Vijf jaar na de moordaanslagen op de redactie van Charlie Hebdo stond Frankrijk deze week in rep en roer over een meisje dat werd bedreigd omdat ze zwaar had uitgehaald naar de God van de islam. Licht ongepast? Of juist heel gezond? ‘De meeste christenen zijn eraan gewend geraakt.’
Waarschuwing: wie het, om welke reden dan ook, moeilijk heeft met het beeld van een achterwerk waarin lichaamsdelen of voorwerpen verdwijnen, kan beter doorzappen naar het volgende artikel. Anale penetratie is de rode draad in deze tekst.
Dit verhaal begint in Villefontaine, een dorpje ten zuiden van Lyon, waar het 16-jarige meisje Mila een paar weken geleden in aanvaring kwam met een van haar volgers op Instagram. Toen een islamitische jongen avances maakte en zij die afwees, kreeg ze het verwijt racistisch te zijn. Toen ze daaraan toevoegde dat ze lesbisch is, kreeg ze een nog fellere scheldtirade over zich heen – “Vuile Française, vuile lesbienne!”
Waarop ze furieus reageerde met een video waarin ze de islam onder vuur nam. “Ik haat religie”, zei ze. “De Koran predikt enkel haat. De islam is stront. Ik zeg wat ik denk. Ik ben niet racistisch. Je kunt niet racistisch zijn tegenover een religie. Jullie God, ik steek een vinger in zijn kont. Bedankt en tot ziens!”
De storm die losbarstte, werd ogenblikkelijk wereldnieuws. Mila werd bedreigd met de dood en met verkrachting. Sommigen lieten haar weten dat ze levend zou worden begraven of met zuur overgoten. Ze kan niet meer naar school en staat onder permanente politiebescherming. Volgens de ene islamitische prediker oogst ze wat ze gezaaid heeft, volgens de andere kan niets de bedreigingen rechtvaardigen. De snelste steun kwam uit radicaal-rechtse hoek. De Franse minister van Justitie, Nicole Belloubet, twijfelde even. Ook zij vond de bedreigingen onaanvaardbaar, maar had Mila met haar video toch geen aanval gepleegd op de gewetensvrijheid? Een vraag die ze snel weer inslikte – nadat een simpel onderzoek uitwees dat Mila zich nérgens aan heeft bezondigd. Religiekritiek en godslastering zijn in Frankrijk niet strafbaar.
Laurent Sourisseau, alias Riss, de hoofdredacteur van Charlie Hebdo, waar vijf jaar geleden twaalf mensen werden afgemaakt door een jihadistisch commando, schoot Mila meteen ter hulp. Hij vergeleek haar met Greta Thunberg, omdat ze volgens hem zoals het Zweedse meisje strijdt tegen “de lafheid van volwassenen”, die niets hebben gedaan om een einde te maken aan de religieuze intolerantie die nog altijd volop woekert. “Mila is beledigd door de grootste idioten”, aldus Sourisseau. “Vervolgens werd ze bedreigd door de meest fanatieken, en tot slot in de steek gelaten door de grootste lafaards.”
Levenslange straf
“Ik vind de vergelijking met Greta ongelukkig”, zegt filosofe Tinneke Beeckman. “Mila heeft immers nooit de bedoeling gehad om haar leven te wijden aan islamkritiek of godslastering. Hopelijk zal dit haar de rest van haar leven niet achtervolgen. Ik ben bang voor haar, want zij heeft dit niet gewild. Maar deze haat zal misschien niet stoppen, zoals het ook voor Charlie Hebdo nooit is gestopt. Dan heeft ze als het ware een levenslange straf gekregen. Voor iets wat ze duidelijk in een boze bui heeft gezegd. Dit is een uit de hand gelopen ruzie, geen bewuste of geplande uithaal.”
We slagen er onvoldoende in om mensen zoals Mila te beschermen, zegt Beeckman. “Dat beschouw ik als een falen van de westerse samenleving. Wie geld heeft en kan verhuizen of zich kan beveiligen, heeft meer vrijheid. Maar wat als Mila geen geld heeft, niet meer naar school kan, en niet kan verhuizen? Dan loopt ze voortdurend gevaar.”
Beeckman heeft ook “respect” voor Mila, legt ze uit. “Ik bewonder haar, omdat zij op een volwassen manier de verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar gedrag. In een interview met het tv-programma Quotidien heeft ze gezegd dat ze spijt heeft van de vulgariteit van haar woorden. Dat is knap voor iemand die nog zo jong is. En dat terwijl zij niet de oorzaak was van de haat. Die context is belangrijk. Ze werd uitgescholden omdat ze een jongen afwees. Dat recht heeft ze, en dat moeten we verdedigen.”
