De neergang van America Inc
De neergang van America Inc
BRUSSEL - Als George W. Bush de ceo zou zijn van America Inc, hebben de aandeelhouders veel reden om zich grote zorgen te maken.
Een puinhoop. Dat is wat er van de grootste economie ter wereld over is na acht jaar Bush. Het land hapt naar adem door de zwaarste crisis in tachtig jaar. Alle economische indicatoren zijn ongunstig. De werkloosheid loopt snel op, de staatsschuld heeft astronomische hoogtes bereikt, de financiële sector en de auto-industrie liggen aan het infuus, de dollar is verzwakt en de vastgoedmarkt op spectaculaire wijze in elkaar gestort. Het economisch landschap dat Bush achterlaat, is er een van niet-afbetaalde schulden, omgevallen banken en geslonken fortuinen.
Laten we even naar de naakte cijfers kijken:
Toen George W. Bush in 2001 aantrad, bedroeg het Amerikaanse handelstekort 380 miljard dollar. In 2007, het laatste jaar waarvoor een volledig cijfer beschikbaar is, bedroeg het 700 miljard dollar. Een toename met 84 procent. De verhouding tussen wat de Verenigde Staten invoeren en uitvoeren is dus verder uit balans geraakt. Anders gezegd: de VS is nog afhankelijker geworden van spullen die in China worden gemaakt. Daardoor is het land kwetsbaarder geworden. Niet alleen op industrieel vlak, maar ook financieel. Want al die Chinese elektronica, kleding en speelgoed moeten uiteraard betaald worden. Een tekort op de betalingsbalans maakt de VS gevoeliger voor valutaschommelingen en kan leiden tot een verzwakking van de dollar.
De Amerikaanse munt is dan ook verzwakt tijdens Bush' regeerperiode. Bij zijn aantreden in 2001 was een dollar 1,06 euro waard. Deze week was diezelfde dollar nog 75 eurocent waard. Een waardedaling met 29 procent. Op economisch vlak blijven de gevolgen daarvan beperkt, vooral omdat olie in dollar wordt betaald en de VS dus tamelijk ongevoelig zijn voor de waardedaling van hun eigen munt. Dit in tegenstelling tot Europa. Maar de Amerikaanse industrie heeft nauwelijks kunnen profiteren van de verbetering van de eigen concurrentiepositie. De dalende dollar maakt Amerikaanse producten relatief goedkoop, maar toch is de export van Amerikaanse spullen veel minder snel gestegen dan de import van buitenlandse goederen en diensten.
Bush' begrotingsbeleid was evenmin erg succesvol. De overschotten op de begroting die zijn voorganger Bill Clinton met de hulp van de gunstige economische conjunctuur had opgebouwd, verdwenen als sneeuw voor de zon. Toen Bush aantrad, hadden de VS net een begrotingsoverschot met een recordomvang van 230 miljard dollar geboekt. In zijn eerste regeringsjaar liet Bush dat overschot halveren, en daarna zijn er alleen nog maar tekorten geboekt. Drie jaar na zijn aantreden was er al een begrotingstekort van 521 miljard dollar. In 2008 bedroeg het tekort 455 miljard dollar, volgend jaar dreigt het - als gevolg van de massale staatssteun aan de financiële sector en het herstelplan van Barack Obama - op 1.186 miljard dollar uit te komen.
Om begrotingstekorten te financieren, moet er geld geleend worden. Geen wonder dus dat de staatsschuld onder Bush opliep tot astronomische hoogtes. Terwijl Clinton erin geslaagd was de schuld met 360 miljard dollar terug te dringen, liet Bush de schuld enorm oplopen. Van 5.727 miljard dollar bij zijn aantreden tot 10.608 miljard dollar deze week. Tijdens de acht jaar dat Bush aan het bewind was, steeg de schuld dus met 4.881 miljard dollar, of 85 procent. Dat is 1,6 miljard dollar per dag, of 67 miljoen dollar per uur, of meer dan 1 miljoen dollar per minuut. Een historische dag in dat verband was 30 september 2007. Toen overschreed de schuld voor het eerst het niveau van tienduizend miljard dollar. Het gevolg was dat er op de National Debt Clock, die op Times Square in New York het oplopen van de schuld in real time aangeeft, zoveel getallen moesten komen dat er geen ruimte meer was voor het dollarteken. Voor Bush was het een geluk bij een ongeluk dat het bereiken van kaap van tienduizend miljard midden in de ergste fase van de kredietcrisis viel, zodat er nauwelijks aandacht aan werd besteed.
Qua werkgelegenheid heeft Bush evenmin veel gepresteerd. In januari 2001 bedroeg de werkloosheid in de Verenigde Staten 4,2 procent. In december 2008 was het cijfer opgelopen tot 7,2 procent. Dat komt onder meer doordat er onder Bush niet veel werkgelegenheid werd geschapen. In januari 2001 kenden de VS 132,1 miljoen banen (buiten de landbouwsector), eind 2008 waren dat er 135,5 miljoen. Een toename met 2,6 procent, een van de laagste groeicijfers sinds de metingen zeventig jaar geleden begonnen.
