Stiefouders zijn ook maar een verliefd stel
Stiefmoeders raken overspannen. Stiefvaders tobben met de opvoeding van het kind van hun partner. De meeste stiefgezinnen mislukken.
Stiefgezinnen hebben het niet gemakkelijk. Kinderen zijn er vaak alleen in het weekend, en accepteren het gezag van stiefouders niet. De meeste stiefgezinnen mislukken, mede door de onderlinge spanningen.
Stiefmoeders zijn loeders, zo leren we uit sprookjes: ze zijn jaloers en manipulatief, ze zitten Assepoester dwars, ze hebben zelf oerlelijke dochters of een dorre schoot. Stiefvaders zijn ook geen lieverdjes, zo schrijft bioloog Midas Dekkers in zijn boek ’De larf’. „Bij leeuwen en hoelmanapen worden de zogende jongen door hun boze stiefvader doodgebeten voor hij met hun moeder paart. Anders moest hij wachten tot ze uitgezoogd zijn voor hij zelf kinderen kon verwekken.”
Dat ’stiefrisico’ (de term is van psychologe Martine Delfos) bestaat ook in de mensenwereld: stiefmoeders en (vooral) –vaders vergrijpen zich nog wel eens aan de kinderen van hun partner (denk aan stiefslachtoffers als het meisje Savanna). Maar de meeste stiefouders zijn natuurlijk gewone, goedwillende mannen en vrouwen die toevallig verliefd zijn geworden op iemand met kinderen van een ander.
Die iemand is soms weduwe of weduwnaar, maar tegenwoordig veel vaker gescheiden. Hij of zij begint een nieuw nest, sluit een zogenoemd ’tweede-kanshuwelijk’ of gaat samenwonen met zijn nieuwe liefde, die zelf misschien ook kinderen heeft. En wie weet krijgen deze twee samen nog weer nieuwe kinderen: voilà het moderne, complexe, samengestelde gezin, dat ook wel stiefgezin heet.
Hoeveel stiefgezinnen er precies zijn in Nederland, is niet bekend. Het Centraal Bureau voor de Statistiek doet hier momenteel onderzoek naar, maar komt waarschijnlijk dit najaar pas met cijfers.
Deskundigen op het gebied van stiefrelaties slaan er wel een slag naar: één op de tien moderne gezinnen zou een stiefgezin zijn. Klopt dit, dan zijn er dus zo’n 250.000 Nederlandse stiefgezinnen.
Eén van die ’stiefdeskundigen’ is familietherapeute Ietje Heybroek-Hessels, co-auteur van het boek ’Samen gesteld. De dynamiek van het stiefgezin’. Zij is ook ervaringsdeskundige: ze heeft zelf twee (inmiddels volwassen) kinderen uit een eerdere relatie, haar man drie.
Er zijn veel stiefvariaties, benadrukt zij: „Maar vrouwen zonder eigen kinderen hebben het het moeilijkst.” Omdat ze alleen staan in het gezin, of omdat ze zelf ook graag kinderen hadden gehad en rouwen over hun (biologische) kinderloosheid. Of omdat zij – veel meer dan hun partner – behoefte hebben aan privacy. En die is in een gezin met (stief)kinderen vaak ver te zoeken.
Veel stiefmoeders krijgen een burn out, zo merkt Heybroek-Hessels in haar praktijk. Ze doen vreselijk hun best, maar raken uiteindelijk bekneld tussen hun partner (die zich schuldig voelt omdat hij zijn kinderen met een scheiding heeft opgezadeld), zijn kinderen (die boos of verdrietig zijn vanwege diezelfde scheiding) en hun eigen behoeftes en verlangens. Het in standhouden van zo’n complex gezin blijkt moeilijk: zestig procent van de tweede huwelijken mislukt, en dat geldt, denkt Heybroek-Hessels, ook voor de stiefgezinnen.
