Het recht van de rijkste
HET RECHT VAN DE RIJKSTE - HEBBEN ANDERSGLOBALISTEN GELIJK?
Vandaele John, Het recht van de rijkste. Hebben andersglobalisten gelijk?, Antwerpen, Houtekiet, 2005, 342 p.
Hoe komt het dat we geld, goederen en diensten afdwingbare rechten kunnen geven? en dat het met de rechten van de mensen en van het milieu maar slecht is gesteld? Hoe komt het dat de Internationale Arbeidsorganisatie, de milieuverdragen of de Verenigde Naties zo weinig macht hebben? en dat het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie zo veel meer te zeggen hebben maar zich amper of niets aantrekken van sociale en ecologische bekommernissen?
Waarom is het dat we wel een wereldministerie hebben van handel, van financiën, een Wereldbank ook, maar geen wereldministerie van milieu, sociale zaken of arbeid? en dat ons wereldministerie van veiligheid aan de kant wordt geschoven?
Een helikopterblik op waar en hoe wereldbestuur tot stand komt
Wie greep wil krijgen op de wereld en zicht wil krijgen op de problemen die schreeuwen om een mondiale aanpak, en daarbij vooral wil weten hoe ons wereldbestuur vordert of in gebreke blijft, kan zelf de wereld rondreizen - in het echt of virtueel. Sneller en beter is het om het boek te lezen van iemand die daarin al veel jaren heeft geïnvesteerd en ook de tijd heeft genomen om die kennis vrij systematisch uit te schrijven.
We kunnen tevreden zijn dat John Vandaele die inspanning heeft gedaan. De vrucht ervan is het boek Het recht van de rijkste met als ondertitel Hebben andersglobalisten gelijk? Laat je niet misleiden door de titel die niet volledig recht doet aan de inhoud. Dit is wel degelijk een rijk en verrijkend boek over mondiaal bestuur.
De vraag van de ondertitel krijgt nergens een expliciet antwoord, de voorlaatste paragraaf op p. 340 komt nog het meest in de buurt. Maar voor wie het boek leest, blijft weinig twijfel bestaan over het volmondige ja-antwoord dat de auteur voor zichzelf geeft.
Het recht van de rijkste krijgt vorm in vijf grote hoofdstukken die de terreinen en vooral de instellingen bestrijken waarop en waarin wereldbestuur tot stand komt. De opsomming ervan is geen bladvulling: Wereldhandelsorganisatie (WTO), Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), Internationaal Monetair Fonds (IMF), het milieubeleid (waarvoor onze wereld voorlopig geen spilorganisatie voorhanden heeft), de Verenigde Naties. We wandelen al die organisaties en instellingen binnen, leren hun geschiedenis en hoe ze werken. En telkens zijn er enkele cruciale vragen om te beantwoorden. Hoe democratisch functioneren ze? waarbij gepeild wordt naar de machtsrelatie tussen landen op het wereldtoneel, de transparantie en de aansprakelijkheid. Hoe machtig zijn ze? heel belangrijk om af te tasten hoe evenwichtig of onevenwichtig we onze wereld aan het besturen zijn.
Zwakkere plekken, blinde vlekken
Zo dadelijk meer. Maar even tussentijds, net als de auteur moet ook de lezer kritisch blijven. Is die keuze voor deze thema's en hoofdrolspelers nu volledig? mankeert er niets fundamenteel? Eén leemte is alvast cultuur, nochtans een terrein waar de globalisering, zoals bijvoorbeeld in medialand, ook hard toeslaat. Over de Unesco, die zich toch al lang verzet tegen verregaande commercialisering van informatie of cultuur, is b.v. niets te vinden. Om te bestrijden dat b.v. onderwijs als publiek goed vroeg of laat vermalen raakt omdat we vergiftigd geraken door de opvatting dat onderwijs toch vooral economische dienstverlening zou zijn, moeten we onderwijs beter internationaal toevertrouwen aan Unesco en uit de handen houden van de WTO.