Wel is het zo dat het werkloosheidscijfer gedurende het grootste deel van zijn regeerperiode daalde. Bush had het nadeel dat de economie door een minder goede periode ging bij zijn aantreden, en ook bij zijn aftreden. Tussen eind 2003 en midden 2007 daalde de werkloosheid van ruim 6 procent naar minder dan 4,5 procent. Maar vorig jaar ging ze steil omhoog. De werkloosheid staat nu op het hoogste peil in 24 jaar.
Kan dit alles zonder meer op het conto van Bush geschreven worden? Laten we eerlijk zijn: neen. De kredietcrisis, die sinds oktober het economisch klimaat danig heeft doen verslechteren, is niet door zijn toedoen ontstaan. Integendeel. De wortels van de crisis moeten gezocht worden in de deregulering en het lagerentebeleid dat onder Bush' voorganger Bill Clinton werd gevoerd. Maar dat neemt niet weg dat Bush verzuimd heeft aandacht te besteden aan de voortekenen van de naderende ramp. Dat de vastgoedprijzen tot onrealistische hoogte waren gestegen, was al vóór het uitbreken van de crisis bij veel economen een bron van zorg. Vooral omdat de stijgende vastgoedprijzen door consumenten gebruikt werden om extra hypotheken af te sluiten op de meerwaarde van hun huis, en ze met het aldus geleende geld hun consumptie op peil hielden. Veel van de economische groei in het midden van dit decennium was in de VS gebaseerd op de thesis dat vastgoedprijzen altijd zouden blijven stijgen en niet konden dalen. Het vasthouden aan die premisse heeft dramatische gevolgen gehad, zoals we intussen weten.
De vastgoedcrisis heeft veel gewone Amerikanen hard getroffen. Als ze hun huis al niet onteigend zagen worden op vraag van de bank, dan is de prijs van hun eigendom sterk gedaald. De prijzen staan nu op het niveau van 2004, en de bouw van nieuwe woningen is dramatisch ingestort. De bouwactiviteit is in achttien jaar niet zo laag geweest. Door de terughoudendheid van de banken is er weinig woonkrediet beschikbaar, waardoor de bouwactiviteit zich voorlopig niet zal herstellen. De vraag naar huizen blijft laag, waardoor de prijzen onder druk blijven staan.
Eigenlijk heeft Bush gedurende zijn twee ambtstermijnen weinig economische initiatieven genomen. Dat was ook niet echt nodig. Gedurende het overgrote deel van zijn regeerperiode verkeerde de economie in topvorm. In vijf van de acht jaar groeide de Amerikaanse economie met meer dan 3 procent. Alleen in 2002, toen het land de gevolgen droeg van het uiteenspatten van de dotcomzeepbel, werd er een lage groei van 0,3 procent geboekt. Ook de beurs deed het tot 2007 uitstekend. In dat klimaat van hoge groei, dalende werkloosheid, stijgende koersen en lage rente was er weinig noodzaak om het economisch beleid ingrijpend bij te sturen.
Het ontstaan van de kredietcrisis kan Bush dus niet echt aangewreven worden, maar de belabberde aanpak ervan wel. Op geen enkel moment wekte hij de indruk de zaken in de hand te hebben, of met een doelgerichte aanpak de ontwikkelingen ten goede te keren. Bush beperkte zich tot persconferenties met peptalk en liet het vuile werk over aan zijn minister van Financiën (en ex-Goldman Sachs-bankier) Henry Paulson.
Een van de grootste blunders in Bush' regeerperiode is ongetwijfeld het faillissement van Lehman Brothers geweest. Nadat de Amerikaanse regering achtereenvolgens de zakenbanken Bear Stearns en Merrill Lynch en de hypotheekinstellingen Fannie Mae en Freddie Mac had gered, groeide bij Paulson de overtuiging dat er een voorbeeld gesteld moest worden om duidelijk te maken dat de overheid niet alle banken van het land zou kunnen redden, en dat het nemen van onverantwoorde risico's niet ongestraft kon blijven. Maar het bankroet van Lehman Brothers zette een ongekende paniekgolf in beweging die de crisis deed uitgroeien tot een financiële noodtoestand.
Een tweede misser van Paulson was het plan om met belastinggeld de 'giftige' kredietportefeuilles van de banken over te kopen. Het kreeg al meteen tegenwind van economen en congresleden. En toen bleek dat Europese overheden voor een heel andere aanpak van de bankencrisis kozen en daar succes mee boekten, veranderde ook Paulson het geweer van schouder. Het zogenaamde TARP-plan (Troubled Assets Relief Program) is dan ook niet of nauwelijks uitgevoerd.
In feite was Bush' belangrijkste economische wapenfeit een uitvloeisel van zijn buitenlandbeleid: de oorlog in Irak. Die heeft zoveel overheidsgeld opgeslorpt dat er voor andere dingen niet veel overbleef. De teller voor de kostprijs van de oorlog staat nu op 622 miljard dollar. Een vraag om over na te denken: hoe zouden de VS er nu voor staan als datzelfde bedrag was besteed aan het versterken van de economie?
DS, 15-01-2009 (Ruben Mooijman)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|