Dossierkennis niet doorslaggevend in tv-duels
Levensgevaarlijk - Waarom dossierkennis niet de doorslag geeft in tv-duels
> Eén fout woord kan fataal zijn. > Stijl telt even zeer als inhoud > Debat winnen is niet altijd beslissend
De bezwete bovenlip van Richard Nixon, de steelse blik op zijn uurwerk van president Bush senior, of, in Frankrijk, het zinnetje 'vous n'avez pas le monopole du coeur' waarmee Valéry Giscard d'Estaing de socialist François Mitterrand vloerde. Het zijn beelden die nog altijd beklijven. Ze tonen wat een onvoorspelbare en gevaarlijke onderneming de tv-duels tussen presidentskandidaten zijn. Eén verkeerd woord, één slag van de tegenstander die je niet weet te pareren, en je kan, ondanks maanden campagne en miljoenenuitgaven, het Witte Huis - of het Elysée - vergeten.
Dossierkennis is niet doorslaggevend. Dat bewees het eerste duel tussen twee Amerikaanse kandidaten, op 26 september 1960, net 48 jaar voor John McCain en Barack Obama vanavond de degens kruisen.
Richard Nixon en John F. Kennedy antwoordden allebei vlot en competent op de vragen. Maar Nixon was slecht opgemaakt en zag er ongeschoren uit, zijn grijze pak verdween in de achtergrond, en hij leek gespannen. John F. Kennedy was gebruind en ontspannen, en zijn blauwe pak stak mooi af bij de wit-zwarte achtergrond. JFK won het debat, en nadien de verkiezingen, met een minimale marge. Men sprak van de cosmetic victory, de 'zege van de make-up'.
Maar het was meer dan dat. JFK beheerste het specifieke medium dat tv is. Hij wist dat je er niet abstract, maar tot mensen moet spreken, dat je geen argumenten moet opsommen maar een verhaal vertellen.
Daarin was Ronald Reagan onklopbaar. Hij had een wereldvisie waarvan je kon denken wat je wilde, maar ze was duidelijk was en hij kon ze in simpele, warme woorden uitleggen. In 1980 had hij een president Jimmy Carter tegenover zich die in het defensief zat, onder meer door de aanslepende gijzelingscrisis in Iran. Reagan won het debat niet op sprankelend intellectueel vertoon, maar onder meer door het humoristische 'there you go again' waarmee hij elke kritiek van Carter afwimpelde. Maar de brave Carter schoot ook zichzelf in de voet door te vertellen dat hij de ernstige kwestie van beperking van de atoomwapens met zijn 12-jarige dochter Amy besproken had.
Vier jaar later, in 1984, was leeftijd een issue omdat Reagan toen 73 was. In zijn eerste debat met de Democratische kandidaat Walter Mondale klonk de president eerder verward. Maar hij wist de situatie om te draaien. Op een vraag over zijn leeftijd zei hij in het tweede debat: 'Ik wil daar geen thema van maken. Ik wil de jeugd en onervarenheid van mijn tegenkandidaat niet voor politieke doeleinden uitbuiten.' Zelfs Mondale, die toch al 56 was, moest lachen. Reagan won zijn herverkiezing met een aardverschuiving. Alleen sommige tv-journalisten denken dat een tv-debat een gladiatorengevecht moet zijn. Het publiek verkiest de debater die kalm blijft en de lachers op zijn kant krijgt.
Dossierkennis is uiteraard niet overbodig in de tv-duels. Dat ondervond Gerald Ford, de vicepresident die president werd toen Nixon in 1973 moest aftreden wegens het Watergate-schandaal. Ford zei in één van de debatten van 1976 dat er 'geen Sovjet-dominatie van Oost-Europa' bestond. Hij herstelde zich niet van die blunder en Jimmy Carter werd president, om zelf vier jaar later te struikelen.
Als het echter alleen om dossierkennis ging, had vicepresident Al Gore in 2000 de huidige president in het behang moeten drukken. Maar Gore was saai en wist zich geen coherente houding tegenover Bush te geven.
Gebrek aan gepaste tv-stijl kwam ook de Democratische kandidaat Michael Dukakis duur te staan in zijn debat met George H.W. Bush, de vader van de huidige president, in 1988. De progressieve gouverneur van Massachusetts was tegen de doodstraf gekant. Hij kreeg de vraag of hij niet de doodstraf tegen de dader zou willen als zijn vrouw verkracht en vermoord zou worden. Als Dukakis met veel gevoel geantwoord dat hij hoopte dat hij zelfs in zo'n verschrikkelijk drama zijn principes trouw zou blijven, had hij die vraag overleefd. Maar hij herhaalde onbewogen zijn standpunt en kwam over als een koude technocraat.
Vier jaar later viel George H.W. Bush door de mand met een fataal stukje lichaamstaal. In volle debat met de Democratische kandidaat Bill Clinton en de onafhankelijke kandidaat Ross Perot zag men hem sluiks op zijn horloge kijken, met een air van: hoe lang duurt die onzin hier nog. Geen goede show als je daar staat om kiezers te overtuigen nog eens voor je te stemmen.
De winnaar van de tv-duels wint evenwel niet noodzakelijk de verkiezingen. In de debatten tussen de huidige president Bush en de Democraat John Kerry in 2004 riepen de experts Kerry tot winnaar uit. 'Okay, misschien heeft hij gewonnen maar dat betekent nog niet dat ik voor die man wil stemmen', was de reactie van veel Amerikanen. In presidentsverkiezingen stemt men voor een mens, en dat is een complex gebeuren waarin meer emotie dan rede meespeelt.
Daaraan moet Barack Obama vanavond denken. Hij is knap en welsprekend, en beheerst zijn dossiers. Maar bij een deel van het blauweboordenpubliek komt hij elitair en afstandelijk over, zo blijkt. Dat moet hij zien te corrigeren. Wat John McCain (72) betreft, de tv-confrontatie zal ongenadiger dan ooit het leeftijdsverschil in de verf zetten met de zoveel jongere, en goed uitziende, Obama (48). Obama vertrekt, ook al wegens de huidige financiële crisis, met de beste wapens. Maar ook hij betreedt een mijnenveld.
Mia Doornaert is redactrice buitenland
DS, 26-09-2008
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|