Pleidooi voor opstandigheid
Pleidooi voor opstandigheid
Arthur & Jarmo BERKHOUT, Anti-nihilisme. Engagement in de 21ste eeuw, Pluim, 2022.
Zonder engagement gaat de wereld naar de verdommenis. De tweelingbroers Arthur en Jarmo Berkhout onderbouwen die stelling met een resem argumenten, maar zeggen er niet bij hoe dat activisme de bedding van de geschiedenis kan verleggen.
In de lente van 1845 zette Karl Marx in Brussel zijn elf stellingen over Feuerbach op papier. De beroemde slotthese klinkt als een bon mot: filosofen blinken uit in het verschillend interpreteren van de wereld, terwijl het eropaan komt die te veranderen. De broers Berkhout onderschrijven die gedachte volmondig. Als studenten filosofie namen ze in 2015 deel aan de wekenlange bezetting van het Maagdenhuis, het bestuurlijk centrum van de Universiteit van Amsterdam. Die ervaring overtuigde hen nog meer van de noodzaak van het samengaan van theorie en praktijk. Zonder ideeën wordt activisme stuurloos, en zonder daadwerkelijk engagement is politiek denken een proefvlucht in het luchtledige.
Van ramp naar calamiteit
Het nihilisme dat de Berkhouts viseren is dubbel. De economische en politieke elites handelen cynisch. Ze weten dat het van de aarde losgezongen wereldkapitalisme van ramp naar calamiteit pikkelt. Toch blijven ze vanuit hun direct belang bij geldelijk of electoraal profijt het neoliberale adagium uitdragen dat er geen alternatief bestaat voor de vermarkting van alles en iedereen.
Het TINA (There is no alternative)-maxime werd zodanig dominant dat een groot deel van de westerse bevolking zich eveneens neerlegt bij de bestaande verhoudingen: die lijken onveranderbaar, ook al verkrachten ze in grote delen van de wereld de meest elementaire waarden. Engagement behoeft daarentegen mogelijkheidszin, de hoop dat het anders moet én kan. ‘Het nihilistische onvermogen om voorbij de bestaande structuren te kunnen denken, pleegt verraad aan de moderne belofte dat de mensen in staat zijn hun eigen wereld te vormen, inclusief zichzelf’, schrijven Arthur en Jarmo Berkhout.
Verzetservaringen als de Maagdenhuisbezetting doorbreken de mythische waan dat het heden eeuwigheidswaarde bezit. Maar we kunnen ook leren uit de geschiedenis, zo zeggen de auteurs Walter Benjamin na. Bij een beetje schuinse blik zie je in het verleden ontelbare momenten van collectief protest; zelfs wanneer ze tevergeefs waren, blijven die kleine en grote opstanden aandringen op een reële breuk met onrecht en onderdrukking.
Kritische theorie
Anti-nihilisme is een intelligent gecomponeerd drieluik dat van veel eruditie getuigt. Benjamin figureert prominent in het middendeel, dat focust op het moderne vooruitgangsgeloof. Het eerste deel zoemt in op globalisering en de migratiecrisis, het slotakkoord staat stil bij de klimaatcrisis en de krakkemikkige notie van het antropoceen (die verkeerdelijk suggereert dat iedereen even schuldig leeft). De tussentitels in deze drie luiken verwijzen vaak woordelijk naar de inzichten van toonaangevende linkse filosofen. ‘Een wereld van kampen’, ‘De chronische noodtoestand’: Giorgio Agamben. ‘Genealogie van de neoliberale mens’: Michel Foucault. ‘De mythe van de moderniteit’: Theodor W. Adorno.
