Kerstessay - Tussen apenkoppen en krokodillen (4)
Jullie houden geen rekening met ons!
Michael Van Peel
Klimaatjongeren en ouderen verwijten elkaar egocentrisme, schrijft Michael Van Peel. Ze zouden alleen aan zichzelf denken, en niet aan de planeet of de gezondheid van de andere groep.
Deel 4: De verwetenen
‘Save the whale’, stond er vroeger op mijn T-shirt voor de turnles. Veel meer werd ik niet geacht op te geven voor die strijd. Save the rainforest kostte hoogstens een ringmap, en om het gat in de ozonlaag te bezweren, was een gat in mijn pennenzak blijkbaar voldoende. Maar om de meest bedreigde* diersoort in coronatijden te beschermen, onze bejaarde soortgenoten, daar moet je vandaag als jonge actievoerder zowat je hele sociale leven voor opgeven. Hmm … Dan toch liever een T-shirt.
Heel de coronacrisis lang al smult de pers van lockdownfeestjes. De term geurt naar smeuïge megaorgieën in de traditie van Langemark-Poelkapelle, maar duidt louter op samen*komsten van pakweg meer dan vier personen. Die kunnen evengoed aan het schaken zijn. Datzelfde criminele tuig was trouwens deze zomer ook al betrapt op illegaal op bankjes zitten. Rebel without a cause was een heel andere film geweest anno 2020. Hoe dan ook, als het om jongeren gaat, wordt dat meestal vermeld. Dat gebeurt niet bij volwassenen als groep, ook niet als weer eens vijftig feestvierders op een Ardense orgie worden aangetroffen.
De knoestige vinger wees vaak verwijtend, zoals knoestige vingers wijzen kunnen, in de richting van de jeugd, die zich niet eens ‘een paar maanden’ zou kunnen inhouden, ‘terwijl wij jaren tegen den Duits hebben gevochten’. Een stelling die overigens slechts weinigen nog echt hard konden maken. Honderdjarigen houden zich niet bezig met zeuren op sociale media.
Och joenge, en gij dan!
Er werd de youngsters, die in hun pubertijd biologisch geprogrammeerd worden om verkennend risicogedrag te vertonen en niet om stil te zitten op een stoel, wel wat kwalijk genomen. Nog niet zo lang geleden wezen de vingers nochtans in de om*gekeerde richting. Toen waren het de klimaat*spijbelende jongeren die het risico*gedrag van de volwassenen aan de kaak stelden. Maandenlang riepen ze de ouderen op ‘om ook aan hen te denken’, om nog iets over te laten van de planeet. (Over de pensioenen en de sociale zekerheid maken ze zich al lang geen illusies meer.) Ze verweten de oudere generatie passiviteit, oogkleppen en een niet-duurzame levensstijl en eisten goed huisvaderschap voor de leefwereld die zij ooit zouden erven (ongetwijfeld om ze later zelf om zeep te kunnen helpen voor de volgende generatie … tsk).
‘Wees toch eens kalm’, riepen politici die nog stonden na te hijgen van maanden hysterisch te schreeuwen over migratie*tsunami’s en de nakende ondergang van het Avondland. ‘De wetenschap vindt op het nippertje vast wel een oplossing. Dat is in de film ook altijd zo.’
Jengelende jeugd kan heel vervelend zijn. Nog vervelender is het als je diep vanbinnen weet dat ze ergens gelijk heeft. De reacties van de ouderen overstegen dan ook zelden het niveau van ‘och joenge, en gij dan!’ of ‘Ja maar die jongeren gaan naar Werchter en dan laten ze keiveel zwerfvuil achter.’ Ah, dan is ’t oké. Ge hebt gelijk. Blijf maar rustig CO2 uitstoten dan. De verwijten vlogen heen en weer als mortier*granaten in een stellingenoorlog.
Lebensraum
De lockdown maakte dat gevoel van een klassenverschil tussen collectivistische jongeren en individualistische ouderen deze zomer plots pijnlijk voelbaar. Rijke boomers dronken nog een glas wijn in hun tuin en reden veilig alleen in hun auto’s naar de winkel of een tweede verblijf. Jonge mensen waren veroordeeld tot appartementen in de steden en overvol openbaar vervoer. Zelden was de eigen haard meer goud waard, of je auto meer je vrijheid. (Twee slogans uit boomertijden.)
Die haard wordt voor velen stilaan even onbetaalbaar als goud. De almaar stijgende huizenprijzen maken de oude huiseigenaars slapend rijk, terwijl de nieuwe generatie zich amper een plek kan veroorloven. Cohousing wordt dan een hippe term voor ‘samenleggen’.
