Voorstel hervorming onderwijs
Voorstel hervorming onderwijs: geen revolutie, wel heel wat heilige huisjes onderuit
De commissie van wijzen schotelt een blauwdruk voor om scholen naar de 21ste eeuw te loodsen. Dat is nodig, want het onderwijs kraakt. ‘Er is nood aan iets groots, zoals een schoolpact.’
De structuur van het Vlaamse onderwijs is als een jarenzestigwoning: er zit betonrot in de muren en de epc-waarde staat op E. Goed hr-beleid is bijna onmogelijk in scholen. De statuten zijn verouderd en de koterij is amper te overzien. Hoewel minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) de afgelopen jaren al ingrepen deed om de kwaliteit op te krikken, is alleen een totaalrenovatie aan de orde.
Tot die conclusie komt de commissie van wijzen, die in een jaar tijd de plannen voor een totaalrenovatie heeft uitgewerkt. ‘Er is nood aan iets groots. Noem dat gerust een soort schoolpact’, zegt voorzitter en gewezen Oeso-topman Dirk Van Damme. Het rapport, een gedetailleerd en coherent verhaal, is geen ‘revolutie’ benadrukt hij. ‘Het zijn haalbare voorstellen die uitgewerkt zijn in de bestaande structuren.’
Het document zet wel duidelijke lijnen uit. De centrale gedachte is dat het fundament van ons onderwijs de leraar en de scholen zijn. De enige weg voorwaarts is die twee versterken en professionaliseren. Om daartoe te komen pleit de commissie voor een verregaande versobering van de regelgeving en een hernieuwd vertrouwen in de leraar en de autonomie van de school. ‘De leraar is al die jaren vergeten door het beleid’, dixit Van Damme.
Belangrijk: deze ideeën zijn nog geen realiteit. Het is maar een rapport van een commissie. Toch reikt de ambitie ver. Voor Weyts kan dit ‘de basis voor een fundamentele hervorming zijn’. Ook binnen de commissie leeft die hoop – al vreest men voor cherrypicking.
Wat verandert voor leraars?
De opvallendste wijziging is de invoering van een 38 urenweek. Vandaag hebben leerkrachten een fulltimeopdracht met 20, 22, 24 of 28 uur. ‘In geen enkele job is dat nog denkbaar’, zegt vicevoorzitter Paul Yperman. Door vast te houden aan contacturen, blijft bovendien veel waardevol werk onder de waterlijn. In een 38 urenweek moet alle werk voortaan passen. De commissie rekent op 32 uur om lessen te geven, voor te bereiden en te evalueren, 2 uur voor professionalisering en 4 uur voor schoolgebonden opdrachten.
Mogelijk verandert er ook iets aan het loonpakket. De commissie pleit namelijk voor één uniforme loonschaal met plussen of minnen. Zo zou er onder meer extra loon zijn voor wie een master heeft of voor wie werkt in een school met veel kansarme jongeren. Een eenmalige premie moet voltijds werken stimuleren. Wat de min kan zijn? Anciënniteit zou niet langer samenhangen met dienstjaren, maar met competentie. Wie zich niet professionaliseert, zou zo een loonsprong kunnen mislopen.
Verder verdwijnen heel wat disproportionele voordelen van de vaste benoeming. ‘Het kan niet meer dat iemands stoel nog jaren wordt warmgehouden’, aldus Van Damme. Verlofstelsels, TADD (de eerste stap naar een vaste benoeming) of de vaste benoeming voor deeltijds werkenden: die moeten op de schop. De vaste benoeming zelf blijft wel bestaan. Volgens Van Damme is dat ‘een symbooldiscussie’.
Ook voor de starters verandert er mogelijk veel. De commissie is voorstander van een inloopjaar – of inductiejaar – waarbij je voltijds betaald wordt, maar vooral wordt opgeleid. Na dat jaar zou je bovenop je diploma nog een leraarslicentie krijgen – een idee uit de VS en Australië. Vervolgens zou een leraar door een schoolbestuur aangenomen worden en niet meer door één specifieke school: dat geeft meer mogelijkheden voor school en leraar.
Wat verandert voor directies?
De tekst besteedt veel aandacht aan de versterking van de directeurs. Directies moeten bovenal een moderner hr-beleid kunnen voeren. Zo pleit de commissie ervoor om alle ‘gekleurde’ middelen in één puntenenveloppe samen te brengen, zodat de school zelf accenten kan leggen. Van Damme en co. pleiten verder voor de afschaffing van ‘het dikke telefoonboek’: directeurs kunnen dan aannemen wie ze capabel achten, meer dan zich te verliezen in bekwaamheidsbewijzen die iemand recht geven om een bepaald vak te geven.
Ook op andere manieren moet er meer ademruimte komen. Directeurs zouden masters en bachelors in het secundair gelijk kunnen behandelen. Ze zouden dan volgens eigen inschatting mensen in een bepaalde graad kunnen inschakelen. Vandaag gebeurt dat op basis van het diploma.
Een opvallende nieuwigheid is het pleidooi om mandaten in te vullen voor directiefuncties. ‘Vandaag wordt ontslag nemen altijd aanzien als verlies. Dat mag niet zo zijn’, aldus Van Damme. Door na zes jaar een verplichte evaluatie te doen, moet de dynamiek van de directeur in de gouden kooi doorbroken worden.
Wat verandert op hoger niveau?
Eén van de interessantste pistes is de opwaardering van de schoolbesturen. Die zijn vandaag veelal een blinde vlek in het onderwijs. Nochtans zit daar volgens de commissie ongelofelijk veel potentieel – zowel qua organisatievermogen als qua verantwoording. De commissie pleit daarom eerst en vooral voor een verdere bestuurlijke schaalvergroting.
Anderzijds moeten de besturen, via premies gekoppeld aan mandaten, versterkt worden. Dat is een pijnpunt. Sommige huidige schoolbesturen zijn al decennia quasi ongewijzigd, bevatten alleen oude krokodillen, of wijzigen te frequent, waardoor er geen visie kan worden uitgebouwd. Door van dit orgaan een volwaardig niveau te maken, zouden onder meer de scholengemeenschappen kunnen verdwijnen.
Verder hoopt de commissie om binnen het beleid wat zaken te veranderen. Zo moet de onderwijsinspectie ‘meer tanden krijgen’, aldus Van Damme, en zouden aanbieders van bijscholingen in de toekomst een soort kwaliteitslabel moeten krijgen.
DS, 18-12-2023 (Klaas Maenhout)
|