Licht in de kwestie
Licht in de kwestie
ROTTERDAM - Spaarlampen bevatten kwik en zijn in dat opzicht minder milieuvriendelijk dan gloeilampen.
'Doet u mij maar een spaarlamp van 850lumen.' Je hoort het de gemiddelde klant in de elektronicazaak nog niet zeggen. Toch zouden die lumen een betere expressie van de gewenste lichtsterkte zijn dan de ezelsbruggetjes die nu worden gehanteerd.
De consument die een spaarlamp zoekt die net zoveel licht geeft als een gloeilamp van 75 watt, grijpt nu naar het doosje waarop een opzienbarende formule prijkt: 15watt = 75watt. Om thuis tot de conclusie te komen dat die spaarlamp van 15watt toch minder licht geeft dan het peertje dat nu nergens meer te krijgen is.
Het is herfst, traditioneel het moment waarop mensen lampen kopen. De keuze is deze keer beperkter dan anders, want de warenhuizen vullen hun voorraad klassieke gloeilampen niet langer aan, sinds die door een overheidsverbod zijn getroffen. Gloeilampen met mat glas van alle wattages en gloeilampen met doorzichtig glas van 100watt mogen wel nog verkocht, maar niet meer gemaakt worden. Hun elektriciteitsverbruik is in verhouding tot de lichtopbrengst te hoog, vindt de Europese Commissie.
De consument is nu dus aangewezen op spaarlampen, TL-lampen en halogeenlampen. Ledverlichting is er ook, maar het assortiment is beperkt en de lampen zijn nog duur (van twintig tot veertig euro). Oleds, een veelbelovend type ledverlichting dat niet punt-, maar vlakvormig licht oplevert, is nog niet op de markt.
Spaarlampen zijn veel efficiënter dan gloeilampen. Een spaarlamp is, net als de tl-lamp, een fluorescentielamp: de in een buis opgewekte ultraviolette straling wordt door middel van fluorescerende poeders, die aan de binnenkant van de buis zijn aangebracht, omgezet in zichtbaar licht.
Maar in hoeveel licht? Voor de lichtopbrengst van een lamp is de hoeveelheid lumen de beste maat. Dat is een eenheid die de per seconde uitgezonden hoeveelheid lichtenergie uitdrukt. Een spaarlamp met een vermogen van 18watt levert ongeveer 850lumen, evenveel als wordt opgebracht door een gloeilamp van 75watt.
Geflatteerd
Met ingang van 1 september volgend jaar moeten fabrikanten op de verpakking van de lamp de lichtstroom in lumen vermelden. Sommige fabrikanten doen het nu al, maar op de meeste spaarlampverpakkingen staan nog de gloeilampvergelijkingen.
Die opgave is meestal geflatteerd. De fabrikanten houden vaak een factor 5 aan (15watt spaarlamp zou gelijk zijn aan 75watt gloeilamp), maar een factor 4 is realistischer. De spaarlamp van 15watt heeft dus ongeveer de lichtopbrengst van een gloeilamp van 60watt.
Dat de lichtopbrengst van een spaarlamp tijdens zijn levensduur achteruitgaat, speelt daarbij ook een rol, evenals de grote variatie in efficiëntie onder de spaarlampen. De kwaliteit van de gebruikte onderdelen is daarbij de belangrijkste factor.
Dat neemt niet weg dat de lichtopbrengst per watt in het algemeen veel groter is bij een spaarlamp dan bij een gloeilamp. Een gloeilamp produceert ongeveer 5 tot 15lumen per watt, een spaarlamp 17 tot 65.
Tegenover dat hoge rendement staan nadelen. Het licht is minder mooi, want in het kleurenspectrum zitten gaten -doordat de fluorescerende poeders aan de binnenkant van de buis nog niet alle kleuren licht onder de knie hebben. Verder zijn de meeste spaarlampen alleen te dimmen met speciale dimmers. Pas sinds kort bestaan er ook spaarlampen die wel met elke dimmer te dimmen zijn. Bovendien zijn er milieubezwaren. Spaarlampen bevatten kwik -gemiddeld zo'n 4 milligram- en moeten als chemisch afval worden behandeld.
Daarmee komen we op een andere kwestie: is die spaarlamp ook nog efficiënt als je zijn gehele levenscyclus meerekent? Als je ook de emissies van CO2, kwik en andere schadelijke stoffen tijdens de productie, het transport en de verwerking tot afval meetelt?
Onderzoeker Paul van Tichelen, projectleider bij Vito, het Belgische ingenieursbureau dat in opdracht van de Europese Commissie een breed opgezet onderzoek uitvoerde naar rendement en levenscyclus van allerlei lampen, heeft daar een duidelijk antwoord op: 'Ja. Als je alleen naar productie, distributie en verwerking kijkt, is het meest simpele product ook het meest efficiënte. Maar de werkelijkheid is dat de emissies tijdens die fases in het niet vallen bij de emissies tijdens het gebruik. Dat geldt voor alle verlichtingstypes. Het gebruik is de belangrijkste variabele voor de bepaling van de efficiëntie.'
Spaarlampen mogen dan veel gecompliceerder zijn dan gloeilampen (er zit een compleet elektronisch circuit in), ze gaan wel zo'n zes tot vijftien keer langer mee. En dat weegt dan weer op tegen die complexiteit. In de rapporten van Vito (in te zien opwww.eup4light.net) staan informatieve staafgrafieken over de uitstoot van CO2 en andere stoffen tijdens de levenscyclus van verschillende verlichtingstypes. Die leveren steeds hetzelfde beeld op: een flinke pilaar tijdens het gebruik en een zeer bescheiden stoepje bij de distributie. De uitstoot tijdens de productiefase en de afvalverwerking is onafbeeldbaar klein.
Toch blijft de kwikkwestie. Kwik komt ook vrij bij het branden van een gloeilamp: in de elektriciteitscentrales. Of dat per lumen lichtopbrengst meer of minder is dan de kwikuitstoot van spaarlampen hangt af van de mate waarin consumenten die naar het milieupark brengen. Daarover bestond weinig helderheid.
Vito kwam tot de conclusie dat slechts 20 procent van de spaarlampen wordt ingeleverd. Dan is de spaarlamp wat kwik betreft toch ongunstiger dan de gloeilamp. Een verbeterd inlevergedrag en kwikarme spaarlampen kunnen daar verandering in brengen. Dat eerste blijft twijfelachtig, aan het tweede wordt inmiddels gewerkt.
DS, 08-10-2009 (Warna Oosterbaan, © NRC Handelsblad)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|