Enkele post bekijken
  #2  
Oud 18th December 2006, 18:04
julietta julietta is offline
Registered User
 
Geregistreerd op: Sep 2005
Locatie: Olen
Posts: 61
commentaar op de tekst, 3 BASO a

groepsleden: Ellen Van Dael, Dieter Van Dingenen, Tim Van Deun, Julie Van Hoof

verslaggever: Julie
moderator: Dieter

1. De auteur beweert dat ‘jong zijn’ gelijk is aan ‘onkwetsbaar zijn’. Wat betekent dit volgens jullie? Is dit ook zo?
We denken dat het ‘onkwetsbaar zijn’ zich op verschillende vlakken afspeelt. Zo kan men onkwetsbaarheid zien als niet vatbaar voor ziektes, als mentaal niet raakbaar,… Kwetsbaarheid speelt zich zowel op het fysisch als het psychisch vlak af.
We vinden dat ‘onkwetsbaar’ een té groot woord is als definitie van het jong zijn. Het is beter dat men ‘jong zijn’ gelijkstelt aan ‘minder kwetsbaar’. Als jongere kan je immers ook kwetsbaar zijn.
Enkele voorbeelden:
- Je kan als jongere dan wel minder vatbaar zijn voor ziektes, de kans op een weekendongeval neem wel toe.
- Je krijgt als jonge mens ook te maken met verdriet, bijvoorbeeld bij een liefdesbreuk of bij de dood van een naaste.
- Idem met tegenslagen, bijvoorbeeld bij de zoektocht naar een toffe, geschikte en goede job.


2. De beleidsmakers kijken naar de chronologische leeftijd bij het uitvaardigen van initiatieven. Op welke manier gaan de ouderen zelf met hun leeftijd om?

We denken dat onze oudere medemens door de verschillende initiatieven vlugger gaat beseffen dat hij of zij ‘oud’ geworden is. Men krijgt dan immers brieven, flyers e.d. in de bus met de mededeling dat men elke maandag kan gaan turnen of computerles kan gaan volgen met leeftijdsgenoten, dat men korting krijgt op het openbaar vervoer of dat het openbaar vervoer volledig gratis is voor senioren,…
Er zijn heel wat initiatieven opgericht voor onze ouderen. Maar dat wil niet zeggen dat elke oudere hierop ingaat, hieraan meedoet Sommige mensen willen gewoon rustig oud worden en trekken zich niets van het ‘oud zijn’ aan. Zij willen niet krampachtig jong blijven en aanvaarden gewoon hun ouderdom en de eindigheid van hun leven.
Er waren duidelijke verschillen te vinden bij de (groot)ouders in onze groep. Bij de ene houden de grootouders zich fit en jong door deel te nemen aan de verschillende initiatieven en door te profiteren van de verschillende ‘voordelen voor senioren’. Bij de andere willen de grootouders liever alleen thuis blijven en daar hun ‘dagen slijten’. Ze willen niet meer actief bezig zijn (met leeftijdsgenoten) en maken zich niet druk om een rimpeltje meer of minder of om de toenemende vergeetachtigheid.
Kortom, we mogen niet elke oudere mens over dezelfde kam scheren (net zo min als we dit met andere groepen mensen of organismen mogen doen). Elk ‘oudje’ is immers uniek.


3.De auteur houdt een pleidooi voor zingeving die sterker wordt met de toenemende leeftijd. Is dit zo?
Het is volgens ons zo dat een oudere persoon meer levenswijsheid, meer levenservaring, heeft dan een jongere persoon. En het is ook zo dat de oudere persoon meer tijd heeft om zin te geven aan zijn/haar leven of om hierover na te denken. Jonge mensen moeten immers mee in de huidige snelle, chaotische en veeleisende maatschappij; ze moeten nog mee springen op de trein, willen ze ergens geraken. Een oudere persoon hoeft dit niet meer: hij of zij mag uitrusten en bekomen van de ‘snelle rit’.

Het is, volgens ons, echter niet zo dat een jonge mens helemaal geen zin kan geven aan zijn leven. Hij of zij kan dit wel, maar dan in beperkte mate. Jonge mensen hebben nog veel (onrealistische) dromen en hebben bepaalde, vaak onduidelijke en veranderende, visies over het leven. Naarmate men ouder wordt beseft men dat men zijn dromen en visies moet bijschaven omwille van het niet-realiseerbare en het niet-realistische karakter ervan. Wij zijn overtuigd van de uitdrukking ‘wijsheid komt met de jaren’.


4. Waar zit de eindigheid in het gedicht?

We vinden dat er zowel eindigheid als oneindigheid in het gedicht. Eindigheid vinden we terug in volgende woorden “de trein die stopt in het station”, “de zon die wegzinkt in zee”, “een vervoegd werkwoord” , “een opgelost vraagstuk” en "verliefdheid die over gaat". De oneindigheid vinden we terug in volgende woorden “er blijf overschot” en “de overtocht zonder overkant”. Deze laatste woordengroep doet ons denken aan het leven na de dood. We moeten een overtocht maken van het leven naar geen leven, naar de dood. Maar is er wel een overkant? Is de dood het einde of de overkant?
De oneindigheid vinden we ook terug als we kijken naar het feit dat een trein wel stopt, maar daarna gewoon verder rijdt; dat de zon wel ondergaat, maar dat ze de volgende dag terug opkomt; dat verliefdheid wel overgaat, maar dat ze ook weer terug kan komen,...
Met citaat antwoorden