Terug naar de basis
Leerlingen verdienen dat we terugkeren naar de basis
De recente slechte resultaten van Vlaamse leerlingen voor wiskunde en wetenschappen leggen voor Johan De Donder de vinger op de wonde: basiskennis en -vaardigheden blijven essentieel.
Nooit eerder scoorden leerlingen in het vierde studiejaar zo slecht voor wiskunde en wetenschappen. Het niveau van het Vlaamse onderwijs is niet langer verontrustend, maar dramatisch slecht. De alarmbellen rinkelen voor alle duidelijkheid niet alleen in de lerarenkamers van de basisscholen. Ook in de secundaire scholen houdt men zijn hart vast voor de volgende internationale peilingen.
De toestand is het resultaat van decennia verkeerde keuzes maken inzake inhoud en didactiek én van een verstikkende polarisering in het onderwijsdebat. Te lang werd de discussie over goed onderwijs door ideologische tegenstellingen gedomineerd. Voor- en tegenstanders van de brede eerste graad stonden lijnrecht tegenover elkaar. Nuance kreeg geen kans. Pleitbezorgers voor kennisonderwijs als basis voor het oefenen van vaardigheden en voor sterke, effectieve didactische leermethodes werden als ouderwets weggezet. Het sociaal constructivisme was dé waarheid en won het pleit.
Basiskennis opbouwen werd een individuele zaak van de leerling: het zelfstandig en zelfontdekkend leren was geboren. In de klas zouden nog hoofdzakelijk (gecombineerde) vaardigheden aan bod mogen komen. Geïsoleerde oefeningen om bijvoorbeeld regels te herhalen waren uit den boze. Kennis peilen op toetsen en examens werd als onzin bestempeld. In combinatie met meer aandacht voor welbevinden en gelijkheid zou dat aangenamer onderwijs opleveren. Dat onderwijsidee werd zelfs tot in de basisschool als wondermiddel gepropageerd.
In leerplannen uit de jaren 90 las je dat het over een fundamentele herziening van de onderwijsactiviteit ging: een radicale breuk met het verleden. We citeren: “In de nieuwe aanpak zal de leraar zich steeds minder moeten bezighouden met het overdragen van kennis en meer met het begeleiden van leerprocessen.” Bijgevolg kregen de lerarenopleidingen te horen dat de leraar wel een vak moet kennen, maar dat het verkeerd is te denken dat vakkennis het belangrijkste is.
Kennis werd ook inhoudelijk in vraag gesteld. Zo kreeg ik in het begin van de jaren 2000 op een bijscholing Nederlands te horen dat spraakkunst niet langer een middel voor taalverwerving kon zijn. De pejoratieve termen “spraakkunst” en “grammatica” werden vervangen door het aangenaam klinkende woord “taalbeschouwing”. Leerlingen dachten voortaan over de taal na. Ze mochten geen regels voor spelling en zins- en woordbouw instuderen noch woordenschat memoriseren. De verschraling van de taal had als gevolg dat de lees- en schrijfvaardigheid achteruitging. Ook op dat vlak lopen de internationale resultaten van Vlaamse leerlingen terug.
De radicale breuk met het verleden leidde dus tot de huidige dramatische toestand. En daar zijn nog redenen voor te bedenken: het idee van de leraar als coach, de beperkte kennis van het Nederlands bij anderstaligen, de afwezigheid van ambitie bij nogal wat jongeren, het onterecht lage verwachtingspatroon bij kinderen met een migratieachtergrond en de sterke afleiding door de digitalisering.
Late bocht van katholiek onderwijs
Reeds in april 2014 waarschuwde ik voor de kwalijke gevolgen van die verkeerde keuzes. Ik schreef toen in deze krant: “Wie denkt dat goed onderwijs zich alleen richt op vaardigheden en competenties, dwaalt. Het is helaas geen toeval dat na de sterke verschuiving van kennis naar vaardigheden en onderzoekscompetenties, de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs onder druk staat, wat zich onder meer vertaalt in een slechtere positie op internationale rankings.” Ik citeerde professor Wim Van den Broeck: “De beste manier om kennis wendbaar te maken impliceert juist veel inhoudelijke kennis. Creatief en kritisch denken zijn alleen maar mogelijk dankzij een goede basiskennis.”
In de academische wereld rijpte geleidelijk aan het idee dat het onderwijs naar zijn corebusiness moest terugkeren. Achter het nutsgerichte competentieonderwijs kwamen vraagtekens. Dan is het onbegrijpelijk dat Katholiek Onderwijs Vlaanderen (KOV) in september 2018 in zijn basisscholen nog startte met een methode – Zin in leren, zin in leven (ZILL) – die regelrecht inging tegen dat opkomende inzicht, zowel bij experten als leraars. Aandacht voor het welbevinden van jongeren is nodig, maar de slinger was te ver doorgeslagen.
De katholieke koepel schijnt dat nu eindelijk begrepen te hebben en zet in het basisonderwijs de leerplanvernieuwing versneld in met “meer aandacht voor kennis en effectieve didactiek”. Directeur-generaal Bruno Vanobbergen erkent dat “een uitdagend en kennisrijk curriculum” dringend nodig is. Ook het gebruik van succesvolle methodieken zoals directe instructie, systematisch inoefenen en automatiseren, wordt in de Guimardstraat in de mond genomen.
Mooi, maar die bocht is véél te laat ingezet. Het is toch bizar dat het KOV pas na de slechte onderzoeksresultaten, die nota bene al meer dan tien jaar aanhouden, tot dat inzicht is gekomen. In oktober 2021 verscheen het rapport van de commissie Beter Onderwijs. Dat legde de pijnpunten van het Vlaamse onderwijs bloot en formuleerde meer dan vijftig aanbevelingen om de kwaliteit van het onderwijs op te krikken. De commissie vestigde de aandacht op voldoende basiskennis en -vaardigheden en op de centrale rol van de leraar. In binnen- en buitenland werd dat rapport-Brinckman geprezen. Bij het KOV kreeg het een lauw onthaal en bleef het geloof in ZILL vooralsnog groot.
Dat de Vlaamse toetsen nu in het vizier komen, is vreemd (DS 5/12). Ze zijn pas vorig schooljaar ingevoerd en niemand heeft ooit beweerd dat die de dalende onderwijskwaliteit meteen zouden afremmen. Ze bezorgen de scholen wel interessante data over het niveau van hun leerlingen. Scholen kunnen zich erop baseren om, indien nodig, inhoudelijk en didactisch bij te sturen.
Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA) lanceerde meteen een rist hoopvolle maatregelen, maar vergeet nog één grote werf: de brede eerste graad in het secundair onderwijs. Het oordeel is duidelijk: rampzalig. Als ze die, samen met verbeteringen in het basisonderwijs, in positieve zin kan hervormen, kan de onderwijstanker definitief keren. Morgen ligt hij nog niet in de juiste richting. Wel binnen enkele jaren, als alle onderwijsactoren bereid zijn om terug te keren naar de essentie: kwaliteitsvol lesgeven.
Johan De Donder, leraar en leerlingbegeleider Maria Boodschaplyceum Brussel. Voormalig lid commissie Beter Onderwijs.
DS, 10-12-2024
|