De ongelijkheid binnen Wallonië blijkt ook tot de hoogste in Europa te horen
Er heerst een groeiende ongelijkheid in België tussen Vlaanderen en Wallonië. De welvaartskloof bedraagt al ongeveer 25 procent. Dat is bekend. Maar nu blijkt ook binnen Wallonië een grote ongelijkheid te heersen. De ongelijkheid is er veel groter dan in Vlaanderen.
Wallonië telt, zo blijkt, meer mensen die minder dan 60 procent van het (lagere) Waals gemiddeld inkomen hebben dan er Vlamingen zijn die minder dan 60 procent van het Vlaams gemiddeld inkomen hebben (mediaanwaarden).
Met andere woorden: de ongelijkheid onder de Walen is groter dan de ongelijkheid onder de Vlamingen.
Dat is pijnlijk voor degenen die in naam van de solidariteit opkomen voor allerlei Belgische beleidsmaatregelen ten behoeve van de arme Walen, maar die in feite de armoede en de ongelijkheid onder de Walen groot houden of maken.
Die vaststelling is een ongewild nevenproduct van rekenwerk van de Vlaamse minister van Onderwijs en Werk, de socialist Frank Vandenbroucke. Hij zocht (zie grafiek) een verband tussen de werkgelegenheidsgraad en armoede.
Voor armoede en ongelijkheid worden traditioneel ,,Belgische cijfers'' gebruikt: hij berekende aparte ongelijkheidscijfers voor Wallonië en Vlaanderen en kwam tot deze verbazende vaststelling.
Op de grafiek is voorts te zien dat België veel meer armen heeft dan de Scandinavische landen en Nederland. In de jaren tachtig hoorde België met die landen nog tot de besten.
De werkgelegenheidsgraad in Wallonië is de op een na laagste in bijgaande grafiek. Enkel Polen doet slechter. Vlaanderen scoort zowel voor ongelijkheid als voor werkzaamheid beter maar hoort ook niet bij de besten.
Wetenschappers zoals professor Bea Cantillon (UA) denken dat de armoede in Vlaanderen ook aan het stijgen is en verder gaat stijgen. Dat heeft te maken met de pensioenen die in ons land zo laag zijn, zeker voor degenen die vroegtijdig uit het arbeidsproces stappen.
Vlaanderen vertoont inzake werkzaamheidsgraad overigens een heel eigenaardig patroon, zo blijkt ook uit cijfers die Vandenbroucke verzamelde. Tussen 25 en 50 zijn we samen met de Denen en de Nederlanders het nijverste volkje in de beschaafde wereld. Niet minder dan 85,6 procent van de 25-50-jarigen werkt.
Maar na 50 valt ons cijfer als een baksteen omlaag. Voor de 50-plussers behoren we tot de minst werkzamen: we zitten daarvoor op dezelfde hoogte als Wallonië; alleen Malta en Polen doen nog slechter.
Landen die een hoge activiteitsgraad hebben tussen 25 en 50, scoren normaal ook goed boven de 50. Alleen Vlaanderen en Slovenië wijken af van dat patroon.
www.vandenbroucke.com
DS, 18-01-2007