Ook de Wereldgezondheidsorganisatie en het thema gezondheidszorg, waar ook al ongezond marktdenken oprukt en slechte globalisering ziek maakt, ontbreken spijtig genoeg.
Het thema voedselproductie en landbouw, extreem belangrijk wegens de 800 miljoen ondervoede mensen in de wereld en de bijna 3 miljard wereldbewoners die voor hun bestaan geheel of volledig afhangen van de natuurlijke productie van landbouwgrond, waters en bossen, is wel degelijk behandeld in het eerste hoofdstuk. Maar organisaties als de Wereldvoedselorganisatie (FAO) en het Internationaal Fonds voor Landbouwontwikkeling (IFAD) krijgen geen behandeling, niet in het eerste hoofdstuk over handel en niet in het laatste over de Verenigde Naties. Het is waar dat de WTO landbouw behandelt en er het recht van de rijkste probeert te vestigen maar het is even waar dat landbouw daar niet echt thuishoort, misschien zelfs uit de WTO moet worden gehouden en toevertrouwd aan bijvoorbeeld FAO.
Laat je door deze bedenkingen niet afschrikken. Dit boek blijft heel rijk, zelfs een must. Het is een stevige keuze voor heel belangrijke en veelomvattende mondiale instellingen, de behandeling is diepgaand.
Landen en samenlevingen onder stroom
Het eerste hoofdstuk dan, over de Wereldhandelsorganisatie (WTO) waarin de auteur al jaren thuis is en door hem beschreven als de grote stroomregelaar. De beste uitleg van die beeldspraak is echter te lezen in hoofdstuk drie over het IMF, p. 141: internationale handel is als een elektrische stroom die landen en samenlevingen onder grote spanning kan zetten.
En als je die stroom vrij baan geeft zonder arbeid en milieu enige bescherming te geven, lopen die een groot risico om er zwartgeblakerd uit te komen. Die stroom wil de WTO nu ook door de landbouw jagen - volgens velen is het zelfs om economische redenen een stommiteit om de landbouw aan de wereldmarkt uit te leveren - en door de dienstensector wat veel weerstand oproept die echter weinig gehoor krijgt. De bescherming van de intellectuele eigendomsrechten heeft de WTO intussen voor mekaar en dat maakt van patenten misschien wel de meest geglobaliseerde regelgeving. Deze WTO is veruit de machtigste internationale organisatie want als ze er in slaagt regels aanvaard te krijgen, kan ze die ook afdwingen met economische sancties. De jongste jaren slaagt de WTO daar echter niet meer zo goed in, tot opluchting van haar tegenstanders die tijd en ruimte hopen te winnen voor een meer evenwichtig wereldbestuur.
Het moet gezegd, die WTO is op papier een vrij democratische organisatie want er geldt de regel, één land, één stem. De ingewikkeldheid van de dossiers, de onoverzichtelijke hoeveelheid documenten en vergaderingen, de ondoorzichtigheid van de besluitvorming, dat alles maakt haar veel ondemocratischer. Maar grote ontwikkelingslanden als Brazilië, India en ook China vinden er nu vrij snel hun weg en hun plaats. De tijd is voorbij dat bijna enkel de VS, Europa en ook Japan het er voor het zeggen hebben. Voorlopig betekent dit vooral dat de WTO niet echt meer tot beslissingen kan komen. Wie veel belang hecht aan democratie en aan sociale en ecologische oogmerken vindt dat niet heel erg, want het democratische draagvlak voor de WTO is in zowat alle landen quasi nihil - behalve in de VS waar het congres een stevige vinger in de pap heeft, een wereldwijde uitzondering. De meeste parlementen staan buiten spel, de georganiseerde samenleving is niet betrokken en andere internationale organisaties zijn onmachtig om voldoende tegenwicht te bieden.
