Niemand zeurt om een dode Irakees meer of minder
Niemand zeurt om een dode Irakees meer of minder - IRAK-Veteranen getuigen over mishandeling en manipulatie
Gewelddadige raids, willekeurige beschietingen aan controle- posten, voorbijrazende konvooien die voorbijgangers van de weg maaien. Vijftig veteranen van de oorlog in Irak vertellen hoe het Amerikaanse leger de bezetting van Irak in de praktijk aanpakt.
De laatste maanden heeft het Amerikaanse weekblad The Nation met vijftig veteranen van de oorlog in Irak gesproken. Het tijdschrift wou nagaan wat voor de gemiddelde Irakees de gevolgen zijn van vier jaar bezetting. De soldaten, van wie sommigen emotioneel en lichamelijk gezien zwaar getekend uit Irak zijn teruggekeerd, zijn nu vaak tegen de oorlog gekant. Ze vertellen levensechte verhalen, recht van het slagveld. Ze beschrijven de brute kant van de oorlog, een kant die we zelden te zien krijgen op tv of in de krant.
Uit hun verhalen, die samen duizenden pagina's lang zijn, blijkt dat Amerikaanse troepen in Irak zich schuldig maken aan wangedrag. Veel soldaten hebben zelf gezien hoe Iraakse burgers, onder wie ook kinderen, door Amerikaanse kogels werden gedood. Sommige soldaten hebben zelf deelgenomen aan soortgelijke moordpartijen, anderen hebben achteraf burgerslachtoffers verzorgd en gehoord. Veel soldaten hebben soortgelijke verhalen gehoord van hun collega's. Niet alle soldaten nemen deel aan willekeurige moordpartijen, benadrukken de Amerikaanse soldaten, matrozen en mariniers. Slechts een minderheid is erbij betrokken. Toch komen wanpraktijken vaak voor. Ze worden doorgaans niet gerapporteerd en blijven haast altijd ongestraft.
Stilaan krijgen we een idee van de omvang van het geweld waaraan Iraakse burgers ten prooi vallen. Door rechtszaken, zoals de zaak van het bloedbad in Haditha (in dat stadje schoot een groep mariniers in november 2004 24 ongewapende burgers dood, nvdr) en die van de verkrachting van en de moord op een 14-jarig meisje in Mahmudiya. En door artikels, bijvoorbeeld in The Washington Post, Time en The Independent, die gebaseerd zijn op verhalen uit Irak. Uit rapporten van mensenrechtengroeperingen (zoals Hearts and Minds: Post-War Civilian Deaths in Bagdad Caused by U.S. Forces van Human Rights Watch) blijkt dat Iraakse burgers vaker door bezettingstroepen worden gedood dan de militaire instanties willen toegeven. In dit onderzoek van The Nation worden die beweringen voor het eerst bevestigd door officiële verklaringen van ooggetuigen binnen het Amerikaanse leger.
Omdat de meeste Iraakse burgers als vijanden worden gezien, hebben de soldaten het moeilijk om mee te voelen met hun slachtoffers, zeggen ze. Tot ze naar huis terugkeren en tijd krijgen om na te denken.
'In Irak denk je: Een dode Irakees is gewoon weer een dode Irakees', vertelt specialist Jeff Englehart (26) uit Grand Junction, Colorado. Englehart vertrok in februari 2004 naar Irak. Hij was met de Derde Brigade van de Eerste Infanteriedivisie een jaar lang gelegerd in Baquba, zo'n 60 kilometer ten noordoosten van Bagdad.
Bij hun thuiskomst zijn veel soldaten diep geschokt vanwege het verschil tussen de realiteit van de oorlog en de manier waarop de oorlog naar voren wordt gebracht door de Amerikaanse overheid en de media. 'Weet je wanneer ik het ineens allemaal begreep?' zegt de 24-jarige Michael Harmon, een hospik uit Brooklyn. Hij zat dertien maanden in Irak met het 167ste Pantserregiment, Vierde Infanteriedivisie, in Al-Rashidiya, een dorpje vlak bij Bagdad. 'Ik zag een klein, mollig kind. Ze was misschien twee jaar oud en had van die schattige, mollige beentjes. Toen ik beter keek, zag ik dat er een kogel door haar been was gegaan. Er was een bermbom ontploft en soldaten waren gewoon in het rond beginnen te schieten. Ze hadden dat kind geraakt. En dat meisje zat naar mij te kijken. Ze huilde niet of zo, ze keek me alleen maar aan. Ik wist wel dat ze niet kon praten. En het klinkt gek, maar het leek alsof ze me vroeg: “Waarom? Waarom heb ik een kogel in mijn been?, Toen besefte ik: Dat doet de deur dicht. Dit is gewoon belachelijk.'
Dat veel veteranen een afkeer van de Irakezen hadden, komt ook naar voren in een Pentagon-rapport, dat op 4 mei werd vrijgegeven. Volgens de enquête vond 47 procent van de soldaten en 38 procent van de mariniers dat burgers waardigheid en respect verdienen. Slechts 55 procent van de soldaten en 40 procent van de mariniers zou een collega aangeven die een 'onschuldige niet-strijder' gedood of verwond had.
