Deugden leiden tot een voortreffelijk leven
Als opmaat tot een wekelijkse serie over deugden sprak de filosoof Paul van Tongeren gisteravond op de Radboud Universiteit in Nijmegen over oude en nieuwe deugden .
,,Deugden zijn geen beperkende normen of vage waarden, maar kwaliteiten waarin je excelleert. Zo spreken over morele vorming lijkt mij zinniger dan het normen- en waardendebat.’’
Wie het woord ’deugd’ in de mond nam, kon decennialang rekenen op opgetrokken wenkbrauwen. Het pad der deugd was voor Vadertje Cats, niet voor vrijgevochten geesten. Vreemd, want ’deugd’ betekent oorspronkelijk virtuositeit. Deugden leiden dan ook niet tot een burgermansbestaan, maar tot een voortreffelijk leven.
Voortreffelijk leven – daarover ging het gisteravond in Nijmegen, op een avond over klassieke en moderne deugden , georganiseerd door het Soeterbeeck Programma en Trouw. Paul van Tongeren, hoogleraar wijsgerige ethiek aan de Radboud Universiteit, kwam in zijn betoog terug op de burgerlijke reputatie van de deugdethiek.
„Door ontwikkelingen als het opkomende calvinisme, burgerdom en kapitalisme ontstonden eind achttiende eeuw burgerlijke deugden . Denk aan vlijt, zuinigheid, orde en netheid. Zo was de deugdethiek verworden tot een symbool van braafheid en tamheid, tot het tegendeel van wat ze ooit was: de ethiek van virtuoze levenskunstenaars.’’
Deze ethiek van de levenskunst kent een lange traditie, vanaf de oude Grieken. Ter bescherming van de stadsstaat stelden filosofen als Plato en Aristoteles een deugdethiek op, die de wilde energie van de vroegere helden diende te kanaliseren. Ook in het vervolg van de geschiedenis zijn de deugden telkens opnieuw aangepast en vertaald naar de omstandigheden van het moment.
Voordat Van Tongeren gisteren inging op een mogelijke hedendaagse vertaling van de deugdethiek besprak hij eerst wat er in de traditie van de deugdethiek constant blijft. Want als je spreekt over een traditie moet er ook continuïteit zijn.
„De deugd’’, zei Van Tongeren, „is ten eerste geen handeling, maar een houding. En een houding omvat veel meer dan alleen handelingen: ze betreft bijvoorbeeld ook de manier waarop we nog niet handelen, maar waarnemen wat er met ons en om ons heen gebeurt, en hoe we daarop gevoelsmatig reageren.’’
Als we de deugd een houding noemen, vervolgde Van Tongeren, zegt dat ook iets over hoe hij tot stand komt, veel meer door geleidelijke vorming dan door inzicht, beslissing of een daad.
Vervolgens is de deugd een midden. Van Tongeren: „De deugdethiek gaat ervan uit dat de menselijke natuur in aanleg goed is maar gecultiveerd moet worden om optimaal tot ontwikkeling te komen. De optimale vorm van een natuurlijke emotie houdt het midden tussen te veel, te lang, of te vroeg, enzovoort, en te weinig, te kort, of te laat.’’
Hoe weet ik wat het juiste midden is? Van Tongeren: „Dat midden is relatief, maar pas op, dat betekent nog geen relativisme. Het midden is verschillend al naar gelang de persoon en de omstandigheden.
Toch is er een maat en die toont zich in het voorbeeld dat we onmiddellijk als voorbeeldig herkennen. Dat voorbeeld verschilt ook weer per tijdperk. Zo noemde Aristoteles de krijger het toonbeeld van moed, maar zag Thomas van Aquino zeventien eeuwen later in de martelaar de moedige bij uitstek.
In de loop van de tijd veranderen deugden en komen er nieuwe deugden bij. Goed voorbeeld daarvan zijn de zogenaamde theologale deugden , die we aan het christendom te danken hebben. Van Tongeren: ,,Geloof, hoop en liefde zijn deugden die je niet zelf kunt aankweken door te oefenen, maar die je gegeven moeten worden.
