Kiezers willen geen feiten, wel keuze
Kiezers willen geen feiten, wel keuze
Als de media er maar in slagen om de harde feiten bij de mensen te brengen, zal de populistische storm gaan liggen, hoor je tegenwoordig. Luuk van Middelaar is het daar niet helemaal mee eens.
Is er nog ruimte voor debat, als de feiten niet meer tellen? Hoe moet het verder met de democratie, als politiek en waarheid gescheiden wegen bewandelen? Na een jaar van Trump, Brexit en social bots is het de grote zorg. De Oxford Dictionaries verkozen post-truth tot woord van 2016 en in Duitsland won postfaktisch. Ruwweg duidt deze eigenschap erop dat de emotie overheerst in plaats van de rede, en dat woorden losraken van de werkelijkheid. In het Nederlands kunnen we het ‘postfeitelijk’ noemen. Vanuit deze analyse vragen de hoofdredacteur van deze krant, Karel Verhoeven, in de slotaflevering van zijn kerstessay (DS 29 december) en columnist Timothy Garton Ash in een opiniebijdrage (DS 30 december) de media om feiten rigoureuzer na te trekken en, respectievelijk, ze te brengen tot bij de mensen die ten prooi zijn gevallen aan de op emotie spelende populistische verhalen.
Toch is deze analyse maar een deel van het verhaal. Mij bevalt niet dat ze al te makkelijk het falen van gevestigde spelers in de politiek en in de media verhullen. Alsof zij de feiten hebben en de tegenstanders de leugens. Onthutste Britse opiniemakers omhelsden de notie van post-truth politics als subtiele manier om de leave stemmende massa domheid toe te schrijven. Dat is erg genoeg, maar nog erger is dat de analyse ons qua antwoorden de verkeerde kant op stuurt. Hard roepen dat ieder zich aan de feiten moet houden, zal de populistische storm niet bedwingen – het tegendeel is misschien waar. In het grote Europese verkiezingsjaar 2017, met een stembusgang voor Belgiës buren, is het de verkeerde strategie tegen Geert Wilders in Nederland, Marine Le Pen in Frankrijk en AfD in Duitsland. Kiezers willen geen feiten, kiezers (het woord zeg het al) willen keuzes. Ook daaraan heeft het ontbroken.
Voer voor interpretatie
Natuurlijk is er reden tot bezorgdheid over de ontwikkeling van het medialandschap, met nepnieuws en de algoritmische verkaveling van de openbare ruimte in steeds kleinere perkjes, die door Google & co allemaal hun eigen wereldbeeld krijgen opgediend. Het is dus goed dat de media aan zelfkritiek doen en naar handelingsvermogen zoeken. Maar de politiek zal in de feiten geen beslissende houvast vinden. Het succes van Nigel Farage of Donald Trump kan je niet met het begrip post-feitelijkheid alleen verklaren. Terecht schreef de Duitse politicoloog Jan Werner Müller: ‘Was het werkelijk de valse belofte dat Groot-Brittannië 350 miljoen pond per week kon besparen, die de Brexit-stemming besliste? Of toch eerder de eigenlijk oerdemocratische en niet zo makkelijk met feiten te falsifiëren slogan 'Take back control?’. Feiten (en zelfs leugens) spreken niet voor zich. Ze moeten in een verhaal worden geplaatst.
Ten gronde is de verhouding tussen politiek en waarheid niet zo eenvoudig als de notie post-truth politics doet voorkomen. In haar klassieke tekst ‘Waarheid en politiek’ (1967) fileert Hannah Arendt het diepe conflict tussen beide. De filosofe wijst erop hoe machthebbers van alle tijden poogden om waarheden die hun onwelgevallig waren, te ontkennen of te verdraaien. Tegelijk wijst zij er met klem op dat de democratie leeft van debat, conflict en pluraliteit; in het politieke domein is een absolute waarheidsaanspraak gevaarlijk en totalitair. Een fiks dilemma dus: zoals de waarheid bescherming behoeft tegen politieke macht, zo de democratie tegen de absolute waarheid.
Arendt zoekt de uitweg in een strikte scheiding van feitelijke waarheden en meningen. Op grond van dezelfde feiten kunnen twee personen – andere waarden, andere ervaringen – tot een ander oordeel komen en dat is volkomen legitiem. Ze haalt de Franse staatsman Georges Clemenceau aan die na de Eerste Wereldoorlog de vraag kreeg hoe latere historici over de schuldvraag zouden oordelen. Hij antwoordde: ‘Dat weet ik niet, maar ik weet wel dat België in 1914 niet Duitsland is binnengevallen.’ Interpretatie is een kwestie van keuze en selectie, van mening en oordeel, maar daaronder liggen onomstotelijke feiten.