Toen een groep Brusselse jongeren deze hete, vakantieloze zomer, gefrustreerd door hun beperkte bewegingsruimte, per trein naar Blankenberge trok om daar brutaal een strand te koloniseren, was het hek van de dam. Dat strand was door tweedeverblijvers namelijk al rechtmatig geclaimd volgens de officiële Code van Club Med: wie als eerste zijn handdoek erop legt, wint. Er braken mediagenieke relletjes uit. (Nu ja, relletjes, buiten wat gesneuvelde strandstoelen was de schade redelijk beperkt. Een beetje sfeervolle voetbalmatch waar ‘emoties hoog oplopen’, zoals dat bij volwassenen zo mooi heet, levert op zijn minst wat gebroken tanden of een uit*gebrande combi op.)
De vechtpartij was beangstigend voor wie er middenin zat. Maar vanop een afstand leek het schouwspel een allegorie: de jonge, veelkleurige bende die een plaats opeiste op het witte (rood*gebrande) strand. Het leek een clash tussen de steden en suburbia, jong en oud, toekomst en verleden. Een strijd voor de open ruimte.
De oplossing van de kustburgemeesters kon moeilijk symbolischer: ‘Neem het plebs ook zijn treinen af dan.’ Dagjestoeristen op zoek naar gratis zee en zon werden geweerd. Alleen wie geld kwam uitgeven, wie een meerdaags verblijf kon betalen of een eigendom had, was nog welkom. Volgens graaf Leopold Lippens ‘exporteerden de spoorwegen het virus van Brussel naar de kust’. Daarbij dook het doembeeld op van een machtige, nieuwe klasse van onkwetsbare überjeugd die zich vrij kon bewegen, terwijl de oude rijken bang opgesloten zaten in gouden kooien. De machtsverhouding op haar kop. Jongeren, van wie je vroeger hoogstens zakgeld kon afpakken, gijzelden nu de ouderen met hun dierbaarste bezit: hun gezondheid. Of tenminste toch hun strand.
Jullie, da’s ikke ikke ikke
Het grote verwijt van millennials aan boomers, is dat ze op veel vlakken de boel verpest hebben voor de jongere generatie. Dat zij het milieu vervuild hebben en het geld opgesoupeerd. Dat zij in grote huizen wonen met een dik loon en zich nergens nog iets van aantrekken, terwijl millennials amper rondkomen en het met een lagere levensstandaard moeten doen. Dat is uiteraard een beetje kort door de bocht.
Niet dat hun ouders per se armer waren, maar ze hadden en deden gewoon minder. Ze kenden geen smartphones, laptops, iPads, Deliveroo of citytrips. Vliegen als jongere was voor hen een absolute luxe, enkel* weggelegd voor de elite: vandaar de term jetset. Voor veel millennials is een city*trip naar Barcelona heel gewoon. De student van nu geeft ook veel meer uit. Ik had op kot al een oude pc (de snelheid van mijn internetverbinding hing af van hoe snel ik daarvoor naar de bib kon fietsen). Mijn vader in Leuven bezat een bureaulamp, wat boeken en een pijp. Maar de luxe die nog niet bestond, miste hij ook niet, dus was hij er ook niet slechter aan toe dan studenten van nu. Hij was content met zijn pijp. Bovendien had hij geluk: verder kunnen studeren, zoals de helft van de millennials vandaag, was een uitzondering, en voor meisjes nog meer.
Millennials zijn als generatiecohort vooral pechvogels. Velen van hen werden de arbeidsmarkt opgepleurd midden in de Great Recession,na de financiële crisis van 2008. (Die was weliswaar deels veroorzaakt door boomerbankiers.) Amper dat dal uit worden ze met een pandemie in hun gezicht gekletst. Makkelijk hebben ze het dus zeker niet gehad. Maar of ze het effectief slechter hebben dan hun ouders destijds, is moeilijk objectief vast te stellen. Cijfers vertellen niet het hele verhaal.
Socioloog Paul Schnabel stelt het in het tijdschrift Maarten! zo: ‘We hebben geen objectieve maatstaf om armoede en rijkdom over de tijd met elkaar te vergelijken. De mate waarin we ons arm of rijk wanen, wordt uiteindelijk bepaald door het bezit van anderen in onze directe omgeving. We voelen ons arm wanneer we ons geen zaken* meer kunnen veroorloven die voor anderen normaal zijn geworden, zoals op vakantie gaan of de juiste merkkleding voor onze kinderen.’
In deel één van dit essay zagen we hoe we jongeren onbewust vergelijken met hoe we nu zijn, niet met onszelf toen wij even jong waren. Het omgekeerde geldt ook. Jongeren vergelijken hun situatie met die van ouderen nu. Vandaag hebben boomers het goed, maar als je corrigeert voor leeftijd, worden de verschillen veel kleiner. Of keren ze zelfs om.
Het Pew Research Centre vond alvast één troostende overeenkomst door de jaren heen. Als jongste volwassen generatie hebben millennials het minste vertrouwen in de toekomst … net als Generation X en de babyboomers toen die jongvolwassen waren. Het wordt beter.
