Zaterdag 20 maart 2004 staat wellicht slechts bij weinigen geboekstaafd als een gedenkwaardige dag. Nochtans, als we de persberichten mogen geloven, werd toen beslist dat alle sociale uitkeringen definitief aan de welvaart zouden worden gebonden. "Uitkeringen vanaf 2007 welvaartsvast", blokletterde De Standaard de maandag nadien. De minister van Pensioenen was in zijn 1 mei-toespraak niet minder enthousiast. Hij had het over "een volgehouden beleid van welvaartsvastheid van de wettelijke pensioenen waarbij de oudste pensioenen stelselmatig worden aangepast".
We willen het feestje niet vergallen – er is wel degelijk een basis gelegd dat een beleid van welvaartsvastheid toelaat – maar toch lijkt men hier en daar te denken dat elke gepensioneerde, invalide en werkloze zich voortaan mag verwachten aan een regelmatige verhoging van zijn of haar uitkering, volledig in de lijn van wat de sociale organisaties eisen. Dat is niet het geval! In dit artikel zullen we nagaan wat het belang is van de welvaartsaanpassing
van de pensioenen, ook in tijden van vergrijzing, en welke aanpassing voorrang moet hebben in het toekomstige beleid.
WAAROVER GAAT HET?
De Belgische pensioenen volgen elke overschrijding van de spilindex. Als blijkt dat de prijzen met meer dan 2% gestegen zijn, gaan de pensioenen automatisch met 2% naar omhoog. Zo blijven ze koopkrachtvast: met het pensioenbedrag kan men altijd dezelfde korf goederen kopen. Dit is een eerste element dat de pensioenbedragen vasthaakt aan de economische ontwikkeling. Een tweede factor is de welvaartsvastheid: het gelijke tred
houden van de pensioenen met de stijging van de lonen. Mits volledige welvaartsvastheid van het pensioen kan een gepensioneerde zich ook méér of duurdere producten aanschaffen, net zoals de actieven dat kunnen dankzij loonstijgingen. Dit principe van welvaartsvastheid is – in tegenstelling tot de
indexering – niet wettelijk gewaarborgd. Een wettelijke garantie zou natuurlijk wel wat geld kosten. De koppeling op 1 januari 2003 van de rust- en overlevingspensioenen van zelfstandigen en werknemers aan de gemiddelde loonstijging van het jaar 2002 zou 205 miljoen euro gevergd hebben. In deze tijd, waarin de betaalbaarheid van de wettelijke pensioenen als gevolg van de vergrijzing in het brandpunt van het maatschappelijke debat staat, lijkt het allesbehalve vanzelfsprekend om de discussie over welvaartsvaste pensioenen aan te wakkeren. Toch zal de werkelijke uitdaging van de vergrijzing erin liggen om tegelijk méér én hogere (lees: welvaartsvaste) pensioenen toe te kennen. Het ‘dure’ prijskaartje zou zich anders wel eens via een andere weg kunnen manifesteren: via een veralgemeend wantrouwen in de sociale zekerheid en hogere armoedecijfers.
bron:
http://www.okra.be