Amerika’s laatste sociaal-democraat
John Kenneth Galbraith 1908-2006
De econoom en adviseur Galbraith had grote invloed op het naoorlogse Amerika. Maar het individualisme in de VS bleek sterker dan de door hem bepleite solidariteit.
Amsterdam, 1 mei. „In elke grote organisatie is het oneindig veel veiliger om het samen met de meerderheid fout te hebben, dan als enige goed.” De zaterdag op 97-jarige leeftijd overleden econoom John Kenneth Galbraith, hier geciteerd, kon het weten. In zijn hoogtij-jaren was hij een van de invloedrijkste economen van de Verenigde Staten, in zijn nadagen werden zijn ideeën goeddeels genegeerd.
Galbraith was een van Amerika’s laatste grote sociaal-democraten, in de VS liberals genoemd. Hij zal de geschiedenis ingaan als een van de grootste economen die nooit de Nobelprijs kreeg. De econoom studeerde af toen de Grote Depressie woedde in het Amerika van de jaren dertig, en werd een volgeling van de econoom John Maynard Keynes. Diens centrale idee over de rol van de overheid bij het beïnvloeden van de conjunctuur werd door Galbraith verder uitgebouwd. Bij de verdeling van macht, voorzieningen en welvaart speelde de staat een onmisbare rol.
Dit idee viel in vruchtbare aarde. Zeker tijdens de naoorlogse welvaartsexplosie worstelde Amerika met de tegenstelling tussen het heersende individualisme en de zucht naar sociale rechtvaardigheid. In 1958 publiceerde Galbraith, die in totaal 33 boeken zou schrijven, The Affluent Society. Hij waarschuwde daarin voor de macht van grote ondernemingen, en signaleerde dat bij de welvaartsgroei het niveau van de publieke voorzieningen sterk achterbleef. De econoom, die doceerde aan Princeton en Harvard, was toen al zeer bekend. Hij diende onder de Democratische president Roosevelt, en werd daarna adviseur van president Kennedy en diens opvolger Johnson, met wie hij later zou breken om de Vietnam-oorlog. Kort voor de breuk schreef Galbraith de toespraak van Johnson waarin deze zijn Great Society aankondigde – een program waarin een eerlijker verdeling van welvaart centraal stond.
Het keynesianisme, met zijn voorname rol van de overheid in de economie, was destijds een breed aangehangen visie. Het pleidooi van de ‘spreiding van macht, kennis en inkomen’ waarmee in Nederland in 1973 het revolutionaire kabinet-Den Uyl van start ging, paste naadloos in de internationale tijdgeest waarvan Galbraith een van de voornaamste exponenten was. Maar toen de jaren zeventig een periode van inflatie en macro-economische instabiliteit bleken, en de keynesiaanse medicijnen niet werkten, kwam een geheel andere school op. De keynesianen hadden zich vooral geconcentreerd op het beïnvloeden van de vraagzijde van de economie. Onder leiding van de monetarist Milton Friedman kantelde het discours en concentreerden beleidsmakers zich vooral op de aanbodszijde: het bedrijfsleven en de voorwaarden waaronder ondernemingen werkten.
Vanaf de jaren tachtig, met president Reagan aan het roer, sloeg het tijdsgewricht om in Galbraiths nadeel. Het individualisme won. Hij bleef publiceren, tot vlak voor zijn dood, en beleefde zelfs nog een kleine revival onder invloed van de antiglobaliseringsbeweging.
Galbraith was door zijn populariserende schrijfstijl vaak geliefder bij beleidsmakers en het grotere publiek dan bij zijn collega-economen. Afgelopen najaar pleitte de krant The New York Times er vergeefs voor hem de Nobelprijs toe te kennen, nu het nog kon. Daarvoor is het nu helaas te laat.
Boek, videoclips en quotes: www.johnkennethgalbraith.com
NRC, 01 mei 2006