Gedrag en geld
Gedrag en geld
Koen Smets
De staat New York is de nieuwste regio waar nieuwe maatregelen, die het gebruik van weggooiverpakking aan banden moeten leggen, in voege zijn gekomen. Plastic draagtasjes worden verboden, en als je een papieren zak wil, dan gaan winkeliers in meerdere steden (waaronder New York City) je daarvoor 5 cent aanrekenen. Genoeg om het hart van elke rechtgeaarde, libertair-paternalistische nudger spontaan in bloeden te laten uitbreken.
Dat een verbod een doelmatige manier kan zijn om gedrag te beïnvloeden is niet verwonderlijk – afhankelijk van hoe je erop toeziet tenminste. De grote econoom Gary Becker had een punt wanneer hij stelde dat we diep binnenin rationele criminelen zijn: als je het met een economische bril bekijkt, betekent een verbod dat de prijs van het overtreden ervan zo hoog is, dat het sop de kool niet waard is.
Kleine bijdrage, groot effect
Maar het heffen van een kleine bijdrage voor elke tas die je nodig hebt bevindt zich op een andere schaal. Beeld u in dat u in de supermarkt bent, een paar jaar terug – vóór zulke maatregelen golden – met zeg maar voor 150 euro waren in uw kar, genoeg om zes of zeven draagtasjes te vullen. De kassier(ster) (m/v) wijst u op een speciale spaarpromotie in de komende weken: als u bij uw volgende bezoek uw eigen tassen meebrengt, krijgt u een korting van 5 cent per tas. U doet een snelle berekening, en constateert dat dit uw wekelijkse rekening met net iets meer dan 0,2% zou verminderen. Is dat echt de moeite waard?
Voor velen wellicht niet. Maar wanneer het wordt voorgesteld als een bijkomende kost (men spreekt dan van framing) ligt dat blijkbaar heel anders: een klein bedrag aanrekenen voor elk tasje is een bijzonder succesvolle interventie. Een alternatieve aanpak in Canada had niet het verwachte effect, toen de vraag voor de ‘tassen van de schaamte’ in de East West Market in Vancouver toenam, in plaats van af te nemen. Ze worden nu als herbruikbare tas aangeboden.
In het VK werd een verplichte prijs van 5 pence (6 cent) ingevoerd in 2015, toen de gemiddelde klant jaarlijks zo’n 140 tasjes meenam. Een jaar later was dat dramatisch teruggevallen tot 25 tasjes, in 2017-18 liep het verder terug tot 19 tasjes per klant, en vorig jaar waren het nog maar 10. Het gaat hier duidelijk niet enkel om de materiële negatieve prikkel, maar om het verschil tussen gratis en betalen. Kunt u zich een product voorstellen, om het even welk product, dat u wekelijks koopt en waarvan een prijstoename met amper 6 cent tot een daling in de vraag van 93% zou leiden?
Dit is echter niet het hele verhaal. Uit een studie van Rebecca Taylor, een econoom aan de universiteit van Sydney, blijkt dat er een latente tijdskost verbonden is aan zulke maatregelen, namelijk een toename in de doorlooptijd aan de kassa van gemiddeld 3% per transactie. De extra tijd is nodig om de tassen te kopen, en blijft aanhouden tot op zijn minst 2 jaar na de introductie van de maatregel.
Maar achter die eerder bescheiden gemiddelde vertraging gaat een groter effect op de klantenervaring schuil. Een transactie waarin tassen worden gekocht duurt gemiddeld zo’n 10% langer, en wanneer dat tijdens drukke periodes gebeurt, ondervindt iedereen in de wachtrij aan de kassa de vertraging van elke klant voor hen. De auteur rekent uit dat dit overeenkomt met een best wel irritante extra wachttijd van 1,7 minuten voor elke klant tijdens de piek. En dat is wat klanten wegjaagt – verdere analyse wijst uit dat een toename van 1 minuut aan de kassa in de duur van een transactie de kans dat de klant terug zal komen doet dalen met 1,2%.
Onverwachte gedragsgevolgen
De negatieve prikkel van een prijs voor wegwerptasjes kan dus zo te zien tot meer dan één consequentie leiden in het consumentengedrag. En er is nog meer – zelfs het totale milieueffect van de reductie in tasjes voor eenmalig gebruik is niet zo vanzelfsprekend als men denkt.
Volgens een andere studie van dezelfde onderzoekster compenseren mensen die niet langer kunnen rekenen op gratis draagtasjes daarvoor door meer plastic vuilniszakken te kopen. Wanneer nieuwe regelgeving rond een product zoals hier leidt tot een toename van consumptie van verwante, maar niet gereguleerde producten, spreekt men van “lekkage”.
De reductie in het gebruik van draagtasjes komt overeen met een vermindering in de hoeveelheid plastic van 18.000 ton, maar dat wordt gedeeltelijk vervangen door een hogere verkoop van vuilniszakken die overeenkomt met 5.500 ton plastic. (Een reden hiervoor is het feit dat men niet langer die draagtasjes kon recycleren tot vuilniszak, of in andere toepassingen).