Het zijn deugden die niet zozeer de natuurlijke vermogens hun ideale vorm geven, maar die ze boven hun natuurlijke krachten uittillen, zodat een houding ontstaat die je net zo goed ’heilig’ als ’dwaas’ kunt noemen.’’
Waarom zou het belangrijk zijn in onze tijd een nieuwe vertaling te maken van de deugden ? In een gesprek naar aanleiding van zijn lezing in Nijmegen zegt Van Tongeren daarover: „Er zijn tal van redenen te noemen. Neem het huidige normen- en waardendebat. Dit debat is onvruchtbaar en dat heeft te maken met die termen ’normen’ en ’waarden’.
De normen worden ons teveel van buiten opgelegd en zijn alleen maar verplichtend. Elke verplichting daagt uit tot overtreding. In plaats van zo’n norm te accepteren en te verinnerlijken, willen wij de grens overschrijden.
Aan de andere kant staan de waarden, die zijn steevast hoogverheven en te weinig realistisch om houvast te bieden. Denk aan die prachtige abstracte zinnen die je in mission statements van bedrijven en organisaties tegenkomt: vroom, maar weinig concreet.’’
Wat we volgens Van Tongeren nodig hebben, is een verbinding tussen die twee uiteinden. „De normen- en waardendiscussie heeft die niet opgeleverd. Integendeel. Door de termen als twee-eenheid te presenteren, wordt het probleem van hun verbinding verdoezeld, zodat het debat vervaagt en het onze morele vorming eerder schade berokkent dan verder helpt.
Op maatschappelijk niveau leiden de strenge normen tot een roep om meer blauw op straat, en de vage waarden roepen allerlei idealisme in het leven, dat weinig zoden aan de dijk zet.’’
De deugd verbindt deze uiteinden wel? „Ja. De deugdethiek is een opvoedingsethiek, gericht op voortdurende vorming, op een perfectionering van jezelf.
Zoals een goede wetenschapper probeert nog beter te worden, zo probeert een vriendelijk mens zijn vriendelijkheid te perfectioneren. Gewoontes helpen daarbij. En die gewoontes ontstaan door wetten en opvoeding. Het gaat erom die regels te verinnerlijken, zodat ze uiteindelijk als het ware van binnenuit gedragen en gemotiveerd worden. De deugd toont zich als een manier van ’handelen’ die er goed uit ziet en die goed voelt.
Zolang je er nog voor moet zwoegen, ben je er niet; zelfbeheersing is geen deugd, maar een stap op weg naar de deugd.’’
Van Tongeren benadrukt dat de deugdethiek ervan uitgaat dat wij onszelf en anderen voortdurend vormen. „We kunnen niet anders. Met wat we doen veranderen we niet alleen dit moment en deze situatie, maar trekken we tegelijkertijd een spoor dat invloed heeft op wat we in de toekomst zullen doen. Het woord ’karakter’ is etymologisch verwant aan ’krassen’.
Een karakter is het geheel van ingeslepen lijnen. De deugdethiek veronderstelt dat we ons karakter constant vormen, dat er voortdurend lijnen getrokken worden. En deugden zijn de optimale gedaantes die onze karaktertrekken kunnen krijgen.
Deugden zijn dus geen beperkende normen of vage waarden, maar kwaliteiten waarin je excelleert. Zo spreken over morele vorming lijkt mij vruchtbaar, zinniger dan het normen- en waardendebat.’’
Om te illustreren hoe concreet de deugdethiek kan zijn, vertelt Van Tongeren over een gesprek met het ministerie van Binnenlandse Zaken. „In de tijd van Ien Dales is ’integriteit’ een belangrijk thema geworden. Inmiddels is het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) opgericht.
Met allerlei instrumenten probeert men de integriteit van mensen en organisaties te bevorderen. Zij hebben het ’Centrum voor Ethiek’ van de Radboud Universiteit gevraagd of de deugdethiek voor hen ook bruikbaar zou kunnen zijn. Dat is interessant. Integriteit is een term die je naar mijn idee in de klassieke deugdethiek niet tegenkomt maar die een belangrijk element is geworden van ons moreel besef.