De soldaten leefden in Irak in sterk beveiligde compounds. Zodra ze die verlieten, waren wilde schietpartijen schering en inslag. Sommige soldaten schoten op blikken benzine die langs de kant van de straat werden verkocht. Daarna gooiden ze granaten in de plassen, waardoor die veranderden in een vuurpoel. Andere soldaten openden het vuur op kinderen.
In juni 2003 raakte de eenheid van stafonderofficier Camilo Mejía in de problemen in een razende menigte in Ramadi. Mejía (31) was lid van de National Guard uit Miami. Vanaf april 2003 deed hij zes maanden dienst met het 1/124ste Infanteriebataljon, 53ste Infanteriebrigade. Zijn eenheid opende het vuur op een Iraakse jongeman die een granaat in zijn hand hield. De jongeman werd doorboord met kogels. Mejía controleerde achteraf zijn magazijn: alleen hij al had elf patronen op de jongeman gevuurd. 'Jezus, jou hebben we goed te pakken gehad!' was de lacherige reactie van de soldaat. En dat alles, vertelt Mejía, gebeurde voor de ogen van de broers en de neven van de dode man. 'De mannen die ons aanvielen, konden we niet raken. En daarom straften we de plaatselijke bevolking. Want zij steunden hen', legt Mejía uit.
Hierna vertellen scherpschutters, dokters, leden van de militaire politie, artilleristen, officiers en anderen over hun ervaringen in Mosoel (in het noorden), Samarra (in de soennitische driehoek), Nasiriyah (in het zuiden) en Bagdad (in het midden). Hun verhalen dateren van 2003, 2004 en 2005. Ze geven een idee van de manier waarop ze met Iraakse burgers omgingen.
Raids
Specialist Philip Chrystal (23), uit Reno, is na elf maanden dienst in Kirkoek en Hawija sinds oktober 2005 weer thuis. In Irak maakte hij deel uit van het Derde Bataljon, 116de Cavaleriebrigade. Hij plunderde er in die tijd twintig tot dertig Iraakse huizen. 'Eerst kwamen de wagens die met grote luidsprekers een boodschap afspelen, in het Arabisch, het Farsi of weet ik veel: “Leg je wapens bij de voordeur van je huis, kom naar buiten,, enzovoort. Apachehelikopters vlogen in de buurt rond voor de veiligheid, maar ook omdat ze zoveel indruk maken.'
'We kwamen bij een huis, waar ze een hond hadden', herinnert hij zich. 'Hij stond woest te blaffen, want zo is een hond nu eenmaal. Mijn majoor schoot er gewoon op, zomaar. Die smeerlap schoot naar die hond, maar de kogel ging door de kaak van het beest. Ik ben echt gek op dieren. Ik keek naar die hond en zijn ogen werden helemaal groot, en hij liep in het rond terwijl het bloed er aan alle kanten uit spoot. Het gezin zat ernaast, drie kleine kinderen, een moeder en een vader, allemaal met de stuipen op het lijf. Ik schreeuwde nog naar mijn majoor: “Wat doe je nou?, En die hond maar janken, zonder kaak. Ik keek naar het gezin, ze waren doodsbang. En ik zei: “Schiet dat beest dan gewoon dood. Want zoiets kun je niet oplappen.,'
'Ik krijg tranen in mijn ogen als ik dit vertel, toen had ik dat ook al. Ik zag hoe bang die kinderen waren. Ik riep de tolk bij me en nam mijn portefeuille. Ik pakte 20 dollar of zo, alles wat ik had. Ik gaf het hem en zei dat hij moest zeggen dat het me speet wat die smeerlap had gedaan.'
'Denk je dat daar ooit een rapport over gemaakt is? Dat er ooit iets aan is gedaan? Dat er straffen zijn uitgedeeld? Nee, niets daarvan.' Zulke zaken kwamen 'heel vaak' voor, zegt Chrystal.
Zulke raids zijn dagelijkse kost voor de Irakezen. De Amerikaanse troepen moeten het zien te rooien met gebrekkige inlichtingen. Ze gaan naar buurten waar opstandelingen aan het werk zijn, en bestormen huizen in de hoop strijders te verrassen of wapens te vinden. Maar echt iets ontdekken? Dat komt zelden voor. Veel vaker vallen soldaten een huis binnen, vernielen ze alles wat los en vast zit en laten ze de burgers doodsbang achter. Hun rest daarna alleen de schade te herstellen. En te proberen hun familieleden terug te vinden die als verdachten werden meegevoerd.
Sergeant John Bruhns (29) uit Philadelphia herinnert zich dat raids meestal plaatsvonden tussen middernacht en 5 uur 's ochtends. Hij is zelf mee binnengevallen in zo'n duizend Iraakse huizen. Hij was gelegerd in Bagdad en in Abu Ghraib, de stad waar zich de beruchte gevangenis bevindt, zo'n 30 kilometer ten westen van de hoofdstad. Hij was er gedurende één jaar vanaf april 2003.