Arbeid is geen koopwaar
Zo geldt die onmacht voor de Internationale Arbeidsorganisatie. Ze dateert uit 1919, ze is de oudste internationale organisatie die het boek bespreekt maar ze is er nooit in geslaagd haar conventies, haar sociale normen afdwingbaar te maken. Zelfs de basisnormen - geen dwangarbeid, geen kinderarbeid, geen discriminatie op de werkvloer, vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen - zijn niet afdwingbaar.
Meer dan terecht merkt John Vandaele op dat Europa hier een grote verantwoordelijkheid draagt. Terwijl die IAO de beste waarborg zou kunnen zijn voor ons sociaal model van een stevig gecorrigeerde markteconomie, heeft Europa er nooit een zaak van gemaakt om die sociale normen ook op te leggen aan de WTO, niet bij de oprichting in 1994-95, en ook later niet bij de intrede van China, nochtans een scharniermoment. Want de inbreng van dit immense arbeidsreservoir, samen met dat van India, doet de relatie tussen kapitaal en arbeid kantelen in het nadeel van de werkende mensen.
Opvallend aan deze oude organisatie zijn haar frisse ideeën die bijna moeiteloos de band leggen naar de andersglobaliseringsbeweging. Al in de oprichtingsakte staat dat het falen van een staat om menselijke arbeidsomstandigheden te scheppen, een obstakel is voor andere staten die de omstandigheden van hun eigen volk willen verbeteren. En in 1948 verklaart de IAO dat arbeid geen koopwaar is. Het is vandaag allemaal nog even waardevol en geldig... en niet gerealiseerd.
De IAO adviseert, normeert en controleert. Maar ze heeft geen echte tanden. Haar enige wapens zijn naming en shaming en stille diplomatie. Landen als de VS of China zijn daar niet echt van onder de indruk. En toch moet de wereld zo snel mogelijk van de IAO conventies afdwingbare regels maken - ook ten aanzien van WTO en IMF - zodat er een sociale bodem wordt gelegd onder de wereldeconomie. Makkelijk zal het niet gaan.
Even opvallend is dat de IAO een heel democratische organisatie is, de macht tussen de landen is er relatief goed verdeeld. Helemaal uniek is dat de helft van de zetels voor vakbonden en werkgevers zijn. De auteur knoopt er aan vast dat hoe democratischer een internationale organisatie is, hoe onmachtiger ze is. En omgekeerd.
Wat spoken onze vertegenwoordigers daar eigenlijk uit in het IMF?
Wat leert het Internationaal Monetair Fonds over de relatie macht - democratie? Het IMF heeft relatief veel macht in de wereld, zeker ten aanzien van de vele ontwikkelingslanden in geldnood. Zij zijn afhankelijk van het Fonds voor hun kredietwaardigheid in de financiële wereld. En is het dan ook ondemocratisch? Tja, dat kan kloppen. De macht is er verdeeld volgens het aandeel dat landen hebben in het kapitaal. Veel macht dus voor wie veel geld heeft, voor de rijke landen, niet zo democratisch dus, zelfs heel ondemocratisch. Toch speelt dat geldmechanisme niet volledig. Want dan zouden de landen van de Europese Unie met meer kapitaalsinbreng dan de VS, bijna dubbel zoveel, ook meer macht moeten hebben. Niet dus, de Europese Unie slaagt er niet in om haar meer sociale opvattingen, haar concept van de welvaartstaat en van de sociaal en ook ecologisch gecorrigeerde markteconomie door te drukken. Integendeel, het IMF is een bastion van dogmatisch ideologisch marktdenken - de vrije (geld)markt en niets dan de (geld)markt - en bovenop van Amerikaanse belangenbehartiging, het enige waarvoor zelfs de markt opzij moet. Maar wie geld volledig vrij spel geeft in de wereld, zet de prijs voor arbeid - die voor het IMF wel koopwaar is - en de inkomsten van de staten onder druk, ook van de welvaartstaten.
