Het lijden dat niet mag geleden worden
Kerstessay ‘Gelukkig en gestoord’
Slot: Het lijden dat niet mag geleden worden
Nooit leefden we in zo’n grote welvaart, nooit voelden we ons zo ontredderd. In dit vijfde en laatste deel trekt Damiaan Denys de lijn door van ons streven naar maximale autonomie, met alle mogelijke, ook negatieve gevolgen, helemaal tot aan haar potentieel dramatische conclusie.
‘Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de mensen doorgaans met de verkeerde maatstaven meten, dat zij macht, succes en rijkdom voor zichzelf nastreven en dat alles bij anderen bewonderen, maar de werkelijke waarden van het leven onderschatten.’ Zo opent Freud zijn essay Het onbehagen in de cultuur uit 1930. Zijn voorgevoel is tijdloos.
En hij schrijft verder: ‘Het ideaal van almacht en alwetendheid, dat hij vroeger aan de goden toeschreef, heeft de mens zeer dicht benaderd en hij is zelf een god geworden. (...) De mens is om het zo te zeggen een prothesengod geworden, heel groots wanneer hij al zijn hulporganen aan doet, maar zij zijn niet met hem vergroeid en bezorgen hem soms veel last. Overigens mag hij zich troosten met de gedachte dat deze ontwikkeling nu niet direct met het jaar 1930 afgesloten zal zijn. In een ver verschiet liggende tijden zullen nieuwe, waarschijnlijk onvoorstelbaar grote vorderingen op dit gebied van de cultuur brengen en de godgelijkheid nog doen toenemen. (...) We zullen echter niet vergeten dat de huidige mens zich in zijn godgelijkheid ook niet gelukkig voelt.’
Zoals Freud voorspelde, is de godgelijkheid toegenomen en met die status ook het maatschappelijk onbehagen en psychisch lijden. Maatschappelijk onbehagen wordt begrepen als een bezorgdheid onder burgers over de precaire toestand van de samenleving door een gevoel van oncontroleerbare verslechtering. Het onbehagen vertaalt zich in wantrouwen, ideologisch gemis, uitholling van de politieke macht, verlies aan gemeenschapszin en sociaal-economische kwetsbaarheid. De betekenis van maatschappelijk onbehagen blijft in mysterie gehuld omdat het ontstaan, de aard, de omvang en de impact onbekend zijn.
In navolging van de socioloog Norbert Elias geloof ik dat bewegingen in de samenleving worden overgedragen op individuele psychologische functies, en omgekeerd. In de westerse samenleving loopt het maatschappelijke onbehagen parallel met een toename van psychische klachten. De toename betreft vooral milde tot matige geestelijke gezondheidsproblemen zoals depressie, angst en verslaving, en treft vooral jonge mensen.
Daarnaast is een oud probleem als burn-out, dat in niets verschilt van de psychasthenie uit de 19de eeuw, opnieuw manifest geworden en duiken er nieuwe problemen op, waaronder eenzaamheid. Ook de betekenis van het psychische lijden blijft in mysterie gehuld, omdat het moeilijk kan worden gerijmd met een groeiende welvaartssamenleving die ons gelukkig maakt. Waarom zijn we gelukkig en toch gestoord?
Volgens mij zijn het onbehagen en het lijden een uitdrukking van het failliet van een verlangen naar individuele autonomie, van het verabsoluteren van dit verlangen, van de frustratie niet aan het ideaal te kunnen voldoen, van de ontgoocheling wanneer er eenmaal aan voldaan is, en van de negatieve gevolgen van de sociale processen waarlangs we onze autonomie nastreven. We hebben lang geloofd in de positieve kanten van individualisering, globalisering, technologisering en digitalisering, maar ze hebben ook negatieve kanten waaronder verlies van gemeenschapszin, betekenis, realiteitszin en aanvaarding van menselijke beperking. Uit dat onvermogen en verlies begrijp ik de toename van respectievelijk eenzaamheid, depressie, angst, verslaving en burn-out.
