Enkele post bekijken
  #1  
Oud 3rd December 2024, 19:54
bijlinda's Avatar
bijlinda bijlinda is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Nov 2004
Locatie: Hasselt
Posts: 1,830
Exclamation Onderwijs weer even ongelijk als voor 1950

Onderwijs weer even ongelijk als voor 1950: “Het zijn heus niet de arbeidersjongens die de aula’s vullen”


De ongelijkheid in het onderwijs heeft een heuse comeback gemaakt, met zelfs nog grotere gevolgen. “Zonder geschikt diploma kom je tegenwoordig nog niet door de preselectie.”



Ons onderwijs is toegankelijker dan ooit, klinkt het vaak. Maar dat klopt niet, zegt onderzoeker Pieter-Paul Verhaeghe (VUB). Met doctoraatsonderzoeker Elias Kruithof heeft hij een grootschalig onderzoek gevoerd naar ongelijkheid in het onderwijs. Van zo’n 19.000 Belgen, geboren tussen 1910 en 1994, hebben de onderzoekers gegevens verzameld over hun hoogst behaalde diploma en de sociaal-economische achtergrond van hun ouders. Die legden ze dan naast elkaar.

Verhaeghe: “Steeds meer mensen volgen hogere studies, en lang werd ervan uitgegaan dat dat komt omdat de ongelijkheid in het onderwijs is weggewerkt. Maar dat klopt niet. Het zijn vooral de mensen van de middenklasse en de hoge middenklasse die hogere studies aanvatten. We moeten onszelf dus geen blaasjes wijsmaken: het zijn niet de arbeidersjongens die onze aula’s nu doen vollopen. Integendeel: de ongelijkheid in het onderwijs heeft een flinke comeback gemaakt, en zit nu terug op hetzelfde niveau als voor 1950.”


Hoe komt dat?

“De doorslaggevende factor in je onderwijsloopbaan blijft de wieg waarin je geboren wordt. Mensen uit de arbeidersklasse hadden vroeger veel minder kans om hun middelbaar af te ronden. Nu hebben ze veel minder kans om een hoger diploma te halen. Wie tussen 1970 en 1994 geboren werd in de hoge middenklasse, heeft vijf keer zoveel kans om een masterdiploma te halen dan iemand uit een arbeidersgezin. Iemand uit de hoge middenklasse had voor 1950 ongeveer 18 procent kans om een masterdiploma te halen. Dat is daarna gestegen tot 39 procent. Bij iemand uit de arbeidersklasse is dat percentage gestegen van 4 naar 8.”

“Nochtans is er in de jaren 50 en 60 een enorme vooruitgang geboekt. Er was een kortstondige democratiseringsgolf in het onderwijs, maar die is nu tenietgedaan. Dat zien we in een U-curve: de ongelijkheid was groot voor 1950, is even gedaald, en is nu weer gestegen tot hetzelfde punt.”


Voor 1950 haalde meer dan de helft van de leerlingen zijn diploma secundair onderwijs niet. Dat probleem is nu weggewerkt. Hoe kan het dan dat de ongelijkheid toch op hetzelfde niveau zit?

“De ongelijkheid is dezelfde, maar ze heeft een ander gezicht gekregen. De drempel zat voor 1950 in het behalen van een secundair diploma. Nu is die verschoven naar het hoger onderwijs, omdat de meesten wel het middelbaar afmaken. Dat is trouwens een positieve evolutie geweest, we hebben daar grote stappen gezet. Maar het heeft de ongelijkheid dus niet gelijkgetrokken. Overigens doet één groep het nog steeds heel slecht: jongens uit de arbeidersklasse blijven oververtegenwoordigd in de drop-outs uit het middelbaar.”

“De gevolgen van die ongelijkheid zijn nu erger dan in de jaren 50. Toen kon je je zonder diploma nog opwerken in een bedrijf, als autodidact. Veel laaggeschoolden bouwden toch credits op met hun ervaring, talent en motivatie. Nu is dat anders. Meer dan ooit hechten werkgevers belang aan een diploma. Zonder het geschikte papiertje kom je vaak nog niet door de preselectie, en beland je onderaan in de stapel cv’s.”


Hoe kunnen we dit verklaren?

“De economische drempels die in de jaren 50 en 60 gesloopt werden, zijn teruggekeerd. Wie in de jaren 90 is geboren, botste op hoge kotprijzen, dure handboeken en hoger inschrijvingsgeld.”

“Ook het scholingsniveau van de ouders speelt een rol. Ouders die zelf hoger onderwijs hebben genoten, kunnen hun kinderen beter ondersteunen bij hogere studies. Een klassiek voorbeeld daarvan is de blok. Studenten moeten zich dan een maand of twee opsluiten. Als je dat zelf nooit hebt meegemaakt, besef je misschien niet dat het normaal is dat je kind van ’s ochtends tot ’s avonds moet studeren. Dan kun je ze minder ondersteunen.”

“Nog een verklaring is het watervalsysteem in het middelbaar. Leerlingen moeten vrij vroeg kiezen tussen aso, bso, tso, of kso. Zo worden ze al vroeg ‘gesorteerd’. Die sortering is trouwens ook vaak klassebepaald. Daarna kunnen ze moeilijk terug. Bepaalde richtingen in het middelbaar bereiden de scholieren minder voor op een opleiding in het hoger onderwijs.”


Is de trend ook internationaal te zien?

“We moeten nu wachten op grote internationale studies om te zien of die comeback van ongelijkheid ook in andere landen te zien is. We weten wel dat het een internationaal fenomeen is dat een diploma steeds belangrijker wordt op de arbeidsmarkt in vergelijking met pakweg de jaren 60.”

“We vermoeden dat België in vergelijking met andere landen niet goed bezig is. Een studie van de Oeso toonde onlangs nog aan dat de mobiliteit in het onderwijs – de kans om een hoger diploma te behalen dan de ouders – in België onder het internationale gemiddelde ligt. Ook de Pisa-resultaten toonden aan dat België heel slecht scoort op sociaaleconomische en etnische gelijkheid.”


Hoe wordt de arbeidersklasse gedefinieerd?

“In de methodologie van ons onderzoek wordt klasse bepaald op basis van verschillende parameters: werkzekerheid, het soort contract, de bescherming tegen ontslag of tegenslagen in het leven, het inkomen, de arbeidsrisico’s en het opleidingsniveau. De arbeidersklasse bestaat nu niet meer alleen uit fabriekswerkers. Het gaat ook om pakweg taxichauffeurs, mensen die achter de kassa staan en in sommige gevallen landbouwers.”

“In ons onderzoek hebben we drie klassen uitgetekend: de arbeidersklasse, de middenklasse, zoals verpleegkundigen, leerkrachten en boekhouders, en de hogere middenklasse, zoals architecten, dokters, managers enzovoort.”


U zei dat de gevolgen erger zijn dan vroeger. Hoe ver reiken die?

“Het is al veelvuldig bewezen dat er een grote kloof is tussen de sterftekansen bij hoog- en laaggeschoolden. Ook het verenigingsleven en onze netwerken worden steeds homogener. Vroeger ontmoette je in het dorpscafé mensen van alle klassen. Je sloot er vriendschappen of kreeg een relatie met iemand uit een heel andere klasse. Dat is de voorbije twee decennia enorm afgenomen.”

“Zo wordt onze maatschappij een schooled society, grotendeels geënt op opleidingsniveau. Dat niveau straalt af op de sociale omgeving, op de gezondheid en op de economische klasse.”


DS, 03-12-2024 (Yumi Demeyere)
Met citaat antwoorden