Trouwen of samenwonen?
Trouwen of samenwonen?
Sinds 1 januari 2000 kunnen samenwoners zich in ons land laten registreren als 'wettelijke samenwoners'. En dat statuut is inmiddels razend populairder geworden. In 2000 kozen ongeveer 5.000 samenwoners voor het nieuwe statuut. Vorig jaar was dat aantal opgelopen tot 49.189. Daarmee overtrof het aantal samenlevingsovereenkomsten vorig jaar voor het eerst het aantal huwelijken dat in ons land werd voltrokken. Voor de portemonnee maakt het op het eerste gezicht niet meer veel uit of je trouwt of samenwoont. Fiscaal werden beide statuten immers bijna volledig geharmoniseerd. Maar op sociaal vlak worden samenwoners nog altijd minder goed beschermd.
Of je nu kiest voor samenwonen of voor het huwelijk, voor je belastingbrief maakt je burgerlijke stand in principe niets meer uit. Een grootscheepse belastinghervorming, waarvan de laatste fase in werking is getreden in 2005, maakt een eind aan zo goed als alle fiscale discriminaties die er op dat vlak nog bestonden voor de inkomstenbelasting. De krachtlijn van deze hervorming is dat wettelijke samenwoners voor het fiscale wetboek nu onder dezelfde noemer vallen als gehuwden. Of met andere woorden: wanneer de wet het heeft over de wettige echtgenoot, wordt daar ook de wettige samenwoner mee bedoeld.
Daarnaast heeft de belastinghervorming echter ook de fiscale spelregels voor feitelijke samenwoners in grote lijnen gelijkgetrokken met die voor gehuwden. De inkomsten van twee partners die onder hetzelfde dak wonen, worden sinds de belastinghervorming immers altijd volledig gescheiden belast, ongeacht hun burgerlijke stand. Bovendien hebben twee partners ook altijd allebei afzonderlijk recht op een belastingvrij basisinkomen, de zogenaamde belastingvrije som. Die bedraagt dit jaar 6.150 euro per persoon (inkomstenjaar 2008, aanslagjaar 2009). In de meeste gevallen maakt het fiscaal bekeken dan ook geen cent meer uit of je alleenstaande bent, wettelijk of feitelijk samenwoont of gehuwd bent.
Een aantal verschillen blijft echter bestaan. Vaak gaat het daarbij om kleinigheden. Zo ontvangen gehuwden en wettelijke samenwoners bijvoorbeeld een gemeenschappelijk aanslagbiljet terwijl 'feitelijke' samenwoners net als alleenstaanden hun afrekening elk afzonderlijk ontvangen, op aparte aanslagbiljetten.
Een iets pikanter detail is het verschil in aansprakelijkheid ten overstaan van elkaars belastingschulden. Ben je gehuwd of wettig samenwonend dan ben je mee aansprakelijk voor de belastingschulden van je partner en kan de fiscus zich ook tot jou richten als je partner zijn belastingen niet betaalt. Woon je feitelijk samen dan heeft de fiscus dat recht niet.
Meer inhoudelijk bestaan er ook nog enkele andere verschillen die het vermelden waard zijn. Gehuwden en wettige samenwoners hebben bijvoorbeeld een aantal fiscale optimaliseringsmogelijkheden die niet van toepassing zijn voor feitelijke samenwoners, zoals het huwelijksquotiënt of het statuut van meewerkende echtgenoot. Wanneer slechts één van beide partners een eigen inkomen heeft, is het mogelijk om met één van deze technieken het inkomen van de werkende partner te splitsen over beiden, wat fiscaal voordeliger is. Feitelijke samenwoners, die fiscaal als alleenstaanden worden beschouwd, hebben die mogelijkheid niet. Verder is ook onderlinge verliescompensatie mogelijk tussen gehuwden en wettig samenwonende partners, een mogelijkheid die evenmin bestaat voor feitelijke samenwoners.