Ze stonden voor het huis. De soldaten, sommigen met kogelvrije helmen en vesten, trapten de deur in. Sergeant Bruhns beschrijft het emotieloos: 'Je loopt naar binnen. Als er een lamp is, steek je die aan. Anders neem je je zaklamp. Eén gewapend team blijft buiten staan, het andere gaat naar binnen. Elke teamleider heeft een koptelefoon met een microfoon, zodat hij met de andere teamleider buiten kan communiceren. Je gaat naar boven. Je sleurt de man des huizes uit bed. Zijn vrouw kijkt toe. Je zet hem tegen de muur. Soldaten lopen de andere kamers binnen, halen de familieleden en zetten ze allemaal bij elkaar. Je gaat een kamer binnen, slaat die compleet in de vernieling en je controleert of er wapens zijn of andere dingen waar ze ons mee kunnen aanvallen.'
'Daarna ga je de tolk halen. Je houdt een geweer tegen het hoofd van de man des huizes en je vraagt hem via de tolk: “Heb je wapens? Heb je anti-Amerikaanse propaganda? Of heb je wat dan ook in huis, waardoor wij gaan denken dat je betrokken bent bij het verzet of de anticoalitietroepen?, Meestal zeggen ze nee, meestal is dat ook de waarheid. Je neemt de kussens van de sofa en gooit ze weg. Je werpt de sofa om, je gooit alles uit de koelkast op de grond. Je keert lades om, je trekt alle kleren uit de kleerkast. Tot het huis eruitziet alsof er een orkaan doorheen is geraasd.'
'Als je iets vindt, hou je hem aan. Anders zeg je: “Sorry voor het storen, een prettige avond nog., Eigenlijk verneder je die man voor de ogen van zijn gezin, terroriseer je die mensen en verniel je hun huis. En daarna ga je naar de buren en doe je precies hetzelfde.'
Sergeant Timothy John Westphal herinnert zich: 'Na een plundering dacht ik bij mezelf: Ik heb - met de Amerikaanse vlag in de hand - terreur in iemands huis gebracht. Ben ik daarom ik bij het leger gegaan?'
Inlichtingen
De informatie die als basis diende voor die plunderingen, was meestal gebaseerd op getuigenissen … en was meestal niet correct. Dat zeggen vijftien van de soldaten met wie The Nation sprak. Acht soldaten zeiden dat Irakezen de Amerikaanse troepen gewoon gebruiken om familieruzies, stammentwisten of persoonlijke vendetta's te regelen.
Sergeant Jesus Bocanegra (25) uit Weslaco, Texas, was van maart 2003 tot maart 2004 als verkenner actief in Tikrit met de Vierde Infanteriedivisie. Eind 2003 viel Bocanegra de woning van een bejaarde man in Tikrit binnen. Zijn zoon had het leger getipt dat de oude man een opstandeling was. Het huis werd uitgekamd, maar de soldaten vonden niets. Later hoorden ze dat de zoon uit was op het geld dat zijn vader op de boerderij had begraven.
Arrestaties
Irakezen die tijdens een raid werden opgepakt, werden als uiterst verdacht behandeld, verklaren sommige soldaten. Ze zagen hoe mannen van dienstplichtige leeftijd zonder bewijs werden aangehouden of tijdens ondervragingen werden mishandeld. Acht veteranen getuigen hoe de mannen met plastic handboeien in bedwang werden gehouden, een lege zandzak om hun hoofd gehuld. Officieel schafte het leger na het Abu Ghraib-schandaal de kappen voor gevangenen af. Toch getuigden vijf soldaten dat de praktijk blijft bestaan.
Specialist Garett Reppenhagen (32) uit Manitou Springs, in Colorado, die in februari 2004 voor een jaar naar Baquba werd gestuurd, had tijdens de raids maar een vaag idee van wat precies 'verdacht' was. 'Soms was er geen vertaler. Als we dan bijvoorbeeld een affiche vonden waar (de sjiïtische leiders, nvdr) Muqtada al-Sadr of Ali al-Sistani of wat dan ook op te zien was, dan begrepen geen jota van wat erop stond. Dan arresteerden we gewoon de bewoners van dat huis. De spullen werden als bewijs opgetekend. En daarna konden anderen zich ermee bezighouden.'
Bruhns, Bocanegra en nog anderen vertellen hoe mishandelingen deel uitmaakten van de raids. 'Soldaten zijn nu eenmaal zo', legt Bocanegra uit. 'Je geeft ze veel macht, te veel macht. Ze zijn dat niet gewend. En voor je het weet, zijn ze gehandboeide kerels aan het afrossen.'
Sinds het begin van de bezetting werden tienduizenden Irakezen gearresteerd en opgesloten - volgens officiële militaire bronnen meer dan 60.000. Hun familie moet hen daarna gaan zoeken in het complexe en chaotische gevangenissysteem. Volgens de veteranen die we interviewden, waren de meeste arrestanten onschuldig of hadden ze een licht vergrijp op hun kerfstok.
Bocanegra kreeg tijdens de eerste twee maanden van de oorlog instructies om Irakezen louter om hun kleding aan te houden. 'Wie Arabische kleding en legerlaarzen droeg, werd beschouwd als een vijandige strijder. Je deed hem handboeien om en nam hem mee', vertelt hij. Specialist Richard Murphy (28), een reservist uit Pocono, Pennsylvania, herinnert zich een gevangene, een mentaal gehandicapte albino die nauwelijks licht van donker kon onderscheiden. Hij was duidelijk niet op zijn plek in Abu Ghraib. 'Ik dacht: Wat kan die man in 's hemelsnaam misdaan hebben?'
