Staatshervorming: vooruit!
Staatshervorming: vooruit!
Moet onze federale staat nog wel hervormd worden? Natuurlijk wel, maar dan moeten we daar wel de nodige tijd voor nemen, met twee doelstellingen voor ogen, vindt Philippe Van Parijs.
Eerste doelstelling: het abces, waarvan de BHV-koorts maar een symptoom is, moet definitief leeggemaakt worden. Hoe? Door eens en voor altijd de legitimiteit van het taalterritorialiteitsprincipe te aanvaarden. Wat dat betreft gaf Le Soir op 16 augustus het goede voorbeeld door een tekst die in 1932 voor het eerst in de krant verscheen, opnieuw te publiceren. Daarin stelt de grote Waalse staatsman Jules Destrée dat hij niet kan aanvaarden dat Franstaligen 'in Vlaanderen alleen maar Frans willen spreken', waarbij hij 'deze minachtende afwijzing van de eigen leefomgeving, deze weigering om relaties aan te knopen met de plaatselijke bevolking' veroordeelt en er nog aan toevoegt dat Franstaligen 'van administratieve instanties alleen maar mededelingen in de taal van de overgrote meerderheid mogen verlangen'.
Laten we samen met Destrée dan ook allemaal vaarwel zeggen tegen het naar believen verfransbare 'Belgique de Bon-Papa'. Laten we stoppen met het dwarsbomen van het Vlaams Gewest omdat het de toegang tot sociale huisvesting afhankelijk maakt van het engagement om de Nederlandse taal te leren. Laten we de Kaderovereenkomst voor de bescherming van de nationale minderheden ratificeren, maar daarbij tegelijkertijd ook duidelijk preciseren dat de Nederlandstaligen die zich in Wallonië vestigen en de Franstaligen die zich in Vlaanderen vestigen er op niet meer of minder taalrechten aanspraak kunnen maken dan de Italianen of Polen.
En de faciliteiten in de Brusselse rand? Hun invoering in 1962 was een slecht compromis. Men had er toen beter aan gedaan om een deel van die gemeenten aan Brussel toe te voegen en de overige gemeenten geen enkel bijzonder statuut te geven. Wat we daar vandaag nog aan kunnen doen? Precies wat we toen hadden moeten doen. Als grote jongens en meisjes weten we namelijk allemaal dat we niet alles kunnen krijgen wat ons hartje begeert, dat een compromis sluiten altijd iets willekeurigs heeft en dat van alle mogelijke scenario's een ruwe fiftyfifty-verdeling nog niet zo gek is.
Wat dit concreet zou betekenen? Bijvoorbeeld dat enerzijds de twee grootste van de zes faciliteitsgemeenten deel uit zouden blijven maken van Vlaanderen en dat ook de faciliteiten die er op dit ogenblik bestaan, zouden blijven bestaan voor degenen die er vandaag van genieten, maar dat die niet meer uitgebreid zouden worden tot hun kinderen of nieuwe inwijkelingen. En dat anderzijds de vier kleinste gemeenten - iets minder dan 40 procent van de totale oppervlakte met iets meer dan 50 procent van alle inwoners - naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overgeheveld zouden worden. Aan beide kanten zal er natuurlijk moord en brand geschreeuwd worden. Dat spreekt voor zich. Dat is zelfs een goed teken. Maar dat mag ons niet beletten vooruit te gaan, in het belang van Wallonië, Vlaanderen en Brussel - zoals bij de overheveling van de UCL - in plaats van elkaar eeuwenlang in de haren te vliegen.
Moeten we deze door sommigen beduchte, door anderen verhoopte, maar al bij al beperkte uitbreiding van het Brussels Gewest - het gaat tenslotte over een piepklein deel van het nationale grondgebied - dan niet interpreteren als de voorbode van een uitbreiding van het Gewest tot zijn hele socio-economische hinterland, dit wil zeggen ruwweg de hele voormalige provincie Brabant? Met het oog op een goed beheer van de stedelijke entiteit waarvan het huidige Brussels Gewest slechts het hart vormt, zou een dergelijke uitbreiding vanzelfsprekend zijn. Vanuit linguïstisch standpunt bekeken, zou dit echter op bedriegerij neerkomen. Wie zoiets voorstelt, moet dat begrijpen en zo eerlijk zijn om dat te erkennen. Want de asymmetrische verhouding tussen de twee talen zou niet alleen tot een geleidelijke achteruitgang van het Nederlands in dit 'grote Brussel' leiden, vergelijkbaar met wat er al in het huidige 'kleine Brussel' gebeurde. Bovendien zouden de nu reële kansen op een aanzienlijke verbetering van de kennis van de Nederlandse taal er niet op verbeteren, maar er in tegendeel zelfs drastisch op verslechteren.
Betekent dit dan dat Franstalige Brusselaars voor eeuwig uit het randgebied verbannen worden? Helemaal niet. Ze kunnen zich, net als iedereen, in Vlaanderen komen vestigen, maar dan moeten ze wel beseffen dat ze de Nederlandse taal zullen moeten leren, als ze volwaardige inwoners van hun streek willen worden. Als dat te veel moed of deemoed van hen vergt, is er nog altijd de provincie Waals-Brabant, waar ze met open armen ontvangen zullen worden - net zoals trouwens ook alle Nederlandstaligen die wel een gelijkaardige inspanning willen leveren om de Franse taal te leren.