Samen met de auteur horen we ons af te vragen of de IMF directeurs wel echt de stem van de Europeanen en de andere wereldburgers vertolken. Wat spoken ze daar eigenlijk uit? Is het b.v. normaal dat ze feitelijk voor tal van landen een asociale politiek verdedigen waarin geen plaats is voor minimumlonen of collectieve loonsonderhandelingen en achteloos wordt voorbijgegaan aan zelfs de meest extreem ongelijke inkomensverdeling?
Het is een gelukkige vaststelling dat parlementsleden uit vele landen zich organiseren om de terreinen van IMF en haar zusterinstelling de Wereldbank opnieuw te politiseren. De politiek mag hier niet afwezig blijven want anders zouden de bevolkingen zich nog meer van de onmachtige politiek afkeren en zich terugplooien op de kleinere verbanden waar geen oplossingen te vinden zijn voor deze mondiale problemen. Transparantie is daarvoor noodzakelijk, het IMF doet wat inspanningen, maar eigenlijk is en blijft de hele besluitvorming rond het IMF één zwart gat.
Het is niet zonder reden dat er mondiaal protest te horen is tegen IMF en Wereldbank. Ze moeten dringend hun historische opdracht terugvinden, namelijk om de economieën en het geldverkeer te organiseren in functie van hogere levensstandaarden en volledige werkgelegenheid, van een meer welvarende en meer vreedzame wereld. Op hun boordtabel horen naast de inflatiecijfers ook de cijfers over kindersterfte thuis, zoals in het boek staat opgetekend.
We zitten op een ecologische rampkoers
Zowat alle ecologische boordtabellen wijzen er op dat het ruimteschip aarde een ecologische rampkoers aan het vliegen is, denk b.v. maar aan de slinkende biodiversiteit, de opwarming van de aarde en de dreigende klimaatverandering, wellicht ons allergrootste mondiale probleem. Al enkele decennia overvragen we de aarde en we riskeren de pijngrenzen van tal van ecosystemen te overschrijden.
Extra problematisch, zo merkt John Vandaele op, is dat we gevangen zitten in de overtuiging dat we deze economische groei nodig hebben om iedereen aan voldoende welvaart te helpen, om m.a.w. onze sociale ambities te realiseren. Dat is het huidige dilemma: we vinden de groei vandaag nodig om te kunnen consumeren, maar deze groei leidt zeker op termijn tot milieuvernietiging en minder welvaart.
De vaststelling dat er een andere economie nodig is blijft onuitgesproken en we missen hier toch de zoektocht naar welke vormen van wereldbestuur, hoe miniem ook, het spoor van een ecologische en sociaal verantwoorde economie bewandelen. Enkel de pagina's over de Commissie Duurzame Ontwikkeling in het laatste hoofdstuk bieden wat soelaas. Want de situatie is nog erger dan het boek meegeeft. Nu al veroorzaakt de zogenaamde economische groei in heel wat rijke landen een verminderende welvaart.
Maar we zijn dus wel heel slecht gewapend om ons belangrijkste kapitaal, de aarde, te bewaken. Zo is er wel één WTO, IMF en IAO maar niet één mondiale milieuorganisatie, de mondiale milieubevoegdheden zijn verdeeld over diverse organisaties en multilaterale milieuakkoorden (MMA's). UNEP, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, komt daarvoor in aanmerking maar het moet voorzichtig manoeuvreren.
De machtsverhouding tussen WTO en MMA's is zelfs voor een koele observator hallucinant. WTO is in staat om milieuregels te kelderen omdat ze de handel meer dan nodig storen. De milieuakkoorden of organisaties kunnen niet eens hun eigen regels afdwingen, nog minder handelsregels vernietigen die schadelijk zijn voor het milieu. Ons natuurlijk kapitaal waarvan we allemaal afhankelijk zijn voor ons leven en overleven is wel heel onbeschermd.