De vijand
De Amerikaanse troepen kregen onvoldoende opleiding en ondersteuning om met Iraakse burgers te kunnen communiceren. Ze konden elkaar nauwelijks begrijpen, getuigen negentien soldaten. Bijna niemand las of sprak Arabisch. Ze kregen weinig of geen culturele of historische informatie over het land dat ze bezetten. Er waren niet genoeg vertalers. En de vertalers die er wel waren, voldeden vaak niet. Alle stereotypes over de islam en de Arabieren groeiden in de enge gemeenschap van het leger en in de gevaarlijke straten van de Iraakse steden snel uit tot een wrede vorm van racisme.
Josh Middleton (23) uit New York City diende in Bagdad en Mosoel met het Tweede Bataljon, 82ste Luchtdivisie, van december 2004 tot 2005. Hij vertelt hoe 20-jarige soldaten na de vernederende opleiding ('waar je de hele dag uitgekafferd wordt als je wapen niet goed gepoetst is') de straten van Irak introkken, waar het 'levensgevaarlijk' is. 'Veertigjarige Iraakse mannen keken naar ons met angst in hun ogen. We hadden een soort van macht die je niet zou mogen hebben. Dat verandert je. Het leven wordt gesloopt tot op het primaire niveau.'
Middleton: 'Als je geen Engels spreekt en als je huid wat donkerder is, dan ben je geen mens zoals wij. Dus kunnen we doen wat we willen. Zo denken heel wat kerels in Irak.' Er werd openlijk gespot met de Iraakse cultuur, identiteit en gebruiken, zeggen tientallen soldaten en matrozen die The Nation interviewde. De soldaten hebben het over 'hadji-eten', 'hadji-muziek' en 'hadji-huizen'. In de moslimwereld staat 'hadji' voor iemand die naar Mekka is geweest. Nu wordt het door de Amerikaanse troepen misbruikt zoals dat eerder werd gedaan met de gooks in Vietnam of de ragheads in Afghanistan.
'De Irakezen, of de Arabieren in het algemeen, werden ontmenselijkt', vertelt Englehart. 'De Amerikaanse soldaten gebruikten heel vaak kleinerende woorden voor hen, zoals kamelenrijder, Jihad-Johnny of gewoon zandneger.'
Konvooien
Dat misprijzen voor Iraakse burgers, getuigen een twintigtal soldaten, was vooral frappant bij de operaties van de bevoorradingskonvooien - waar zij overigens zelf bij betrokken waren. Die konvooien zijn de levensaders die de bezetting in stand houden: ze vervoeren water, post, machineonderdelen, afvalwater, voedsel en brandstof door heel Irak. De lange vrachtwagenkaravanen, bestuurd door personeel van KBR (voorheen Kellogg, Brown & Root) en andere privébedrijven, kunnen niet zonder de dagelijkse bescherming van het Amerikaanse leger. Volgens de geïnterviewden bestaan de bevoorradingskonvooien uit twintig tot dertig trucks, die karavanen van bijna een kilometer lang vormen. Vooraan en achteraan rijdt een militair voertuig, met nog minstens één ander militair voertuig in het midden. Voor veel Irakezen zijn de alomaanwezige konvooien een gedroomd doelwit.
Achtendertig veteranen die aan de konvooien deelnamen - met reistrajecten als Koeweit-Nasiriyah, Nasiriyah-Bagdad en Balad-Kirkoek - getuigen: de colonnes donderden, zodra ze hun zwaar versterkte compounds hadden verlaten, met een snelheid van meer dan 90 km per uur over de belangrijkste wegen, die vaak dichtbevolkte gebieden doorkruisen. Stilstaan verhoogt de kans op een aanval. Daarom reden de konvooien links van de weg om verkeersopstoppingen te ontwijken, negeerden ze verkeersborden, weken ze zonder enige waarschuwing uit op het trottoir en maaiden ze daarbij voetgangers neer, botsten ze tegen burgervoertuigen aan of duwden ze hen gewoon van de weg. Geregeld werden Iraakse burgers, ook kinderen, aangereden en gedood.
Veteranen vertellen hoe bestuurders van burgervoertuigen werden neergeschoten als ze zich tussen de karavaan mengden of een colonne probeerden in te halen. Dat was meteen ook een waarschuwing voor andere bestuurders om zich meteen uit de voeten te maken.
Na een explosie of een hinderlaag vuurden soldaten vanuit de zwaar bepantserde escortevoertuigen vaak lukraak in het rond, in een poging om verdere aanvallen af te weren, getuigen drie veteranen. Heel wat burgers werden op die manier verwond of gedood door de plotselinge kogelregen uit de zelfladende .50-kaliber-machinegeweren en SAW's (Squad Automatic Weapons, die maar liefst 1.000 patronen per minuut kunnen afvuren).