En BHV in dit hele verhaal? Voor iedereen die, net zoals Destrée, de legitimiteit van een beheersing van de 'olievlek' begrepen heeft, is de kieskring van Brussel-Halle-Vilvoorde geen voorbode van het België van morgen, maar een overblijfsel van het 'Belgique de Bon-Papa' dat onze verkiezingsinstellingen nodeloos bemoeilijkt. Zodra een behoorlijk compromis de gewestgrens enkele vierkante kilometer opgeschoven zal hebben, zal zich een opsplitsing ervan om coherentieredenen opdringen.
Zelfs na de bescheiden grenscorrectie zal het Brussel Gewest dus een klein Brussel blijven. Men zou dwaas moeten zijn om te geloven dat dit gebied op een coherente manier bestuurd kan worden. Dit fundamentele feit legt an sich al uit waarom we er zeker van mogen zijn dat het federale België ons allemaal zal overleven. Er is trouwens geen andere verklaring voor. Het federale België is namelijk geen doel op zich, maar vormt de onvermijdelijke aanvulling van een klein Brussel. Vandaag komt het er dan ook op aan dit federale België beter te laten functioneren: hier ligt de tweede doelstelling die een staatshervorming moet nastreven.
Daarvoor moeten we echter niet alleen het unitaire 'Belgique de Bon-Papa', maar ook het 'Belgique de Papa' ten grave dragen, namelijk het België dat geacht wordt uit twee volkeren te bestaan. Het België van vandaag, en het België van morgen nog meer, is en zal geen land van twee naties zijn, maar een land van drie Gewesten. Amper 40 procent van de huidige bevolking van Brussel is immers nog van Vlaamse of Waalse origine en elk jaar vermindert dit percentage, aangezien de komst van vreemdelingen van over de hele wereld het vertrek van Belgen, vooral naar Waals-Brabant ruimschoots compenseert. Een Brussel, en dus een België, van twee volkeren was misschien geen absurde gedachte ten tijde van Destrée, maar is dat vandaag wel geworden en wordt dat nog meer met elke dag die voorbijgaat.
We moeten dan ook resoluut in termen van drie Gewesten beginnen denken als we het over de toekomst van ons land hebben. Zo zal hun harmonieuze werking vroeg of laat van het Waals en het Brussels Gewest vergen dat ze zich elk alle bevoegdheden op het vlak van onderwijs en cultuur eigen maken, waar ze nu nog niet over beschikken, en van het Vlaamse Gewest dat het - blijkbaar in overeenstemming met de wens van een meerderheid van zijn bevolking - de stad Antwerpen als zijn hoofdstad uitroept, een eer die de stad dankzij haar roemrijke verleden en huidige dynamiek trouwens zonder meer verdient.
In de huidige context moeten we ons echter eerst en vooral opnieuw over de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de gewesten buigen om ervoor te zorgen dat elk machtsniveau met de juiste bevoegdheden belast wordt waarvoor het het best geschikt is, en dat elk niveau ook beloond of bestraft wordt op basis van de kwaliteit van het gevoerde beleid. Een dergelijke bevoegdheidsverdeling is natuurlijk nergens vanzelfsprekend, maar ligt des te gevoeliger als de drie gewesten die men meer autonomie wil geven, met elkaar de grootste agglomeratie van een land delen.
Dat verandert echter niets aan het feit dat regionaliseren en responsabiliseren met het oog op het langetermijnbelang van alle betrokken partijen zonder meer mogelijk is - net zoals trouwens het resoluut behandelen van de bron van het BHV-probleem dat is. Van door maanden van campagne voeren en gekibbel uitgeputte en gespannen onderhandelaars kunnen we echter moeilijk verwachten dat ze het coherente geheel aan ingenieuze en rechtvaardige oplossingen, dat deze dubbele taak vergt, uit hun mouw kunnen schudden. Het zou dan ook veel beter zijn, mochten de onderhandelaars snel de regering vormen, waar het hele land op zit te wachten en mochten ze - zoals onlangs nog gesuggereerd werd door de gewezen voorzitter van de Vlaamse Academie, Marcel Storme - dit voorbereidende werk aan een groep van juristen en economen overlaten, wier bekwaamheid en integriteit buiten kijf staat. Misschien wel op voorwaarde dat die laatsten eerst zweren, zoals EU-commissarissen, dat ze uitsluitend oog zullen hebben voor het belang van het geheel en niet voor dat onderdeel waarvan ze afkomstig zijn.
Een intelligente hervorming van de federale staat zal vlotter en sneller kunnen als de invoering van een federale kieskring de politieke leiders ertoe aangezet zal hebben om vooraf voorstellen uit te werken waar iedereen zich in kan vinden. Maar zelfs dan zal dit alles moeizamer blijven gebeuren dan in ééntalige staten. Dat is de prijs die we moeten betalen voor het verzoenen van democratie met respect voor linguïstische diversiteit, en dus voor meerdere publieke opinies. Dat is ook de prijs die we moeten betalen om nu al bij ons te realiseren, wat we morgen in Europa en in de rest van de wereld steeds meer nodig zullen hebben.
Philippe van Parijs is gewoon hoogleraar aan de UC Louvain en bijzonder gasthoogleraar aan de KU Leuven
Dit artikel verschijnt ook in Le Soir
DS, 23-08-2007
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|