U kan het al raden, de mondiale wereld van het milieubestuur is een vrij open huis, de besluitvorming heel democratisch. De keerzijde is grote onmacht, zelfs al onderschrijft de wereld nogal enthousiast vele milieuakkoorden, op de VS na. Maar de naleving laat te wensen over, daar speelt volop het gebrek aan sancties.
Een lichtpuntje is dat ook een deel van het bedrijfsleven beseft dat er moet gehandeld worden. Zo zitten BP en twintig andere grote bedrijven samen met NGO's en overheden in The Climate Group om een klimaatbeleid in krachtige daden om te zetten. Opnieuw, het gemis blijft dat het onvoldoende zal zijn voor een snelle overgang en ombouw naar een economie die volledig binnen de ecologische grenzen van onze planeet blijft.
Een betere wereld
Een betere wereld, dat is wat de wereld wilde in 1945 na zware economische crises, het bijna verdwijnen van de democratie en de Tweede Wereldoorlog, daarvoor zijn de Verenigde Naties opgericht. We blijven echter nog ver verwijderd van die betere wereld.
Ook binnen de grote VN familie speelt dat de meer democratische en transparante organen zoals de Algemene Vergadering of de Ecologische en Sociale Raad veel minder zeggenschap hebben.
Inzake veiligheid waar de Veiligheidsraad over veel macht beschikt en de ongelijke machtsverdeling verankerd zit in de vetomacht van de vijf permanente leden, zijn de Verenigde Staten zo dominant dat ze het recht opeisen preventieve oorlogen te mogen voeren, meer nog, ze doen dat ook. Daarmee blazen ze éénzijdig de afgesproken naoorlogse mondiale rechtsorde op. Zelfs indien het zou lukken om de Veiligheidsraad te hervormen en te democratiseren, blijft dit onopgelost. De situatie is ernstig omdat de VS wel beweren de democratie uit te dragen over de wereld maar geen mondiale min of meer democratische structuren erkennen of tolereren wanneer hen dat niet goed uitkomt, niet in de Verenigde Naties, niet de IAO normen, niet het Kyoto verdrag over de beperking van broeikasgassen, niet het Internationaal Strafhof, zelfs niet een WTO terechtwijzing. Er is geen enkel groot land te vinden dat zich zo ver buiten het moeizaam groeiende en moeilijk democratiserende mondiaal bestuur plaatst als de VS, zelfs amper een klein land.
Een relatief succesverhaal is dat van het Internationaal Strafhof, want al na enkele jaren sterker dan het Internationaal Gerechtshof. Vele grote landen met ruim de helft van de wereldbevolking erkennen het Hof echter niet.
Inzake ontwikkeling heeft de VN de millenniumdoelen uitgeroepen, o.a. de doelstelling om honger en armoede tegen 2015 te halveren. Dat is een achteruitgang ten opzichte van de ambities die de wereld in de mensenrechtenverklaringen uittekende. Maar zelfs van de millenniumdoelen liggen Wereldbank en IMF helemaal niet wakker. Die millenniumverklaring is niet bindend.
Het blijft een spijtige zaak dat de Economische en Sociale Raad in 1945 niet dezelfde macht heeft gekregen als de Veiligheidsraad. Dan zou de wereld beter in staat zijn om meer aandacht te schenken aan welvaart, welzijn en mensenrechten voor iedereen. Wanneer een organisatie zoals het Ontwikkelingsprogramma van de VN zou opschuiven naar het machtscentrum, zouden we luider horen dat een sociaal-economisch beleid dat gericht is op de armen minstens even belangrijk is als economische groei.
Het zal nog weinigen verrassen. Ook al is de mensenrechtencommissie ver van nutteloos, ze slaagt er onvoldoende in om de mensenrechten te doen eerbiedigen, bij gebrek aan machtsmiddelen, tenzij de Veiligheidsraad beslist tot interventie. Dan is dit ook de aangewezen plek om te wijzen op de grote selectiviteit die heerst in het huidige mondiale bestuur. Welke mensenrechten al dan niet beschermd worden, hangt sterk af van welke belangen ermee samenhangen en in welke landen ze zich voordoen.