Eenzaamheid is geen stoornis
Hoewel het op sociale media zoemt van de bedrijvigheid en we koketteren met aantallen volgers, vrienden en contacten, is het gevoel van eenzaamheid nooit zo prangend geweest. In 2017 bestempelde de Amerikaanse chirurg Vivek Murthy eenzaamheid als een groeiende ‘epidemie’. Dat was vroeger niet zo. In 1674 stond ‘eenzaamheid’ nog op de lijst van weinig gebruikte woorden, samengesteld door filosoof John Ray.
Sinds kort wordt eenzaamheid geduid als een wereldwijd fenomeen dat met interesse wordt onderzocht door media, academici en overheden. Als oorzaak wordt vaak gewezen op de veranderende sociale context. Het moderne leven in geïndustrialiseerde landen knaagt aan de kwaliteit van sociale relaties doordat mensen niet langer in de nabijheid van hun uitgebreide familie leven. Is het verwonderlijk dat we ons eenzaam voelen in een samenleving waarin we alleen aandacht hebben voor het individu? Hoort eenzaamheid niet tot de consequentie van onze radicale keuze voor individualisering? Het verlies van sociale verbondenheid, van directe fysieke ontmoetingen en dus van een contact met ‘anders-zijn’ ten gunste van virtuele connectiviteit is ook een gevolg van de technologisering en digitalisering.
In Nederland – vergeef me dat ik het opnieuw als voorbeeld neem, maar het land becijfert nu eenmaal alles – wordt eenzaamheid sinds kort afgemeten op een schaal. Ruim één op de vier Nederlanders voelt zich eenzaam en één op de tien lijdt aan ernstige eenzaamheid. In de bruisende metropool Amsterdam voelen 300.000 van de 800.000 inwoners zich eenzaam, van wie 80.000 chronisch en ernstig. Eenzaamheid eist haar tol. Het gebeurt steeds vaker dat mensen maandenlang dood in huis liggen. Pas wanneer de buren worden gealarmeerd door stankoverlast of vliegen, trekken ze aan de bel. Zo werden in oktober in een woning in een dichtbevolkte wijk de lichamen aangetroffen van twee vrouwen die al in juli waren overleden. Ze leidden een teruggetrokken bestaan en hadden weinig contact met anderen.
Onder druk van de publieke opinie wordt fors gelobbyd om eenzaamheid te verheffen tot psychische stoornis. De Duitse psychiater Manfred Spitzer spreekt onder meer van een ernstige en dodelijke ziekte, en sommigen schrijven psychotherapie en antidepressiva voor. Mijn gezond verstand zegt dat eenzaamheid geen stoornis is, maar een normaal gevoel dat voortvloeit uit een essentieel tekort. Dat tekort uit zich in drie varianten. Er is de sociale eenzaamheid door het tekort aan betekenisvolle contacten, de emotionele eenzaamheid door het tekort aan erkenning, en de existentiële eenzaamheid door het tekort aan bestaansgronding. Individualisering accentueert die tekorten door een vermindering van sociaal contact, door de aandacht voor het zelf eerder dan voor de ander en door het verdwijnen van het draagvlak van de culturele gemeenschap.
Een oneindige horizon
Op ieder moment kampen naar schatting meer dan 300 miljoen mensen met een depressie. Dat is 4 procent van de wereldbevolking. Tussen 2005 en 2015 steeg de prevalentie van depressie met bijna een vijfde. We moeten voorzichtig blijven met cijfers. Tegenwoordig is depressie zo’n leeg begrip dat men er inhoud aan moet geven alvorens het in de mond te nemen.
