Ouders zijn eerste bron van informatie
Ouders zijn eerste bron van informatie
BRUSSEL - Jongeren die informatie moeten opzoeken, geven zelf aan dat ze daar helemaal niet goed in zijn. Zelfs niet op het internet, waar ze maar wat lukraak rondsurfen.
Al eens meegemaakt dat uw zoon of dochter een werkje moet maken voor school, dat begint met het opzoeken van informatie? Wordt u dan ook ingeschakeld om te helpen zoeken? Wees gerust, het is niet zo uitzonderlijk. Uit onderzoek dat professor Steven Eggermont, communicatiespecialist aan de KU Leuven, op vraag van het Vlaams Informatiepunt Jeugd uitvoerde, blijkt dat kinderen en jongeren helemaal niet goed zijn in het opzoeken van informatie. Als ze iets moeten vinden, hebben ze in hoofdzaak twee strategieën: Google en hun ouders.
Het is een beetje kort door de bocht, nuanceert Eggermont. 'Want jongeren leren natuurlijk ook veel op een toevallige manier, van hun vrienden, door tv te kijken, door wat ze incidenteel oppikken in de media of in de klas. Als je het zo bekijkt, zijn ouders niet de eerste bron van leren.'
'Maar vraag hen hoe ze informatie opsporen als dat op een of andere manier nodig is, en dan komen vooral hun ouders naar voren.'
Eggermont en zijn team bevroegen 1.100 kinderen en jongeren tussen 10 en 25 jaar. Hij deed dat op vraag van de Vlaamse minister van Jeugd, Bert Anciaux, en het Vlaams Informatiepunt Jeugd. De enquête werd aangevuld met kwalitatieve interviews.
'Wat me zo opviel,' zegt Eggermont, 'is dat jongeren zelf aangeven niet goed overweg te kunnen met het internet. Wij merken dat trouwens bij onze eerstejaarsstudenten: als ze hier op de universiteit aankomen, hebben ze het nog helemaal niet onder de knie. Ze doen altijd hetzelfde, een beetje stuurloos googelen dus, zonder veel systeem.'
De onderzoeksresultaten worden donderdag voorgesteld op een studiedag en Eggermont zal daar beklemtonen dat het onderwijs veel meer aandacht moet besteden aan het leren opzoeken van informatie.
Typische jongeren-infokanalen scoren over het algemeen niet goed bij de jeugd, heeft Eggermont vastgesteld in zijn onderzoek. 'Ze kennen eigenlijk alleen de heel evidente', zegt hij. Zoals daar zijn: de bib, de website van De Lijn, de VDAB, de Gouden Gids en weekbladen als Yeti (bij de kinderen), Joepie (tieners) en Humo (adolescenten). 'Ook de Kinder- en Jongerentelefoon staat bij alle leeftijden in de top-tien, net als Child Focus, wat een goede zaak is.'
'Maar er is ook een hele lijst van infokanalen die informatie aanbieden die op maat van kinderen en jongeren zelf gesneden is, en die met moeite bij 20 procent van de doelgroep bekend zijn.' Het gaat om een lijst van wel 80 initiatieven, en dat is misschien gewoon té veel, zegt Eggermont. 'Als er 80 tv-kanalen waren, zouden die ook niet allemaal bekend zijn bij het brede publiek.'
De onderzoeker meent dat de jeugdsector zich hierover moet beraden. 'Misschien moet er in de toekomst meer samengewerkt worden. Ik weet dat dit een gevoelig punt is. Niemand geeft graag zijn eigenheid prijs. Maar het is toch opvallend dat de huidige versnippering niet werkt.'
En verder zou hij de sector willen voorstellen om een deel van hun aandacht te richten op de ouders. 'Ouders moeten niet louter opvoedingsadviezen krijgen. Ik zou ook adviseren om hen rechtstreeks te benaderen als het gaat om het verspreiden van informatie. In elk geval moet de sector zich beraden over hoe hij tegenouders aankijkt. Dat gebeurt nu te weinig.'
Overigens is het niet zo dat ASO-leerlingen beter hun weg vinden in het informatie-oerwoud. Die eer komt toe aan de TSO'ers. En allochtone leerlingen zijn niet minder goed op de hoogte. Ze zijn in feite 'even slecht op de hoogte' als andere leerlingen.
DS, 03-12-2008 (Veerle Beel)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|