Fluwelen eindredactie
Zo belanden we bij een laatste, wat vervelende hoofdstukje van deze bespreking, een kritische doorlichting die de minpunten vindt. Maar elke auteur heeft er recht op, alsook zijn uitgever en potentiële lezers. De fluwelen eindredactie van de uitgever waarover de auteur spreekt in zijn dankwoord heeft het boek parten gespeeld. Die eindredactie mocht wel wat strenger zijn voor de taalfoutjes en andere fouten die iets te vaak onverbeterd zijn gebleven. Zo b.v. telt de wereld nu toch al 6,5 i.p.v. 6 miljard mensen (p.11), is de verstreken tijd tussen 1947 en 1998 ruim 50 i.p.v. 40 jaar (p. 262), zijn er geen zes maar wel zeven mensenrechtenverdragen (p.297) en is de Chinese bevolking geen 1300 maar slechts 130 maal groter dan de Belgische (p.321). Een fluwelen eindredactie is ook niet de beste bescherming van de auteur tegen de drang om veel - en soms té veel - te willen vertellen uit de rijke ervaring, en evenmin tegen te veel herhalingen. Zo staat op p. 312 en p. 313 bijna woordelijk dezelfde zin dat de Europese Unie zoveel mogelijk als een blok probeert op te treden en krijgen we, over het hele boek verspreid, nog meer te lezen dat het Amerikaans congres het machtigste parlement ter wereld is. Die herhalingen, zeker wanneer ze lang zijn, schaden wel eens de nochtans goed opgezette structuur van het boek.
Dat de lezer wordt meegenomen in de kennismaking van de schrijver met vele van deze internationale organisaties en hun medewerkers is meer dan couleur locale. Het geeft zeker een betere kijk op ons mondiale huishouden. Hoe ver een schrijver daarin kan gaan, is een persoonlijke appreciatie, de ene lezer zal houden van deze persoonlijke toets en bedenkingen, een andere zal ze sneller ervaren als een rem bij het zo goed en snel mogelijk zicht krijgen op het essentiële.
Wat ronduit ontbreekt is een index of register. En de te beperkte inhoudstafel helpt maar weinig. Dat is een daad van slecht bestuur :-), geen enkele uitgever zou dergelijk inhoudrijk boek zonder index de wereld mogen insturen. Een stevige aanrader voor wie het boek leest, is om een potlood in de hand te houden, te onderstrepen, aantekeningen te maken en de te summiere inhoudstafel aan te vullen. Dat is de enige manier om nog vrij vlot de weg en de essentie terug te vinden in bijna 350 pagina's. Zo kan je zelf dit boek de verdiende status van naslagwerk geven.
Daar komen de andersglobalisten?
De essentie van het verhaal van John Vandaele is dat we geplaagd zitten met een meer dan onvolkomen wereldbestuur. De macht is er veel te ongelijk verdeeld wat leidt tot grote onevenwichtigheden. Economie en vooral economische vrijheid is belangrijker dan het bestrijden van ongelijkheid of het respecteren van het milieu. Extreem marktdenken haalt het van het model van de sociale welvaartstaat. Macht haalt het van democratie en mensenrechten. Eenzijdig optreden haalt het van een democratische rechtsorde.
Onze politici moeten keuzes maken en daadkrachtig besturen in het belang van mens, samenleving en milieu. Zij moeten de huidige globalisering bijsturen en haar niet beschouwen als een natuurverschijnsel.
Wie dat laatste zeker niet doen, zijn de andersglobalistische stromingen die zich verzamelen in een voor het eerst mondiale sociale beweging. Van haar kracht zal het afhangen of en hoe snel de mondialisering veranderd en verbeterd raakt.
Dirk Barrez, 23 februari 2006
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|