'We sjeesden bijvoorbeeld met de karavaan over een weg en plotseling ontplofte er een bermbom', vertelt specialist Ben Schrader (27) uit Grand Junction, in Colorado. Hij diende van februari 2004 tot februari 2005 in Baquba met het 263ste Pantserbataljon van de Eerste Infanteriedivisie. 'Dan zitten die jongens daar doodsbang met hun wapens en ze beginnen gewoon te schieten, terwijl er overal onschuldige mensen lopen. Ik heb dat meer dan eens meegemaakt. Onschuldige mensen die omkomen, omdat wij ergens voorbijraasden en er een bom ontplofte.'
Verscheidene veteranen vertellen dat de bermbommen, het geliefkoosde wapen van de Iraakse opstandelingen, hun grootste angst waren. Brookings Institution, dat het dodental in Irak op de voet volgt, berekende dat deze geïmproviseerde bommen sinds de invasie in maart 2003 verantwoordelijk zijn voor 39,2 procent van de meer dan 3.500 gesneuvelde Amerikanen. Geen enkele andere oorlogsmethode heeft zoveel soldatenlevens geëist. In de voorbije maand mei kostten bermbommen het leven aan negentig militairen, het hoogste aantal sinds het begin van de oorlog.
'Zodra je een stap buiten je basis zette, was je permanent op je hoede', vertelt sergeant Dustin Flatt (33) uit Denver. 'De hele tijd speur je naar die bermbommen. En je kunt ze toch nooit zien: of je gedood wordt of niet, het is gewoon een kwestie van geluk. En als je die dag of die week al bij een vuurgevecht betrokken bent geweest, sta je nog scherper. Dan word je zo onzeker dat je het liefst meteen begint te schieten.'
Flatt is een van de vierentwintig veteranen die hadden gezien of gehoord van anderen in hun eenheid dat ongewapende burgers waren neerschoten of omvergereden door konvooien. Die incidenten kwamen volgens hen zo vaak voor dat vele ervan nooit werden gemeld.
Flatt herinnert zich een incident in januari 2005, toen hij een konvooi zag langskomen op een van de grote snelwegen rond Mosoel. 'Een wagen reed achter het konvooi aan en kwam te dicht in de buurt', vertelt hij. 'Ze vuurden op de auto. Misschien waren het gewoon waarschuwingsschoten, dat weet ik niet, maar een van de kogels doorboorde de voorruit en trof de vrouw op de passagiersstoel in het hoofd. Ze was op slag dood, voor zover ik weet. Ik heb haar niet eens uit de auto gehaald. Haar zoon reed en haar drie dochtertjes zaten op de achterbank. Ze kwamen daarna naar ons toe, want wij zaten in een verdedigingsstelling vlak naast het grootste burgerziekenhuis van Mosoel. Ze kwamen aangereden en die vrouw was duidelijk dood. En die meisjes maar huilen.'
De konvooien vertraagden niet en probeerden zelfs niet te remmen als er burgers voor de voertuigen opdoken, vertellen de veteranen. Sergeant Kelly Dougherty (29) uit Cañon City in Colorado diende van februari 2003 tot februari 2004 in de luchtmachtbasis van Nasiriyah, bij de 220ste Military Police-compangnie van de Colorado National Guard. Zij vertelt over een incident op een zesvakssnelweg ten zuiden van Nasiriyah, dat ze in januari 2004 onderzocht. Het doet sterk denken aan de talloze incidenten die andere veteranen beschreven.
'Het is echt een dor woestijngebied. De meeste mensen daar zijn nomaden of leven gewoon in kleine dorpjes. Ze hebben kamelen en geiten en zo', herinnert ze zich. 'Een Iraaks jongetje van een jaar of tien was de snelweg overgestoken met drie ezels. Het ongeluk zelf hebben we niet gezien, maar we werden met het onderzoeksteam opgeroepen. Een militair transportkonvooi op weg naar het noorden had het jongetje en de ezels aangereden. Toen we ter plaatse kwamen, lagen er drie dode ezels en zat er een jongetje langs de kant van de weg.'
'We zagen hem zitten en we waren echt boos, omdat het konvooi zelfs niet was gestopt', vertelde ze. 'Aan de remsporen te zien hadden ze nauwelijks de moeite genomen om te vertragen. Maar dat zijn dan ook de orders: je mag nooit stoppen.'
'Waarom hebben we die verschrikkelijk kwetsbare konvooien eigenlijk nodig? Ze dragen niet bij tot het opbouwen van een goede verstandhouding met de bevolking. Integendeel: ze jagen de Irakezen nog meer op stang', vindt sergeant Ben Flanders (28) uit Concord, New Hampshire. 'Gewoon om onze luxespullen aan te voeren: airco, frisdrank, PlayStation, kampeerstoelen, ansichtkaarten en idiote T-shirts met Who's Your Baghdaddy? erop.'
Patrouilles
Soldaten en mariniers vertellen dat ze tijdens buurtpatrouilles vaak dezelfde tactiek gebruikten als de konvooien: snel zijn en agressief vuren. Zo probeerden ze het risico op een hinderlaag of een bermbom zoveel mogelijk te beperken. Sergeant Patrick Campbell (29) uit Camarillo, in Californië, ging geregeld mee op patrouille. Hij getuigt dat zijn eenheid vaak en zonder waarschuwing op Iraakse burgers schoot, in een wanhopige poging om aanvallen af te weren.
