De moraal van het bonusverhaal
De moraal van het bonusverhaal
Dat de banken opnieuw voor miljarden aan bonussen uitgeven, is de schuld van de politieke leiders, vindt MARC DE VOS. 'Niet alleen is het casino dus nog open, maar dezelfde spelers zitten aan de speeltafels en de winstkansen zijn toegenomen.'
De politieke wereld in binnen- en buitenland is gegrepen door een golf van verontwaardiging over de miljardenbonussen in de banksector. Ik deel volmondig de collectieve verontwaardiging. Sterker nog, de perversiteit van dit rondje bonusextravaganza zit dieper dan velen denken. Maar we moeten ook het hele plaatje bekijken. Dan volgt het besef dat de politieke wereld voor een groot deel oogst wat zij zelf heeft gezaaid.
Eerst een broodnodige nuance. We spreken over een klein clubje van investeringsbankiers die geld hebben verdiend aan de crisis of aan de recente heropleving van de beurzen. Er zijn enkele zwaluwen die opnieuw miljardenwinsten boeken. De systeemcrisis in de financiële sector is niet voorbij. De Europese banksector moet nog 80 procent van de rommelkredieten verteren. Maar de angst voor totale implosie ebt weg. Er zit psychologieverbetering achter de recente koersverbeteringen bij de banken.
Eigenlijk zouden we blij moeten kunnen zijn dat er opnieuw winst wordt gemaakt. Zonder een goeddraaiende financiële markt ligt de economie immers droog, dat hebben we aan den lijve ondervonden. Helaas moeten we niet blij zijn, maar woest. Dat heeft te maken met de vaststelling dat politieke leiders - zowel internationaal als nationaal - niet of nog niet in staat zijn geweest om de lessen te trekken uit de grootste financiële crisis sinds de Grote Depressie. Dat zorgt voor stuitende perversiteit.
Perversiteit nummer één is dat de schuldigen van de crisis onvoldoende zijn gestraft. Toen speculatie de financiële sector op de rand van de afgrond bracht, hebben regeringen wereldwijd gekozen voor reddingsplannen. Dat was noodzakelijk om een economische holocaust te vermijden. Maar het gevolg is wel dat de ultieme marktsanctie voor onverantwoord gedrag - faillissement - bijna niet is toegepast. De casinospelers hebben de schulden van het casino op de gemeenschap kunnen dumpen. Maar het casino bestaat nog altijd.
Perversiteit nummer twee is dat overheden wereldwijd de duizenden miljarden reddingsgeld onvoldoende hebben omgezet in zeggingsmacht. Slechts een minieme fractie is gebruikt om aandelen te verwerven in de banken, vaak nog zonder stemrecht. Er zijn wel bestuurspostjes verdeeld, maar als belangrijke aandeelhouder had men veel sterker gestaan om de bedrijfscultuur en de bonuspraktijken van binnenuit te veranderen.
Perversiteit nummer drie is dat overheidssteun de grootste investeringsbanken nog sterker heeft gemaakt. De markt is geconsolideerd en de grootste vissen zijn bijna allemaal gebleven. Ze hebben nu minder concurrentie en kunnen hogere marges rekenen. Ze verdienen gouden bergen met de crisis die zelf mee hebben veroorzaakt. Na een crash volgen beursswings en daarop wordt massaal gespeculeerd. Schaarste in bankleningen noopt bedrijven tot uitgifte van eigen obligaties, waarop investeringsbanken grof verdienen. Ook de bonuscarrousel draait als vanouds, terwijl bonusdrift zo nefast is gebleken in de crisis. Niet alleen is het casino dus nog open, maar dezelfde spelers zitten aan de speeltafels, ze hebben meer speelkansen dan voordien en de winstkansen zijn toegenomen.
Hoe is zo ver kunnen komen? Uiteraard verzuimt de sector zichzelf te verschonen. Maar nieuwe normen moeten voor iedereen gelden en dat lukt nooit zonder regulering. We botsen op de onmacht van de internationale politiek. De realiteit van de internationale financiële economie is die van haar regulering voorbijgesneld. Daardoor konden toverproducten in de schaduw een wereldwijde bubbel creëren, met fatale gevolgen. Om een herhaling van dat scenario te vermijden, zijn drastische ingrepen nodig. Een nieuw internationaal kader dringt zich op, waarin de verhouding tussen gewone banken en risicovolle investeringsbanken wordt aangepakt, waarin nieuwe controleregels risico's beheersen, waarin de kostprijs van een impliciete staatsgarantie voor banken wordt verrekend, en waarin loonbeleid op duurzaamheid wordt afgestemd.
Van dat alles komt voorlopig bitter weinig in huis. Internationaal is er onvoldoende consensus en geen institutioneel kader. De G20 in Londen kan blaffen voor transparanter loonbeleid, maar bijten kan niet. Bij gebrek aan internationale cohesie, moet er nationaal gehandeld worden. Dan is bescheidenheid troef, want niemand kan of wil de eigen spelers fnuiken of wegjagen. Kijk naar België, waar de commissie-Lamfalussy pleit voor politieke haalbaarheid en de premier verkondigt dat echte hervormingen pas na de crisis kunnen. Dan zal iedereen schreeuwen om vooral het herstel niet te fnuiken. We dreigen in business as ususal te belanden. De mondiale crisis zou een historische opportuniteit moeten zijn om de financiële sector stabiel te maken voor toekomstige groei. Maar de internationale impotentie die tot de crisis geleid heeft, dreigt nu de opportuniteit te verkwisten. Dat is de moraal van het cynische bonusverhaal.
Marc De Vos is directeur van het Itinera Institute en docent UGent.
DS, 10-08-2009
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|