Voor mij betekent depressie primair betekenisloosheid, waaraan alle andere symptomen (volgens de classificatie van Diagnostic and statistical manual of mental disorders) zoals somberheid, apathie, anhedonie, vermoeidheid en stoornissen in slapen of eten secundair zijn. Tijdens een depressieve episode ontvouwt er zich geen betekenishorizon. Alles schijnt waardeloos. Elke inspanning lijkt nutteloos en overbodig. Wat voorheen als vanzelfsprekend werd ervaren – koken, wandelen, lezen of slapen –, kost onoverkomelijke inspanningen. Men is levensmoe omdat er niets te doen is en omdat er niets wordt gedaan, wordt men levensmoe. Ook al is de wereld niet veranderd – de partner, de kinderen, het werk, de tuin en de lente –, voor de depressieve persoon is de betekenis van dat alles onherroepelijk verloren gegaan. Familie, vrienden en de naaste omgeving begrijpen er niets van. Hoe durf je te somberen als anderen het zoveel slechter hebben en bij ons alles even goed is gebleven?
Hoe verzeilen jongeren in betekenisloosheid? Door tekort, kun je denken, maar het is door overdaad. Er is een teveel aan alles. Betekenis vraagt begrenzing. In een geglobaliseerde wereld worden we elke seconde via televisie, radio, sociale media en internet overspoeld met data uit alle hoeken. Alles is beschikbaar, en dat in de miljoenen. Ik heb toegang tot meer dan 30 miljoen muzieknummers op Spotify, 125 miljoen uur aan films en series op Netflix, 32,5 miljoen boeken op Amazon, 27 miljoen wetenschappelijke artikelen op PubMed en meer dan 100 miljoen foto’s op Instagram. We hebben duizenden connecties en laten ons omringen door miljoenen Youtubers en duizenden Facebook-vrienden. Wanneer we met elkaar praten, wordt de helft van het gesprek gewijd aan een klaagzang dat we te veel doen: te veel werken, te veel reizen, te veel eten, te veel drinken, te veel sporten, te veel naar de smartphone staren, te veel kopen. Alles is te veel geworden.
Hoewel we de indruk hebben dat we zelf betekenis aan iets verlenen, wordt die betekenis ons aangereikt door de ander. Wat ons waardevol toeschijnt, ontlenen we aan de gemeenschap waartoe we behoren. Op basis van de identiteit van de culturele groep worden gedachten, gevoelens en gedragingen die voortvloeien uit de voor hen geldende normen en waarden, als betekenisvol bekrachtigd of als betekenisloos verworpen. De identificatie met een culturele gemeenschap is moeilijk geworden omdat de specifieke identiteit door onder meer globalisering en digitalisering verloren is gegaan. Wie dagelijks op het ‘world wide web’ vertoeft, kan niets meer belangrijk vinden, omdat in het licht van de hele wereld alles kan en mag, en alles mogelijk is. Tegen een oneindig strekkende horizon wordt betekenis een langzaam verdwijnend stipje.
Overal risico
In 2019 leefden 301 miljoen mensen met een angststoornis, onder wie 58 miljoen kinderen. Angst is wereldwijd de meest voorkomende psychische klacht, en de afgelopen decennia is dat alleen maar toegenomen, zeker bij jongeren. Hoe moeten we begrijpen dat mensen angstiger worden in een wereld die veiliger is?
Met welke periode in de geschiedenis we onszelf ook vergelijken, de gemiddelde wereldburger is vandaag slimmer, rijker, gezonder, veiliger en gelukkiger dan ooit tevoren. Wereldwijd leven we langer, zijn we meer met elkaar verbonden en eten we meer, smakelijker en gezonder voedsel. Onze wereld is anno 2022 vrediger, schoner en sociaal gelijker dan die van 1922, 1962, of welke tijd dan ook. In 1870 werd in een geïndustrialiseerd land jaarlijks gemiddeld 3.000 uur gewerkt, vandaag ruim onder de 1.500 uur. In vergelijking met onze overgrootouders zijn wij een generatie die is opgegroeid zonder oorlog, in meer dan relatieve welvaart en met de hoogste levensverwachting uit de wereldgeschiedenis.