'Zodra we op de snelweg gingen', vertelt hij, 'losten we waarschuwingsschoten, waarmee we voortdurend ongelukken veroorzaakten. Auto's kwamen gierend tot stilstand, gingen de verkeerde wegstrook op. Je kunt niet telkens bij hetzelfde kruispunt vertragen, want dan wordt dat de plek waar ze de volgende bom leggen. Ze houden je namelijk in de gaten, snap je? Als je dus keer op keer vertraagt bij een bepaalde flessenhals, kun je er donder op zeggen dat daar enkele dagen later een bom ligt. Elke oprit van de snelweg is uiteraard een flessenhals, want je moet wachten totdat er geen verkeer meer is. Dus ga je zo snel als je kunt. En creëer je extra risico's voor de auto's waar gewone burgers in zitten.'
'De eerste Irakees die ik doodgeschoten zag worden, was een man die onze patrouille te dicht naderde', vervolgt hij. 'Wij reden een oprit op en hij kwam van de snelweg af. Er werden waarschuwingsschoten gelost en hij stopte niet. Hij reed gewoon recht op het konvooi af en ze openden het vuur op hem.'
Veel veteranen zeggen dat het doden van burgers hen erg van streek maakte. Toch vonden ze het ook de enige manier om veilig te kunnen patrouilleren. 'Natuurlijk wil niemand een kind doodschieten', vertelt Campbell. Hij beschrijft een incident uit de zomer van 2005, waarover verscheidene mannen uit zijn eenheid hem vertelden. 'Maar dan gebeurt dit: terwijl mijn eenheid een viaduct overstak, stond onder het viaduct tussen al het afval plots een jongen, die een AK-47 tevoorschijn haalde en besliste om die ook te gebruiken. Je zit op dat moment al negen maanden in oorlogsgebied. Je krijgt nooit je belagers te zien, dus je kunt nooit terugschieten. En dan staat daar plots zo'n kereltje. Een 14-jarig jochie met een AK-47, die het konvooi gaat beschieten. Het resultaat tart alle verbeelding. Iedereen vloog uit zijn wagen en begon te schieten op dat joch. Met de grootste wapens die ze konden vinden. We schoten hem gewoon aan flarden.' Campbell was niet aanwezig bij het incident, dat plaatsvond in Khadamiya. Hij zag de foto's en hoorde de verhalen van ooggetuigen uit zijn eenheid.
'Iedereen was zo blij en opgelucht dat ze eindelijk een opstandeling hadden gedood', vertelt hij. 'Toen ze dichterbij kwamen, beseften ze dat het nog maar een kind was. Bij heel wat mensen zijn toen de stoppen doorgeslagen. De foto's gingen rond en sommige mensen waren echt in hun nopjes met wat ze hadden gepresteerd. Anderen wilden die foto's het liefst nooit meer terugzien.'
Sergeant Dougherty herinnert zich een incident ten noorden van Nasiriyah in december 2003. Haar squad leader schoot een Iraakse burger in de rug. Een vrouw uit haar eenheid die de wonde verzorgde, vertelde Dougherty over de schietpartij. 'Mijn aanvoerder leek te denken dat we ze beter daar van kant konden maken dan thuis in Colorado', vertelt ze. 'Hij beschouwde elke Irakees als een mogelijke terrorist.'
Dit soort incidenten werd nu en dan gerechtvaardigd door onschuldige burgers als terroristen voor te stellen, zo getuigen verschillende geïnterviewden. Dat gebeurde meestal als Amerikaanse troepen op ongewapende Irakezen hadden gevuurd. De overlevenden werden dan aangehouden en beschuldigd van medewerking met het verzet. Naast de lichamen van de slachtoffers werden AK-47's neergelegd. Zo leek het alsof deze burgers eigenlijk strijders waren. 'Het waren altijd AK-47's, want daarvan waren er massa's voorhanden', weet specialist Aoun (23) uit New York. Volgens cavaleriescout Joe Hatcher (26) uit San Diego werden ook 9mm-handgeweren en zelfs schoppen bij de doden neergelegd. Het leek dan alsof zo'n burger een gat aan het graven was om een bom in te verstoppen.
'Elke goeie flik heeft een wegwerpwapen bij zich', zegt Hatcher, die van februari 2004 tot maart 2005 diende in Ad Dawar, halfweg tussen Tikrit en Samarra. 'Als je iemand doodde en die bleek ongewapend, dan liet je zo'n wapen op het lichaam achter.' Overleefde de betrokkene de schietpartij, dan werd hij beschouwd als een opstandeling en belandde hij in de gevangenis.
Checkpoints
Zesentwintig soldaten en mariniers die we interviewden, waren gestationeerd in een van de vele checkpoints van het Amerikaanse leger in Irak (in Tikrit, Bagdad, Kerbala, Samarra, Mosoel en Kirkoek) of werden ingeschakeld bij hun bevoorrading. Zij getuigen dat die checkpoints voor burgers vaak levensgevaarlijk waren. Ongewapende Irakezen worden er voor opstandelingen gehouden. Er wordt niet te nauw gekeken naar de rules of engagement. Uit angst voor zelfmoordterroristen en raketgranaten wordt er geregeld op burgervoertuigen gevuurd. Negen van de veteranen zagen hoe burgers werden neergeschoten bij checkpoints. Deze incidenten deden zich zo frequent voor dat het leger ze niet allemaal kon onderzoeken, aldus enkele veteranen.
