Teddy, de broer die overbleef
Teddy, de broer die overbleef
In de recente Ted Kennedy-biografie 'The Last Lion' zoomt Boston Globe-journalist NEIL SWIDEY in op de dramatische gebeurtenissen aan het begin van zijn rijkgevulde en turbulente loopbaan als senator. Twee broers, twee slachtoffers: de moorden zouden hem voor de rest van zijn carrière tekenen. Een fragment.
JFK
Toen een woordvoerder in november 1963 binnenstormde, zat Ted Kennedy de Senaat voor. Het was ondankbaar klerkenwerk, dat uitbesteed werd aan jonge leden.
'Er is iets verschrikkelijks gebeurd!', zei hij. 'Het is gruwelijk!'
'Wat?', vroeg Kennedy.
'Uw broer. Uw broer de president. Hij is neergeschoten.'
Ted zat nog geen jaar in de Senaat (na de verkiezingen in 1962), maar zijn entree was beter dan verwacht. De bekrompen leiders van de ultieme oudemannenclub hadden gedacht dat het jonge broertje van de president met veel poeha rond zou paraderen, maar Ted bleek een voorbeeld van bescheidenheid, die zijn oudere collega's charmeerde met humor en warmte. Als jongste van negen kinderen was hij goed voorbereid op een instituut dat draait op anciënniteit.
En hoewel hij nooit met zijn status als broer van de president te koop liep, kon hij zich wel in die positie vinden. Jack genoot zeer van zijn gezelschap en inviteerde hem dikwijls op het Witte Huis, voor wat vertier na gedane arbeid.
Eén afgrijselijk moment was genoeg om alles op zijn grondvesten te doen daveren. De verwarde uren daarna duurden een eeuwigheid: Ted racete van het Capitool naar zijn huis in Georgetown, om te zien of zijn gezin veilig was. Na veel moeite vond hij in Washington, waar de meeste telefoonlijnen overbezet waren, ook een telefoon die werkte. Hij belde Bobby.
Bobby zou wel weten wat er moest gebeuren. Eindelijk kreeg hij zijn broer aan de lijn. 'Hij is dood,' zei Bobby simpelweg, 'je kan maar beter naar moeder en de zussen bellen.'
Ted vloog naar Hyannis Port om het verpletterende nieuws aan zijn zieke vader te vertellen.
De volgende dagen verliepen in een waas van gebeurtenissen en verplichtingen, waarbij hij zich voor anderen sterk hield - voor zijn ouders, voor de rest van de familie, voor het land. Terwijl hij rouwde op het spreekgestoelte, sublimeerde hij zijn eigen pijn . Zoals te verwachten gebruikte hij humor om de pijn van anderen, en misschien ook zijn eigen pijn, te verzachten.
Op de ochtend van de begrafenis probeerden hij en Bobby Jackie Kennedy te verstrooien met een verhaal over Teds pak. De broek van het pak was onderweg verloren gegaan en de broers hadden er niets beters op gevonden dan dat Ted de broek zou aandoen die Jack op zijn inauguratie had gedragen. Teddy's iets omvangrijkere buikomtrek had hen tot last-minute-aanpassingen verplicht.
Maar de man die tot op dat moment in zijn rol van babybroer altijd de lachers op zijn hand kreeg, moet geweten hebben dat het in zekere zin gedaan was met lachen.
RFK
In 1968 leek het alsof iedereen in de entourage van Bobby wou dat hij een gooi zou doen naar het presidentschap. Iedereen behalve zijn broer.
Ted nam zijn toevlucht tot koude politieke logica om zijn verzet tegen dat plan te kaderen: een zittende president verslaan zou bijna onmogelijk zijn, zelfs al was L.B. Johnson zeer verzwakt door Vietnam.
Bovendien zou Bobby's kandidatuur in de partij verdeeldheid zaaien, zou er een Republikein verkozen worden, en zou hij de kans op het presidentschap in 1972 vergooien. Bobby ging akkoord, met tegenzin.
Maar op 12 maart sloeg de anti-oorlogskandidaat Eugene McCarthy LBJ en de politieke wereld met verstomming, door 42 procent te halen in de New Hampshire primary. Vier dagen later liet Bobby weten dat hij presidentskandidaat was. Ted gooide alles in de strijd om zijn broer te helpen.
In de nacht van vier juni gaf Ted een speech in San Francisco, waarin hij Bobby's team in Noord-Californië bedankte. Op de terugweg naar zijn suite in het Fairmont Hotel, deden hij en zijn assistent Dave Burke de tv aan, om naar Bobby's overwinningsspeech in Los Angeles te kijken.
'Stil, stil!', probeerde iemand op tv het pandemonium te overstemmen.
'Wat gebeurt er in godsnaam?', vroeg Ted aan Burke.
'Geen idee,' antwoordde Burke, die zijn paniek trachtte te beheersen.
'We moeten ernaar toe.'
Toen hij hoorde dat Bobby neergeschoten was, rende Burke uit de hotelkamer en sprintte hij de trappen af naar de lobby, waar hij een vlucht naar Los Angeles regelde. Tijdens de hele vlucht zei de hartelijke, joviale Teddy geen woord.
De dag erna bleek dat Bobby niet meer gered kon worden. Bobby's woordvoerder, Frank Mankiewicz, kwam uit de ziekenhuiskamer, toen hij een figuur in het slecht verlichte toilet daarnaast ontwaarde. Het was Ted.
'Ik heb nooit, nimmer, meer pijn op een gezicht gezien, en ik denk niet dat ik ooit nog zoveel pijn zal zien.'
De avond voor de begrafenis bracht Ted voor het grootste deel in de auto door: samen met zijn vriend en voormalig assistent John Culver reed hij rond in New York. Culver wist ondertussen dat Teddy, die op goede momenten zo graag babbelde, zich afsloot en stil werd wanneer hij verdriet had.
Ted bleef sterk toen hij de lofrede aan zijn broer voordroeg, met een stem die pas op het einde kraakte. 'Zij die hem liefhadden en hem vandaag naar zijn laatste rustplaats brengen,' zei hij, 'bidden dat wat hij voor ons was, en wat hij voor anderen verlangde, ooit voor heel de wereld werkelijkheid zal worden.'
De hele wereld keek toe, maar Ted was alleen. De moord op Jack liet hem gebroken achter, maar toen was Bobby er altijd nog geweest, als een rots. De tweede moord nam zijn laatste buffer weg. Ted voelde zich verantwoordelijk voor de rest van de uitgebreide familie, en zeker voor het gezin van Bobby, want Ethel was zwanger van hun elfde kind.
Het zou niet zijn laatste beproeving zijn.
Neil Swidey is journalist van The Boston Globe
© 2009 The Boston Globe, DS, 27-08-2009
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|