In de inleiding van haar interviewbundel ’Een nieuw gezin. Als je man al kinderen heeft’ beschrijft Carolien Jolles – zelf ook stiefmoeder – de belangrijkste breekpunten. De ex van de man kan een complicerende factor zijn, aldus Jolles: „Omdat ze andere regels hanteert, omdat ze niet wil dat de stiefmoeder zich met haar kinderen bemoeit, omdat ze de kinderen tegen haar opzet, of [...] omdat de stiefmoeder net zo lief en aardig gevonden wil worden.”
Een heel lastig onderwerp in het stiefgezin is ook de opvoeding. De stiefmoeder ligt niet alleen in de clinch met de kinderen, maar ruziet ook met haar partner over opvoedkwesties. ’Je bent te toegeeflijk, of te streng, of je trekt altijd partij voor de kinderen’ – op dit soort verwijten kunnen relaties uiteindelijk stranden.
Het stiefgezin van Marten de Vries, bestuurslid van de Stichting Stiefgezinnen Nederland, bestaat sinds een jaar niet meer. Hij heeft een dochter, zijn tweede ex ook, met z’n vieren leefden ze tien jaar lang samen. „Mijn verhouding met mijn stiefdochter stond voortdurend onder spanning,” vertelt De Vries. Het heeft jaren geduurd voordat zij hem als opvoeder accepteerde: „Haar wapen was: je bent m’n vader niet.”
In veel stiefliteratuur en op websites staat de stiefmoeder centraal: zij zou de zwaarste lasten dragen, omdat zij ook vaak de meeste verzorgende taken heeft. Maar De Vries vindt dat er best wat meer aandacht mag komen voor de stiefvader: „Want die tobt met dezelfde dingen.”
Bijvoorbeeld met de vraag: wat rest er van de relatie tussen stiefouder en kinderen, als het stiefgezin mislukt en weer ontbonden is? Anders dan bij ’echte’ vaders en moeders bestaat er namelijk geen omgangsregeling voor stiefouders en kinderen.
De Vries heeft met zijn ex-stiefdochter „ondanks, of misschien wel dankzij het gedoe, toch een goede band opgebouwd.” Maar sinds de scheiding is hun contact toch verwaterd, net als dat van zijn ex met zijn eigen dochter. Dat is wel raar, zegt De Vries: „Het lijkt wel alsof het helemaal oplost.”
Tip voor de stiefouder: ’moeder’ of ’vader’ niet te snel
Hoe moet een kind zijn stiefmoeder of -vader noemen? Geen mama of papa, want dat vindt hun echte vader of moeder niet prettig. En vaak willen kinderen dat zelf ook niet, ze hebben immers maar één vader en moeder.
Yvonne Jagt, stiefmoeder van Thalisa en Richard en beheerster van de website
www.stiefouders.com (waarop lotgenoten tips en ervaringen uitwisselen), bedacht de volgende oplossing: „De kinderen noemen me ’mevrouw Yvonne’. Niet zomaar Yvonne, want ik vind het niet prettig als jonge kinderen me bij mijn voornaam noemen.”
De naamgeving is één van de specifieke problemen waarmee het stiefgezin kan tobben. „Nieuwe partners beginnen vaak vol goede moed, ze doen alsof ze een gewoon gezin hebben,” zegt Marten de Vries van de Stichting Stiefgezinnen Nederland.
Maar het kost gemiddeld vier tot zeven jaar voordat het stiefgezin gewoon en goed functioneert, zegt familietherapeute Ietje Heybroek-Hessels. Op haar website
www.oudersenkinderen.nl geeft ze veel tips voor alle gezinsleden. Zoals: (voor de stiefouder): kijk de kat uit de boom, moeder of vader niet te snel. En (voor de biologische ouder): steun je nieuwe partner openlijk in het bijzijn van het kind. En (voor het kind): vraag aan je ouder of hij/zij af en toe wat met jou alleen doet.
Dat laatste doet Heybroek-Hessels ook nog steeds. Een keer per jaar gaat ze met haar twee (inmiddels volwassen) kinderen – en dus zonder haar man en zijn kinderen – naar Schiermonnikoog. Heerlijk is dat, zegt ze: „Het is heerlijk om even onder elkaar te zijn.”
Trouw, 30-07-2007