'Meestal komen er gezinnen voorbij', vertelt sergeant Larry Cannon (27) uit Salt Lake City, die op een zestal checkpoints in Tikrit werd ingezet. 'Maar je weet dat er nu en dan ook een bom bij zit. Dat is het angstaanjagende.'
Op bepaalde plaatsen in het land bevonden zich vaste checkpoints. Maar voor nietsvermoedende burgers waren de 'vliegende' checkpoints veel gevaarlijker. Dat vertellen acht veteranen die zulke checkpoints mee opgezet hebben. 'Vliegende' checkpoints zijn veiligheidsperimeters die zonder voorafgaande waarschuwing plots worden afgebakend en daarna ook weer snel ontmanteld. Het is de bedoeling om op die manier opstandelingen te betrappen die wapens of explosieven verhandelen. Ook mensen die de avondklok overtreden of verdachten van bomaanslagen en schietpartijen vanuit rijdende auto's, lopen er weleens tegen de lamp.
Volgens de geïnterviewden konden de Irakezen absoluut niet weten waar die zogenaamde 'tactische controlepunten' zouden opduiken. Het gebeurde dus geregeld dat een Irakees nietsvermoedend met een aardige snelheid een straat indraaide en zo ongewild het doelwit werd van paniekerige soldaten en mariniers.
'Ik liet het volledig aan het toeval over', vertelt luitenant Brady Van Engelen (26) uit Washington, DC. 'Ik koos gewoon op de kaart een plek uit waar volgens mij nogal wat mensen langskwamen. We zetten daar dan een halfuurtje of een uur een controlepunt op en daarna gingen we weer weg.' De militairen werden niet gebrieft vooraleer ze ergens een checkpoint opzetten, vertelt hij.
Geen enkele wagen die voorbij een checkpoint rijdt, is onverdacht, weet Dougherty. 'Je ziet in iedereen een crimineel. Het maalt voortdurend door je hoofd. Is dit de auto die op me in zal rijden? Heeft die man explosieven bij zich in de wagen? Of is dit gewoon iemand die een beetje in de war is?'
Sergeant Mejía herinnert zich een incident in Ramadi, in juli 2003. Een ongewapende man reed met zijn zoontje te dicht tot bij een checkpoint. De vader werd voor de ogen van het kleine, doodsbange kind onthoofd door een van Mejía's mannen, die een zwaar .50-kaliber-machinegeweer op hem afvuurde.
In de zomer van 2005 woonde sergeant Millard, die als adjunct van een generaal in Tikrit diende, een briefing bij over een schietpartij bij een checkpoint. Zijn rol bleef beperkt tot het bedienen van de projector voor de PowerPoint-slides. 'Er was een eenheid die een verkeerscontrolepost opzette. Een 18-jarige snaak posteerde er zich boven op een gepantserde Humvee met een .50-kaliber-machinegeweer', vertelt hij. 'Er kwam een auto nogal snel aangereden en dat joch besliste in een fractie van een seconde dat in die wagen een zelfmoordterrorist zat. Hij schoot in minder dan een minuut 200 patronen af op het voertuig. Een moeder, een vader en twee kinderen kwamen om: een jongetje van vier en een meisje van drie. De generaal werd erover gebrieft. Ze toonden hem de gruwelijke foto's. Een kolonel draaide zich daarop om naar de voltallige vergadering en zei: “Als die verdomde hadji's leerden rijden, dan zou dit soort dingen niet gebeuren.,'
Soldaten en mariniers werden volgens de geïnterviewden zelden aansprakelijk gesteld voor het neerschieten van burgers bij checkpoints. Acht veteranen omschrijven de heersende mentaliteit onder de manschappen als volgt: 'Liever berecht door twaalf man dan ten grave gedragen door zes man'. Er werden nauwelijks militairen veroordeeld voor het doden van burgers. Daarom, aldus de geïnterviewden, riskeren ze liever de krijgsraad dan het gevaar te lopen om gewond of gedood te worden.
Berechting
Enkele veteranen wijten de schietpartijen bij de checkpoints aan elementaire communicatieproblemen, verkeerd geïnterpreteerde gebaren en onwetendheid omtrent elkaars cultuur.
'Een Amerikaan steekt zijn hand op met de handpalm naar iemand toe en de vingers omhoog', legt sergeant Perry Jefferies (46) uit Waco, Texas, uit. Hij bevoorraadde twee keer daags de vaste checkpoints in Diyala. 'Voor de meeste Amerikanen betekent dat “stop,. Dat is ook het militaire handgebaar dat soldaten leren: een gesloten vuist betekent “niet bewegen,, een open handpalm betekent “stop,. En dus maak je dat gebaar ook bij een checkpoint. Maar voor een Irakees betekent dat: “Hallo, kom naar me toe., Je ziet meteen wat voor problemen dat creëert. De soldaten bij zo'n checkpoint denken dat ze zeggen “stop, stop,, maar de Irakezen begrijpen “kom naar hier,. De soldaten beginnen te schreeuwen, dus reppen de Irakezen zich nog sneller naar hen toe. De soldaten gaan nog meer schreeuwen, en voor je het weet worden er zwangere vrouwen neergeschoten.'