Anti-nihilisme biedt inderdaad een staalkaart van het kritisch denken na de Tweede Wereldoorlog. Sommige coryfeeën ontbreken en de gebruikte canon is voornamelijk wit en mannelijk: Judith Butler of Donna Haraway worden slechts terloops vermeld. Tegelijk laten Berkhout & Berkhout mooi zien hoe de felle kritiek van Adorno en Max Horkheimer op de toenemende natuurbeheersing vooruitloopt op inzichten uit het hedendaagse feminisme en postkolonialisme. De te temmen natuur is vrouwelijk, wat overigens aansluit bij oudere denkbeelden over Moeder Aarde, en al zeker niet wit. Industrialisering, kolonisering en de rücksichtslose extractie van natuurlijke rijkdommen gingen hand in hand met de idee van te beschaven niet-westerse bevolkingen als alibi.
De broers Berkhout worden gelukkig nooit uitleggerig: Anti-nihilisme in geen leerboek kritische theorie. Het begrijpen van de eigen tijd staat voorop; theoretische inzichten kunnen daarbij helpen en moeten zo nodig op maat van het heden worden bijgesteld. Soms wint de verontwaardiging het van de nuance en gaat de toon crescendo, maar meestal primeert de bedachtzame formulering. Bovendien stuit je regelmatig op een rake zin. Zo verdoezelt de framing van de ecologische crisis als een externe bedreiging ‘het cruciale inzicht dat niet de mens tegenover de natuur staat, maar de huidige inrichting van de wereld tegenover natuur en mens.’
Of neem deze zin: ‘Het is een krachtig nihilistisch sentiment van deze tijd om wel onschuldig te willen zijn, maar niet te willen veranderen.’ Overschakelen op een ecologische levensstijl krikt vooral het morele zelfbeeld op, zonder ook de dieperliggende oorzaken van de klimaatcrisis te contesteren. Dat laatste soort protest kan niet zonder systematisch collectief verzet, evenals momenten van ‘prefiguratieve politiek’ waarin doorheen samenwerking en zelforganisatie de verhoopte toekomst tijdelijk vorm krijgt. Alleen zijn dus relatief weinigen bereid om groen consumentisme voor consequent activisme te verruilen.
De komende opstand
Vooral naar het einde toe pendelt Anti-nihilisme tussen pessimisme en optimisme. Berkhout & Berkhout zien ook wel dat ‘de planetaire kleinburgerij’ – de uitdrukking is van Agamben – niet alleen conservatief is omdat ze ideologisch vervuilde lucht inademt. Er staat voor haar ook veel op het spel, gaande van eigendom over allerhande privileges tot simpelweg comfort. Ze heeft daarom geen onmiddellijk belang bij systeemverandering: het nihilisme van de economische en politieke elite vindt een objectieve bondgenoot in de defensieve reflex binnen het brede midden. Men wil behoeden wat men heeft, ook al is dat streven naar zelfbehoud op korte termijn synoniem voor zelfdestructie op lange termijn.
Ondanks de huidige impasse blijven de broers Berkhout geloven in de mogelijkheid van een totale omwenteling: messianisme is hen niet vreemd. Geïnspireerd door hun Maagdenhuis-ervaring en de bredere protestbewegingen van de voorbije jaren, bepleiten ze een echte uitzonderingstoestand waarin zich een nieuwe gemeenschap aandient. Consequent verzet en volgehouden activisme bereiden die algemene opstand voor. Dat handelen vereist op zijn beurt sociale verbeeldingskracht en de wil om te experimenteren met andere levensvormen. Voor wie meegaat met de redenering klinkt het plausibel, maar ook behoorlijk vaag.
Verzetsromantiek en opstandheroïsme zijn al een tijdje opnieuw usance binnen het kritisch-theoretische kamp. Dat gauchisme – Lenin noemde het ‘de kinderziekte van het communisme’ – heeft een uitgesproken afkeer voor de representatieve democratie en stelt zowat alle beleid gelijk met apolitiek levensbeheer. Berkhout & Berkhout kunnen zich vinden in dit politiek radicalisme, zonder dat het hun lezenswaardige betoog begint te overwoekeren. Ondertussen tikt de klimaatklok onverbiddelijk verder. Overigens moet er na een opstand ook beleid worden gemaakt: daarin schuilt juist de overgang van een revolte naar een revolutie.
DS, 15-10-2022 (Rudi Laermans)
|