Ien Dales zei destijds: ’Je bent integer of je bent het niet. Je kunt niet een klein beetje integer zijn.’ Tegen de mensen van BIOS heb ik gezegd: ’Als je integriteit als deugd wilt zien, moet je dat loslaten. Je moet erkennen dat je wél een beetje integer kunt zijn, dat integriteit iets is waarin je kunt groeien, een houding in jezelf die te perfectioneren valt’.”
Wat is dan integriteit als deugd? „Volgens Aristoteles is een deugd altijd een midden. Misschien is integriteit het midden tussen rechtlijnigheid en onberekenbaarheid. Tussen domweg de regels volgen en creatief boekhouden. Door er zo over na te denken, ben je meteen bezig om je erin te trainen.’’
Integriteit is een moderne deugd. Zijn er ook oude deugden , die voor ons juist nu bruikbaar zijn? Van Tongeren: „Zeker, tientallen. Ik noem er één: geduld. Onze tijd wordt gekenmerkt door ongeduld; alles wat we willen, willen we onmiddellijk. Iets zijn tijd geven valt ons moeilijk.
Daartegen kun je de deugd van het geduld in stelling brengen. Geduld is een klassieke deugd; Thomas van Aquino kent de patientia zelfs een heel belangrijke rol toe. Maar hij brengt haar in verband met lijden en martelaarschap. Dat laatste heeft voor ons weinig betekenis meer. Wij kunnen de deugd van het geduld misschien als een goede manier van omgaan met de tijd herdefiniëren.’’
Hoe doe je dat? „Door na te denken. Nu zo, á la minute improviserend, zou ik zeggen dat ongeduld te maken heeft met onze extreme neiging tot maken en plannen. Wij willen het verleden achter ons laten en de toekomst in blauwdrukken vastleggen; we maken plannen, zetten een traject uit, stellen targets waaraan we ons moeten houden.
Zo maken we verleden en toekomst ondergeschikt aan het heden waarin we onze plannen opstellen. Maar het kenmerk van het verleden is dat het geleidelijk vervaagt en van de toekomst dat zij op ons toekomt, dat zij ons verrast, dat zij ons iets doet toekomen wat we nu nog niet hebben.
Om aan de toekomst recht te doen, zullen we niet alles moeten vastleggen. En om aan het verleden recht te doen zullen we het zijn tijd moeten geven. Geduld is misschien wel die houding die de verschillende tijden (heden, verleden en toekomst) tot hun recht laat komen.’’
Is het mogelijk over deze deugden te debatteren? Van Tongeren: „Zeker, maar ik spreek liever van een gesprek of een dialoog. In een ’discussie’ zie je alleen maar opponenten die de hakken in het zand zetten. Zelden of nooit zie je iemand van standpunt veranderen.
Iedereen meent al te weten hoe het is. Het andere uiterste is de uitwisseling van ervaringen. Daarin gaat het niet om wie gelijk heeft, maar slechts om het uiten van meningen. In een goede dialoog is de waarheid altijd in het geding. Je móet geïnteresseerd zijn in de waarheid van je overtuiging om een echt gesprek te kunnen voeren. Maar tegelijk moet je erkennen dat je die waarheid nog niet in bezit hebt.’’
„Zo kun je ook de dialoog opvatten als een deugd, die het juiste midden houdt, in dit geval tussen fanatisme en vrijblijvendheid. Aan de ene kant staan fanatici en fundamentalisten. Zij menen de waarheid in pacht te hebben, daarom hoeven zij niet naar anderen te luisteren. Aan de andere kant staan de relativisten, die menen dat er geen waarheid is, en dat we hooguit ervaringen kunnen uitwisselen. In een goed gesprek zoek je naar waarheid in het besef dat je die waarheid nog niet hebt.’’
http://meer.trouw.nl/dossiers/deugden
Trouw, 18-01-2008 (Peter Henk Steenhuis)