Andere veteranen wijten de regelmatige schietpartijen bij de checkpoints aan een gebrek aan verantwoordingsplicht. Moeilijke beslissingen worden volgens hen overgelaten aan individuele soldaten of mariniers, en het leger bekrachtigt hun beslissingen vaak zonder enig onderzoek.
'Sommige eenheden waren zo strikt dat je een onderzoeksrapport moest schrijven over elke afgevuurde kogel', vertelt sergeant Campbell. 'Maar wij hebben duizenden patronen afgevuurd zonder ooit één rapport in te dienen. Het heeft dus allemaal te maken met hoeveel interactie er is en welke relatie de bevelvoerders met hun eenheid hebben.'
Volgens kapitein Megan O'Connor (30) uit Venice, in Californië, werd elk schietincident in haar eenheid gerapporteerd. Van december 2004 tot december 2005 diende zij in Tikrit, waarna ze terechtkwam in Ramadi. Maar O'Connor vertelt er meteen bij dat de bevelvoerende kolonel, nadat hij de rapporten had bekeken en overleg had gepleegd met officieren van de juridische eenheid, de soldaten in kwestie meestal vrijsprak.
Onderzoeken naar schietpartijen bij wegblokkades waren niet meer dan een formaliteit, vertellen enkele veteranen. 'Zelfs na een grondig onderzoek viel er niet veel meer te redden', zegt Reppenhagen. 'Dat is nu eenmaal inherent aan dit soort situaties. Maar niet de gruweldaden van individuele soldaten zijn het probleem, het probleem is dat de hele oorlog één grote gruwel is.'
Reacties
The Nation legde het Pentagon een gedetailleerde vragenlijst voor en verzocht om commentaar bij de specifieke patronen van misbruik die veteranen beschreven. We vroegen onder meer toelichting bij de rules of engagement, de werking van de konvooien, patrouilles en checkpoints, de onderzoeken naar neergeschoten burgers, de aanhouding van onschuldige Irakezen op grond van valse gegevens, en de praktijken in verband met de 'wegwerpwapens'. Het Pentagon verwees ons naar het Combined Press Information Center in Bagdad. Een woordvoerder beantwoordde onze vragen via e-mail.
'Om de veiligheid van de operaties niet in het gedrang te brengen, beantwoorden we geen vragen over specifieke tactieken, technieken of procedures (TTP's) die worden gebruikt om vijandige troepen te identificeren en aan te vallen. Onze manschappen zijn erop getraind om zichzelf op elk moment te verdedigen. We hebben te maken met een vijand die nadenkt, uit onze operaties leert en de eigen acties daarop afstemt. Daarom passen we onze TTP's aan om een maximale gevechtsefficiëntie en veiligheid van onze troepen te garanderen. Vijandige troepen houden zich schuil onder de burgerbevolking en vallen zowel de burgers als de coalitietroepen aan. De coalitietroepen spannen zich in om de burgers te beschermen en zo min mogelijk in gevaar te brengen in deze complexe gevechtsomgeving. We onderzoeken gevallen waarin onze acties onschuldigen zouden kunnen hebben verwond. We verwachten van onze soldaten en mariniers dat zij zich waardig gedragen en we onderzoeken meldingen van ongeoorloofd gebruik van geweld in Irak.'
In de vier lange oorlogsjaren eiste het almaar stijgende aantal burgerslachtoffers al een hoge tol, zowel van de Iraakse burgers als van de Amerikaanse militairen die getuige waren - of aan de oorzaak lagen - van hun lijden. Iraakse artsen onder de leiding van epidemiologen van de Johns Hopkins Bloomberg School of Public Health publiceerden vorig jaar een studie in het Britse medische tijdschrift The Lancet. Volgens hun ramingen kwamen sedert de invasie in maart 2003 601.000 burgers bij het geweld om. De onderzoekers ontdekten dat de coalitietroepen verantwoordelijk waren voor 31 procent van die gewelddadige overlijdens. Ze noemden hun schatting zelf voorzichtig: 'Als gezinnen niet met zekerheid konden zeggen welke partij verantwoordelijk was voor een overlijden, dan werd het niet meegerekend bij de overlijdens die toe te schrijven waren aan de coalitietroepen.'
'Al dat bloedvergieten, al die stukgeschoten burgers, al die uit elkaar gerukte lichamen die ik zag', vertelt Jeff Englehart. 'Ik begon me echt vragen te stellen. Waarom? Waar was dit goed voor?'
'Het werkt zo frustrerend', vindt Reppenhagen. 'In plaats van je eigen bevelvoerders de schuld te geven voor de situatie waarin ze je hebben gebracht, begin je de Irakezen de schuld te geven. Je voert dan ook een constant psychologisch gevecht om doodgewoon een beetje menselijk te kunnen blijven.'
'Ik voelde dat ik veel minder medeleven kon opbrengen voor andere mensen', getuigt Flanders. 'Op het einde kon ik alleen nog aan mezelf en aan mijn makkers denken. De rest kon verrekken.'
© The Nation, DS, 20-07-2007
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|