Mijn kapper krijgt geregeld angstige mensen in zijn stoel. Hij kent een jongen van zestien die door zijn ouders naar zijn zaak begeleid wordt. Hij begrijpt niet waarom mensen in het Westen bang zijn, met de nette wijken, geasfalteerde straten, rood getinte fietspaden gescheiden door stroken groen en oplichtende borden waarin wordt opgeroepen je netjes te gedragen. De tengere, pezige kapper vertrok op zijn twaalfde uit Afghanistan. Hij deed er een jaar over om via Iran, Turkije en Griekenland in Nederland te geraken. Zijn tocht had niets te maken met onverschrokkenheid, maar alles met geluk. Hij was correcte mensen tegengekomen en ontsnapt aan mensenhandelaars, pooiers, dieven en smokkelaars. Hij glimlacht, haalt zijn scheermes tevoorschijn, klapt het open en glijdt het lemmet kundig en scheerlings langs mijn halsslagader.
Angst staat niet in verhouding tot het gevoel van veiligheid, maar tot onze behoefte aan controle. Hoe meer controle we gewoon zijn en nodig hebben, hoe gevaarlijker en onvoorspelbaarder de wereld wordt. Onze risicoperceptie wordt gestuurd door de subjectieve beleving van controle. Wie het gevoel heeft in controle te zijn, zal weinig risico waarnemen, en wie dat controlegevoel ontbeert, ziet overal risico’s. Daarom nemen ceo’s het makkelijkst de moeilijkste beslissingen.
Controle is een belangrijke deugd geworden in onze maatschappij. Wie controle heeft over het leven, wordt beschouwd als een geslaagd, evenwichtig persoon. Controle wordt ons aangepraat en duur aan ons verhandeld. Eerst door ons angst in te boezemen om ons nadien af te kopen met veiligheidscoaches, winterbanden, opleidingen, verzekeringen, medicijnen en beveiligingscamera’s. Onze controlebehoefte en ons geloof in maakbaarheid is zo groot dat we het geslacht van onze kinderen willen bepalen, infecties voorgoed uitbannen, het weer veranderen en het tijdstip en de omstandigheden van ons overlijden vastleggen. Tegenover dat absolute verlangen wordt de wereld inderdaad steeds gevaarlijker en onvoorspelbaarder.
Gelukkig en gestoord
Waarom zien we steeds meer mentale problemen? De toenemende eenzaamheid is het gevolg van ons isolement door individualisering, de toenemende depressie is het gevolg van betekenisloosheid door globalisering, de toenemende angst van onze behoefte aan controle door technologisering en de stress door de illusie van volmaaktheid door digitalisering.
In het ideale licht van de individuele autonomie, onloochenbaar een garantie voor succes, is psychisch lijden niet toegestaan. Psychisch ongenoegen wordt dan alleen gedoogd door het te identificeren als een psychische stoornis. Wegens verdriet mag ik niet thuisblijven van mijn werk, maar met een depressie mag dat minstens drie maanden. Om het even welke natuurlijke overbelasting wordt meteen geïnterpreteerd als een biologische burn-out. In deze productieve maatschappij wordt de drukte van schoolgaande kinderen nauwelijks nog getolereerd en dan maar als stoornis geabnormaliseerd. Vandaag ligt eenzaamheid op tafel als nieuwe psychische stoornis. De toename aan psychische stoornissen in onze samenleving dient ter legitimering van het lijden dat niet mag worden geleden.
Ik stelde me eerder de vraag hoe het mogelijk is dat we gelukkig zijn en toch gestoord. Tim Berling, beter bekend als Avicii, was een illustratie van hoe je ze allebei tegelijk kunt zijn. In de documentaire True stories zie je de jonge Zweed op de achterbank van een tourbusje in Australië. Hij is net uit het ziekenhuis ontslagen en slikt meer dan twintig pijnstillers. Zijn ogen draaien weg. 23 uur later moet hij draaien op Cuba.
Voor miljoenen mensen is Aviciieen voorbeeld. hij voldoet helemaal aan het westerse ideaal van de succesvolle, autonome, individuele persoon: volkomen authentiek, grenzeloos vrij, volledig onafhankelijk, buitengewoon vermogend, maar ook eenzaam, angstig, depressief en verslaafd. Uiteindelijk mondt zijn leven uit in suïcide, een zelfgekozen einde zoals het een autonoom persoon betaamt.
DS, 29-12-2022 (Damiaan Denys)
|