Het immense gat
Klinkt dit hopeloos naïef? Dat is dan precies wat er de afgelopen decennia is misgegaan. Met het onderscheid tussen feiten en meningen is het aan beide zijden misgelopen. Zeker de feiten hadden het zwaar. In het spoor van Friedrich Nietzsche (‘Er zijn geen feiten, alleen interpretaties’) en zijn 20ste-eeuwse navolgers als Michel Foucault en Jacques Derrida, heeft een deel van de linkse cultuurwetenschappelijke elite vanaf de jaren zeventig élke waarheid als culturele constructie en machtsaanspraak ontmaskerd. Dit postmoderne sloopwerk inspireerde progressieve identiteitspolitiek waarbij elke groep (zwarten, vrouwen, homo’s) een eigen perspectief heeft. De ironie is dat juist Poetin en Trump vandaag opereren volgens het postmoderne adagium dat macht bepaalt wat waar is. Dat is op zichzelf niet verrassend. Hannah Arendt schreef al in 1967 over ‘leugenaars die er niet in slagen hun leugen ingang te doen vinden als feit en dan zeggen dat het een “mening” is’. Het nieuwe en pijnlijke is veeleer dat de intelligentsia door haar eigen schuld tegenover zulke praktijken met de mond vol tanden staat.
Terwijl in het politieke spreken alles aldus ‘mening’ werd, verschanste het politieke handelen zich de afgelopen decennia juist achter de ‘feiten’. Besturen werd een kwestie van techniek en aan de juiste economische knoppen draaien. De keuzes en waardeoordelen achter elk besluit raakten onttrokken aan het zicht. Deze strategie van depolitisering dempte maatschappelijke conflicten, maar allengs gingen politici en beleidsmakers ook zelf geloven dat ze géén keuze hadden. De slogan There is no alternative (TINA), vanaf Margaret Thatcher vooral op rechts gebruikt als rechtvaardiging voor bezuinigingen, zette kwaad bloed. Niet toevallig in 2010, tijdens de banken- en eurocrisis, werd in Duitsland de term alternativlos gekozen tot kwalijkste woord van het jaar. De jury verweet de regering met dit ‘basta’-argument de noodzaak van debat te loochenen en de onvrede onder burgers te voeden.
Aldus plaveide een verbond van relativerend postmodernisme en alternatiefloze technocratie de weg naar post-truth politics. Het ene ontwapende de feiten in het debat en het andere verklaarde meningen irrelevant voor het bestuur. Zie daar het immense democratische gat waar de populistische uitdagers in heel Europa in springen. Zij bieden namelijk wel een keuze, zij beweren dat het anders kan, zij roepen om politiek – en wie durft te zeggen dat het leugens zijn?
Stop de vloedgolf
Met het Europese verkiezingsjaar 2017 in aantocht heeft zowel de feitelijke waarheid als de democratische meningenstrijd dus dringend versterking nodig. Niet alleen bij de buren, maar ook in België. Dat vraagt moed. Enerzijds de moed om feiten als feiten te verdedigen: niet alles is mening. Op dat front is de fact checking à la Verhoeven en Garton Ash welkom. Maar anderzijds de moed van de gevestigde politiek om pluraliteit en tegenspraak toe te laten: de toekomst is open en het resultaat van keuzes.
Waar te beginnen? Misschien met hernieuwde aandacht voor het menselijk vermogen feit en mening te verbinden: de oordeelskracht. De politiek is niet het domein van kennen en weten. Ze is het domein van oordeel en overtuiging. Politici oordelen, zoals ook rechters en artsen. Zonder het houvast van een wetenschappelijke waarheid doen ze op grond van feiten en ervaringen een voorstel voor een toekomst én pogen ze er steun voor te winnen. Hun gebrek aan houvast is geen tekortkoming, maar een erkenning van de open toekomst en dus van de menselijke vrijheid. De kiezer wil kunnen kiezen, ook hij velt een oordeel. Hij kiest in het stemhokje niet tussen feiten en meningen, maar oordeelt er over wat wenselijk en mogelijk is.
Het politieke midden verloor in 2016 op overtuigingskracht. In 2017 zal het dus moeten winnen op oordeelskracht. Dit vergt een analyse van de wereld (het hele scala van inkomen en pensioenen tot onderwijs, veiligheid en klimaat) en een respons in termen van waarden en keuzes. Daarbij is het voor politici verboden om te zeggen dat het moet van de EU, van het Genèveverdrag of van het vorige coalitieakkoord. Nooit meer TINA dus. Ze moeten zeggen: omdat wij staan voor die of die waarde en bovendien een land met buren en bondgenoten zijn. Sociaaldemocraten, christendemocraten en liberalen moeten elk de eigen ruimte voor verandering zoeken die er wel is – in financiële prioriteiten, in maatschappijbeeld, in symboliek. Ze moeten de band tussen spreken en handelen herstellen. De kiezers willen true politics. Alleen zo kan de populistische vloedgolf die vanuit Trumps Amerika en Brexit-Groot-Brittannië naar het Europese vasteland komt toegerold bij de stembusgangen van 2017 en erna worden gebroken en onze democratische open orde worden gewaarborgd.
DS, 03-01-2017 (Luuk Van Middelaar)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|