Extra kosten en belastingen kunnen dus wel gedrag wijzigen, maar niet noodzakelijk zoals gewenst. Soms is dat gedrag zo goed als geheel ongewenst, zoals wordt geïllustreerd in een recente tweet (en de daaropvolgende responsen), waarin Lionel Page, een econoom aan de Technologische Universiteit van Sydney, aangeeft hoe mensen reageren op economische prikkels. De overheid oordeelde in het verleden (en doet dat vaak nog steeds) dat een vastgoedtaks moeilijk te ontwijken valt, omdat het niet zo makkelijk is om een stuk grond of een gebouw verborgen te houden.
Maar hun aanpak had af te rekenen met de vindingrijkheid van de burgers om ten volle van hun eigendom te kunnen genieten, terwijl ze legitiem geen belasting hoeven te betalen. In het VK (en in vele andere landen) gold vroeger een belasting op deuren en vensters die ertoe leidde dat vensters (en hier en daar zelfs een deur) werd dichtgemetseld – de bewoners stelden waardeerden de ruimte binnenin duidelijk hoger dan de hoeveelheid daglicht. (In het 19de-eeuwse Mexico besloeg de taks enkel vensters, dus die kwamen tot aan de vloer, en waren net hoog genoeg om als deur te kunnen worden bestempeld.)
In Nederland zie je het gevolg van de vastgoedtaks in de 17de eeuw, die was gebaseerd op de breedte van de voorgevel, nog goed terug in de smalle kanaalwoningen (het smalste is nauwelijks 2m breed), die bijzonder hoog en diep zijn (en soms zelfs breder achteraan dan vooraan). Iets dergelijks was ook van toepassing in New Orleans.
In Frankrijk hief men dan weer een taks op het aantal verdiepingen, maar de etage onder het dak was vrijgesteld, wat de daken van de huizen uit die tijd hun bijzondere Franse stijl geeft. Veel landen, waaronder Bolivia, Peru, Griekenland en Egypte, hebben blijkbaar een vrijstelling van vastgoedtaks voor onafgewerkte gebouwen – u raadt het al: men houdt daar de woningen in een zorgvuldige staat van onafgewerktheid voor onbepaalde duur, met een raam, een muur, of zelfs een dak dat ontbreekt.
De fiscus wordt wijzer
Maar de belastingoverheid wordt niet altijd zo makkelijk om de tuin geleid, wel integendeel. Als u ooit verbleven hebt in een hotel, een pension of zelfs een gehuurde woning, dan hebt u wellicht toeristentaks moeten betalen voor elke overnachting. In Uruguay gooide men het echter over een andere boeg, met een aanzienlijke stimulans: buitenlanders die het land bezochten kregen een automatische terugbetaling van een deel van de 22% BTW die wordt geheven in hotels, restaurants en autoverhuurbedrijven. Dit zal vast het gedrag van sommigen hebben beïnvloed, en hen ertoe hebben aangezet naar Uruguay te komen en niet elders heen te trekken.
Er was wel een voorwaarde aan verbonden: om in aanmerking te komen moesten ze de rekening betalen met een betaalpas of een kredietkaart. Je vraagt je af wat het werkelijke motief was van de overheid – was het enkel het aantrekken van meer buitenlandse bezoekers? Of was er een bijkomende categorie van mensen wiens gedrag men wilde beïnvloeden met deze maatregel?
Het kan immers een hele klus zijn voor de fiscus om de rechtmatig verschuldigde belastingen te innen van handelszaken wanneer er geen registratie is van de transacties, iets wat – niet verwonderlijk – wel vaker voorkomt wanneer men cash betaalt. Maar hier, zelfs als een deel van de BTW meteen werd terugbetaald (9% van de basisprijs, wat overeenkomt met 9/22 of 41% van de totale BTW), bleef er toch nog bijna 60% over, een pak meer dan helemaal niets. En het liet natuurlijk ook toe meer inkomstenbelastingen te innen. De regeling heeft vast gewerkt, want ze werd verlengd (en men betaalt nu zelfs de BTW geheel terug).
Zo’n indirecte gedragsverandering – doe de handelaars hun taksen betalen door het gebruik van prikkels voor de klanten – kan op nog interessantere manieren gebeuren. In Taiwan werden ontvangstbewijzen die tegelijk als loterijbiljet fungeerden ingevoerd in 1951, en dat systeem is nog steeds actief – trekkingen vinden plaats om de twee maanden, met telkens een hoofdprijs van zo’n 300,000 euro.
Inmiddels hebben verschillende landen het idee overgenomen, waaronder Portugal en China, waar kastickets ook krasloten zijn. Natuurlijk kunnen ook anderen dat spelletje spelen, en handelaars in China buiten de risico-aversie van hun klanten uit door hen alternatieve, zekere beloningen aan te bieden zoals een korting of een blikje frisdrank.
Gedragseconomische interventies hebben alleszins het vermogen ons gedrag te beïnvloeden, niet in het minst wanneer het om belastingen (of het vermijden ervan) gaat. Maar we mogen niet vergeten dat prikkels een potig instrument blijven om ons zaken te laten doen die we anders niet eens zouden overwegen. Ik citeer graag nog eens de econoom Steven Landsburg, die in zijn boek The Armchair Economist zegt dat economie in vier woorden kan worden samengevat: “Mensen reageren op prikkels. De rest is commentaar.”
En inderdaad, wanneer je erover denkt – kunt u veel nudges verzinnen die net zo doeltreffend zouden zijn om u ’s ochtends uit bed en naar het werk te krijgen, als de prikkelende stimulans van uw loon?
Blog Apache, 06-03-2020 (gastbijdrage Koen Smets)
|