Makkelijker gezegd dan gedaan
Klimaatjongeren en corona-ouderen verwijten elkaar egocentrisme: dat ze geen reke*ning houden met het welzijn van de andere groep. Het sleutelwoord hier is ‘groep’. Natuurlijk geeft elke (groot)ouder individueel massa’s om zijn eigen (klein)-kinderen en omgekeerd. Maar het wordt abstracter wanneer je ook moet geven om al die andere ouderen en kinderen. Binnenblijven voor corona of je ecologische voetafdruk beperken voor het klimaat van de toekomst, in beide gevallen gaat het om een ingrijpende wijziging van de eigen leefgewoontes, waarbij objectief gezien de lasten enkel liggen bij jezelf en de lusten enkel bij de andere groep.
Jongeren zijn nagenoeg onkwetsbaar voor het virus, ouderen hebben geen last van klimaatverandering in de (verre) toekomst. Wanneer er dan ook nog geen rechtstreekse oorzaak-gevolgrelatie is (mijn individuele gedrag heeft geen invloed op de totale uitkomst, alleen het collectieve gedrag), vereist het bakken burgerzin en discipline om je gedrag aan te passen. Beiden realiseren ze zich niet ten volle wat ze van de andere groep vragen.
’t Is makkelijk te eisen om luxe of welvaart op te geven als je zelf nog niks hebt verworven. Voor ouderen, die een leven lang gewerkt en gedroomd hebben om te bereiken wat ze bereikten en hun identiteit daaraan verbonden hebben, is dat een andere zaak.
’t Is makkelijk te vragen om een jaartje binnen te blijven, als je er zelf al decennia van hebt verzameld. Binnenblijven van je zestien tot je zeventien weegt een pak meer door dan van je drieënveertig tot je vierenveertig. Je krijgt hoogstens zeven jaar om tiener te zijn. Een paar maanden voor een volwassene zijn een veelvoud in jonge*hondenjaren.
We eisen 100 procent gehoorzaamheid van een jeugd die bijna totalitair gesurveilleerd wordt. Denk je echt dat die recalcitrante hippies en punkers met hun raves vroeger geen lockdownfeestjes hadden gehouden? Eerlijk? Ik weet niet of ik zelf de motivatie zou hebben gehad om niet te zeggen: kust allemaal mijn kloten. Hell, ik ben van Generation X. Zelfs zonder die extra stress zeiden wij dat al: ‘Kust allemaal mijn kloten!’
Bedrijven zullen nog maanden nodig hebben om hun gekelderde omzet goed te maken, maar scholieren zullen hun achterstand grotendeels op tijd moeten ingehaald hebben om weer in het rigide systeem van schooljaren te passen. Voor velen is de werkdruk met extra taken en toetsen verpletterend, de stress en angst naargelang. Zeker voor pubers, die al in de onzekerste periode van hun leven zitten, van wie al behoorlijk wat gevraagd wordt op sociaal vlak en qua schoolprestaties, en die dan nog eens met de vinger gewezen worden voor wat bepaalde soortgenoten uitsteken. Een anoniem meisje verwoordde het mooi in deze krant: ‘Ik mis het om rebels te kunnen zijn zonder immoreel te zijn.’
Intussen moeten jongeren, die zelf weinig of geen last hebben van corona, maar wel van de maatregelen, nog wat langer op hun tanden bijten. Ze lopen achterstand op school op en in hun sociale ontwikkeling. Achter de horizon van deze pandemie ligt er een emotioneel en psychologisch slagveld verborgen.
Kerstbestand
Maar ook de oudsten, in de winter van hun bestaan, hebben niet echt het gevoel dat ze veel tijd te verprutsen hebben. Het echte leven staat op pauze, maar het biologische leven tikt voort. De kleinkinderen worden razendsnel groot, de gezondheid wordt niet beter en intussen wachten we maar af. Met als overtreffende trap van droefenis, zij die het afgelopen jaar hun laatste dagen in eenzaamheid hebben moeten doorbrengen.
Het sociale isolement van deze pandemie weegt op iedereen, maar nog het zwaarst op de jongsten en de oudsten onder ons. De vaccins liggen onder de kerstboom, maar voor sommigen zal het een laat paasei worden. Het is tijd voor een gene*rationeel kerstbestand: de mortieren even laten zwijgen zodat we elkaar weer kunnen verstaan. Aanmoedigingen zijn doeltreffender dan verwijten. Vrede op aarde* aan alle generaties van goede wil.
Al is er één ‘verwijt’ dat wel klopt: het geld en de macht zitten bij de ouderen. Zij hebben de touwtjes in handen. De jongeren hebben de dromen, de volwassenen de macht om die waar te maken. Zij hebben de toekomst, wij beslissen erover. Laten we dat intussen proberen te doen met wijsheid en mededogen. Zo kan de jeugd straks weer focussen op wat écht telt. Want dat regenwoud en die walvis wachten ook nog op redding.
DS, 30-12-2020 (Michael Van Peel)
|