Los van de hervorming van de inkomstenbelasting werd er de voorbije jaren ook gesleuteld aan de fiscale regels die van toepassing zijn op erfenissen. Ook hier is de gelijkschakeling tussen gehuwden en samenwoners inmiddels in grote mate een feit. Aangezien dit een gewestelijke bevoegdheid is, bestaan er op dit vlak nog wel een aantal verschillen tussen de gewesten onderling. Vlaanderen gaat hierin het verst en hanteert voor samenwoners dezelfde tarieven als voor gehuwden wanneer de partners op datum van het overlijden wettelijk samenwoonden of minstens één jaar feitelijk samenwoonden. In het Brusselse Gewest kunnen alleen wettelijke samenwoners genieten van de lage tarieven die gelden voor echtgenoten. Feitelijke samenwoners betalen in het Brusselse Gewest in ieder geval de hoge tarieven die gelden voor 'vreemden' (40 tot 80procent). En in Wallonië, ten slotte, gelden voor wettelijke samenwoners enkel dezelfde successierechten als voor gehuwden wanneer de verklaring van wettelijke samenwoning minstens één jaar oud is op het moment van het overlijden. In alle andere gevallen zijn ook daar de hoogste tarieven van toepassing (30 tot 90procent).
Omdat beide statuten fiscaal zo goed als volledig gelijkgetrokken, blijken de verschillen voor de portemonnee minimaal te zijn. Op het vlak van (sociale) bescherming zijn er echter nog wél een aantal verschillen. Maar die gaan meestal pas spelen op latere leeftijd.
Neem bijvoorbeeld het rustpensioen. Dat wordt in ons land berekend op basis van de gepresteerde carrière. Hebben de twee partners allebei een eigen loopbaan, dan hebben ze dus ook allebei recht op een eigen pensioen. Of ze getrouwd zijn of samenwonen, maakt dan niets uit.
Voor getrouwde paren waarvan één van beide partners geen of weinig pensioenrechten heeft opgebouwd, wordt de burgerlijke stand echter wel belangrijk. Heeft één van beide echtgenoten te weinig eigen pensioenrechten, dan wordt het pensioen van de 'werkende' echtgenoot immers omgezet in een gezinspensioen. Concreet betekent dit dat het alleenstaandepensioen met 25 procent wordt opgetrokken.
Samenwoners echter hebben nooit recht op een gezinspensioen. Zij moeten het stellen met één alleenstaandepensioen als slechts één van beide partners pensioenrechten heeft opgebouwd. De partner zonder eigen carrière kan in zo'n situatie onder bepaalde voorwaarden wel recht hebben op het gewaarborgd inkomen voor gepensioneerden.
En ook als de partner waarmee je samenwoont overlijdt, mis je als langstlevende een aantal rechten. Een overlevingspensioen kan immers enkel toegekend worden aan de langstlevende echtgenoot. Als langstlevende samenwoner heb je daar nooit recht op. En ook de aanvullende uitkering die uitbetaald wordt wanneer het overlijden het gevolg is van een arbeidsongeval is enkel voorbehouden voor gehuwden.
Verder hebben samenwoners ook nog altijd zeer beperkte erfrechten tegenover elkaar. Wettelijk erven ze van elkaar enkel het vruchtgebruik van de woning en van het huisraad, de zogenaamde preferentiële goederen. Willen ze elkaar ook erfrechten geven op de andere goederen uit hun nalatenschap, denk bijvoorbeeld aan hun spaargeld, de auto, enzovoort, dan moeten daar testamenten of tontines aan te pas komen. Bovendien kunnen samenwoners elkaar ook altijd weer onterven. In vakjargon: tenzij voor de preferentiële goederen zijn samenwoners geen voorbehouden of reservataire erfgenamen van elkaar.
Ten slotte blijven gehuwden ook in het voordeel voor aanvullende pensioenregelingen. De overlijdensuitkering van een extralegaal bedrijfspensioen of van een individuele pensioen- of levensverzekering is immers vrijgesteld van successierechten voor de langstlevende huwelijkspartner, maar nooit voor wettelijke en feitelijke samenwoners.
DS, 27-10-2008
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|