Pas wanneer een catastrofe dreigt, schieten we in actie
Pas wanneer een catastrofe dreigt, schieten we in actie
We hadden de Europese energiemarkt allang moeten hervormen, schrijft Caroline de Gruyter. Waarom doen we dat pas nu Poetin de gaskraan dichtdraait?
De Duitse socioloog Ulrich Beck was een onverbeterlijke optimist. Het is jammer dat hij in 2015 al is gestorven, net zeventig jaar oud. Beck had ongetwijfeld boeiende dingen gezegd en geschreven over ons tijdsbestel vol turbulentie, strijd en onzekerheden die we in deze intensiteit al heel lang niet meegemaakt hebben – en vooral over onze reacties daarop. In zijn laatste boek, Die Metamorphose der Welt, kwam Beck bijvoorbeeld op de proppen met het begrip ‘emancipatorisch catastrofisme’. Dat klinkt als een mond vol. Maar wat hij bedoelde, is simpel: dat de mensheid soms pas vooruit komt als hij rampspoed vreest. Anders gezegd: soms heb je een dreigende catastrofe nodig om dingen te veranderen die je allang had móéten veranderen.
Neem de energiecrisis. In de media komen dezer dagen eindeloze stoeten doemdenkers voorbij, die voorspellen dat we komende winter (of nog langer) zonder stroom en verwarming komen te zitten. Niet alleen zullen we het koud hebben en de energierekening niet kunnen betalen, zeggen zij, maar ook de economie zal instorten. Restaurants sluiten omdat hun vaste lasten hard stijgen. Bedrijven kunnen niet meer produceren. Zelfs boerenbedrijven gaan kapot, omdat koeien met robots worden gemolken en gevoerd, en al die systemen straks niet meer werken.
Als je insiders spreekt die de enorm complexe energiemarkt in Europa beter begrijpen (net als tijdens de bankencrisis en eurocrisis is het niet zo simpel om te begrijpen hoe het werkt en wat er allemaal kan gebeuren), merk je al snel dat zij weliswaar ook bezorgd zijn, maar minder pessimistisch.
Grootste klant kwijt
Zo maakte Fatih Birol, al jaren directeur van het Internationale Energie Agentschap in Parijs, dinsdag in de Financial Times korte metten met het verhaal dat Vladimir Poetin aan het langste eind trekt in deze energiecrisis. Integendeel, schrijft Birol, Rusland mag nu even goed verdienen aan hoge energieprijzen, maar op lange termijn marginaliseert het land zichzelf door zijn allergrootste klant weg te jagen. Want die komt niet zomaar terug.
Ook het vaak gehoorde argument dat Europa zichzelf afgelopen jaren te naïef op schone energie heeft gestort en nu niet genoeg heeft, noemt hij ‘een absurde stelling’. Mensen in de sector die hij dagelijks spreekt, vertellen hem het omgekeerde: ‘Geen van hen klaagt dat we te veel leunen op schone energie. Integendeel: ze hadden er meer van willen hebben. Ze vinden het jammer dat we niet eerder zonne- en windenergie zijn gaan opwekken, gebouwen en voertuigen niet sneller energie-efficiënt hebben gemaakt en kerncentrales niet langer open hebben gehouden.’ Dat had ons beter door deze crisis geholpen én ons sneller van fossiele brandstoffen afgeholpen.
Never let a good crisis go to waste, zou Churchill na de Tweede Wereldoorlog gezegd hebben, toen de tijd eindelijk rijp was voor de oprichting van de Verenigde Naties. Als je er zo naar kijkt, kun je bijna zeggen dat Poetin ons een handje helpt (en de goede kant op helpt) door de gaskraan dicht te draaien. We hadden de Europese energiemarkt allang moeten hervormen. De plannen lagen er. De Europese Commissie had ze gemaakt. Maar ze stuitten altijd op weerstand bij grote lidstaten als Duitsland. Dus ging het feest niet door. We hadden stroomprijzen allang moeten ontkoppelen van gas*prijzen. We hadden verder moeten staan met innovatie en alternatieve, ‘groene’ energiebronnen.
Al die dingen doen we nu pas, gehaast, nu Poetin, die 40 procent leverde van al het gas dat in Europa werd verstookt, ons afsluit. En daar zullen we sociaal en economisch een prijs voor betalen, dat is zeker.
Rolschaatsen op snelwegen
Iets dergelijks gebeurde tijdens de oliecrisis in 1973, maar toen met olie: Europa kreeg ongeveer 60 procent van alle olie uit de Arabische landen. Om westerse landen te straffen voor hun steun aan Israël in de Jomkipoeroorlog, voerden olieproducerende landen in de Golf en Noord-Afrika de olieprijzen op en leverden ze sommige landen zelfs helemaal geen olie meer. In landen die keihard geraakt werden door de olieboycot, kon je op autoloze zondagen op de snelweg rolschaatsen. Door die crisis begon de Europese omslag naar gas.
Ook toen waren er doemdenkers die het einde van de wereld voorspelden. Zeker, er volgde een scherpe recessie. De werkloosheid schoot omhoog. Maar natuurlijk kwamen we erdoorheen. Anders dan sommigen voorzagen, vroren mensen toen niet dood. Kennelijk hebben wij, ondanks de vele waarschuwingen dat we ditmaal praktisch en geopolitiek te afhankelijk werden van Rusland, bitter weinig van deze episode geleerd.
Of kan het zijn dat mensen vaak pas dingen veranderen als het echt niet anders kan? En dat we misschien wel doemdenkers nodig hebben, die ons met hun worstcasescenario’s zó de stuipen op het lijf jagen dat we eindelijk in actie komen? Dit is wat Ulrich Beck daarover schreef: ‘We weten allemaal dat een rups in een vlinder verandert. Maar weet die rups dat ook?’
Dat is de vraag die we onszelf moeten stellen – en niet alleen tijdens deze energiecrisis, maar altijd. Beck meende dat de wereld niet zomaar ten onder gaat, zoals de zwartkijkers zeggen. Maar evenmin kan ze makkelijk worden gered, zoals sommige optimisten beweren. Nee, waar het om gaat is dat we moeten beseffen dat de wereld altijd transformaties ondergaat. Die transformaties moeten we in de gaten houden, want ze vormen de horizon van ons denken. Als die horizon verandert of verkleurt, weten we dat het moment daar is om in actie te komen. In dat moment, en in de onvermijdelijkheid van veranderingen, hebben we ons wederom vergist.
Caroline de Gruyter is Europa-correspondent, standplaats Brussel
DS, 09-09-2022
|