Langer jong en eerder oud
Groepsleden: Tinneke Mannaerts, Annelies Pauwels, Marieke Mertens
Moderator: Tinneke Mannaerts
Verslaggever: Marieke Mertens
1. De auteur beweert dat ‘jong zijn’ gelijk is aan ‘onkwetsbaar zijn’. Wat betekent dit volgens jullie? Is dit ook zo?
In de tekst geeft men aan dat oud zijn gelijk is aan kwetsbaar zijn. Een logische redenering zou dan zijn dat jong zijn gelijk is aan onkwetsbaar zijn.
Wij vinden dit niet altijd het geval. Een jongere kan ook kwetsbaar zijn. Waarom zitten er dezer dagen nog zovele in het drugsmilieu of geraken er zoveel jonge meisjes in de prostitutie? Geeft dit niet aan hoe kwetsbaar jongeren zijn? Deze jongeren zijn vaak mentaal labiel en dus heel vatbaar! Onkwetsbaar is dus een groot woord. En het is duidelijk dat qua fysiek de ouderen vaak kwetsbaarder zijn dan de jongeren. Én dan nog kunnen we dit niet veralgemenen.
Als besluit stellen we je aan de leeftijd geen stempel van onkwetsbaar of kwetsbaar mag drukken. Dit is voor elke persoon anders en hangt ook vaak of van zijn omgeving (vrienden, ouders, zoon of dochter, …). Een oudere persoon met kinderen die voor hem zorgen is minder kwetsbaar dan iemand zonder kinderen met dezelfde leeftijd. Zo ook bij jongeren. Slechte vrienden zegt men wel eens! Vaak door deze vrienden worden zij zo kwetsbaar!
2. De beleidsmakers kijken naar de chronologische leeftijd bij het uitvaardigen van initiatieven. Op welke manier gaan de ouderen zelf met hun leeftijd om?
In onze groep werd al snel de mening gedeeld dat dit kon verschillen van persoon tot persoon. Er zijn ouderen die zich hiermee inzitten en zoveel mogelijk willen bijblijven in de huidige maatschappij. Zij volgen computerlessen, kopen een DVD-speler, doen aan sport, … Op die manier denken ze nog bij de jongere generatie te horen. Ze willen naar de jongeren laten uitschijnen dat ze nog niet oud zijn en daarvoor niet in ‘een hokje’ moeten worden geduwd.
Er zijn aan de andere kant ook ouderen die zich niets van hun leeftijd aantrekken. Zij vinden het niet erg dat de jongere generatie hen als oud beschouwd. Men moet nu eenmaal de leeftijd accepteren. Iedereen wordt ouder. Het is hoe je jezelf nog voelt wat er echt toe doet!
Als besluit stellen we dat leeftijd vaak geen vergelijkingsfactor is! Er kunnen véél verschillen zijn tussen mensen met dezelfde leeftijd. We mogen dus niet iedereen, ondanks hun leeftijd, als ‘evenwaardig’ beschouwen. We moeten rekening houden met de persoon in kwestie en niet met de leeftijd.
3. De auteur houdt een pleidooi voor zingeving die sterker wordt door de toenemende leeftijd. Is dit zo?
Klopt. Als we beginnen bij de kleinsten onder ons, namelijk de kinderen, veronderstellen we dat zij in de verste verte nadenken over het leven, en wat het leven hen gaat brengen. Voor hen staat spelen en de vrijheid (geen verplichtingen) nog op de eerste plaats. Als we kijken naar ons zelf (jong volwassenen) dan werd er in onze groep vermeld dat we zelf nog niet echt wisten wat we nu juist wilden in het leven. We vinden dat er nog genoeg tijd is om hierover na te denken!
Jongeren die net afgestudeerd zijn hebben volgens ons dan wel een andere zingeving. Zij stellen andere prioriteiten. Zij willen geld verdienen, zich opwerken, rijden met een mooie wagen, … Ze willen bij de maatschappij horen, en liefst nog met zoveel mogelijk weelde.
Terwijl personen met kinderen andere dingen voorop stellen in hun leven. Hun kinderen worden vaak de eerste zorg. Als je ouder wordt sta je meer met je voeten op de grond.
Als we het dan hebben over de zingeving bij ouderen, dan waren we het erover eens dat ouderen meer ervaring hebben in het leven. Zij weten wat belangrijk is in het leven aangezien ze haast alle stappen al gezet hebben. Het feit dat ze vaak op pensioen zijn en de kinderen reeds uit huis zijn, creëert tijd om meer na te denken over het leven!
Dus volgens ons neemt de zingeving toe naarmate men ouder wordt!
4. Waar zit de eindigheid in het gedicht? Vergelijk dit met de tekst.
Waar in het gedicht de eindigheid zit wordt snel duidelijk als je de volgende zinnen leest: “een vraagstuk opgelost”. Het is opgelost, dus verder kan je met het vraagstuk nog weinig doen. “De zon die wegzinkt in de zee”, “een werkwoord vervoegd in een goede zin”. Het doet je denken dat er aan alles wel een einde is. Alles gaat voorbij, maar volgens het gedicht “blijft er een overschot”. Er is dus iets meer dan dat eindige. Iets waar je nog naar uit kan kijken. In de tekst zeggen ze ook dat oud worden niet het einde is. Je bent maar zou oud als je jezelf voelt. Want uiteindelijk zal de zon altijd terug opkomen!
|