Dat ook het recht op blasfemie of godslastering van wezenlijk belang is in een verlichte samenleving, is voor Beeckman vanzelfsprekend. “Het belangrijkste argument is dat blasfemie de macht die religie uitoefent over kwetsbare mensen kan inperken. Wat je weleens hoort, is dat moslims zo al genoeg achtergesteld zijn in onze samenleving, en dat we hen dus niet óók nog eens moeten kwetsen door hun God te beledigen. Maar het omgekeerde is waar. Door de heiligheid van hun religie te bekritiseren en doorprikken, maken we hen minder vatbaar voor de bekoring van radicale predikers. Denk aan de protesten tegen De duivelsverzen van Salman Rushdie of de Deense cartoons: al die razende mensen die toen op straat kwamen om te protesteren, werden opgejut door hun leiders. Velen wisten nauwelijks waarover het ging. Maar het kwam de machthebbers goed uit, want zo hoefden ze niets te doen aan de armoede in hun land.”
Solidaire schutkring
De fatwa die de toenmalige Iraanse Ayatollah Khomeini op Valentijnsdag 1989 over Salman Rushdie uitsprak, gaf elke moslim, overal ter wereld, de expliciete opdracht om de auteur van De duivelsverzen om het leven te brengen – wegens, jawel, blasfemie. “Die fatwa was een kantelpunt”, zegt filosoof Maarten Boudry. “Ineens drong overal het besef door dat je nergens ter wereld veilig bent voor islamitische wraakacties. Net zoals onder meer de Deen Kurt Westergaard, die zijn cartoons in 2005 publiceerde, en de redactie van Charlie Hebdo, is Rushdie een doelwit gebleven.”
Op die manier hebben radicale islamisten de facto een wereldwijd blasfemieverbod in het leven geroepen, aldus Boudry. “Zelfs in landen waar zo’n verbod niet bestaat, zullen de meeste mensen geen afbeeldingen van de profeet publiceren, bijvoorbeeld. Ik zal ook geen Koran verbranden en dat filmen, hoor. Daarvoor ben ik zelf ook wel te laf.”
Toch vindt Boudry solidariteit geboden. Onder de virale hashtag #jesuismila tweette hij deze week dat hij hoopt dat er “nog talloze vingers” “in de kont” van de “intolerante God” van de islam “worden gestoken”, inclusief verwijzing naar een website waar – gevoelige lezers, sluit even de ogen – dildo’s in de vorm van een crucifix en zogenaamde buttplugs in de vorm van het kindje Jezus worden verkocht.
“Het is mijn stijl niet om zulke vulgaire tweets te versturen”, legt Boudry uit. “Ik vind dat meestal niet aangewezen. Maar in deze context vind ik het bijna een morele verplichting. Door de woorden van Mila létterlijk te herhalen vormen we als het ware een schutkring rond haar, zodat ze niet langer in haar eentje het doelwit is. Ze is nog een tiener, en die zijn nu eenmaal niet altijd even fijnbesnaard. Als ik haar vader was, had ik haar wellicht afgeraden om zo uit te varen. Maar nu het gebeurd is, moeten we haar steunen. Mochten alle kranten overal in Europa die cartoons van Kurt Westergaard en Charlie Hebdo destijds hebben gepubliceerd, dan zouden die twee ook niet zoveel gevaar hebben gelopen. Nu stonden ze op een hitlist, omdat ze de enigen waren die het aandurfden. Zo zogen ze alle aandacht naar zich toe. Zo is dat ook met Mila: zeker nu ze met de dood wordt bedreigd, moeten we onze solidariteit tonen.”
Er zijn grenzen, erkent Boudry. “Je moet het mensen niet in hun gezicht wrijven. Je moet geen Koran verscheuren vlak voor de moskee. Zoals je geen grappen over de Holocaust maakt in een synagoge. Mensen moeten altijd de vrijheid hebben om zich af te zonderen, om niet met je woorden of cartoons geconfronteerd te worden. Maar tegelijk kweken mensen ook eelt. Hoe vaker de spot voorkomt, hoe minder gevoelig ze worden. Kijk naar wat de christenen bij ons de voorbije jaren te verduren hebben gekregen – denk aan Life of Brian van Monty Python. De meeste christenen halen daar tegenwoordig hun schouders bij op. Ze zijn eraan gewend geraakt.”
Pedofielen en vulva’s
De strengste blasfemiewetten bestaan in islamitische landen zoals Pakistan, waar je een verkeerde opmerking met de dood kunt bekopen. Maar ook in een aantal Europese landen is het nog altijd verboden om God te belasteren. Onder meer in Oostenrijk, Finland, Italië en Polen werden de voorbije jaren mensen veroordeeld tot geldboetes van een paar duizend euro omdat ze hadden gezegd dat de profeet van de islam een pedofiel is, of omdat ze de paus van de katholieke kerk op een onheuse manier hadden afgebeeld – in Polen, als een baby aan de borst van een rechtse politicus – of omdat ze een exemplaar van de Bijbel hadden verscheurd.
De Poolse zangeres Dorota Rabczewska moest van de rechter 1.000 euro ophoesten omdat ze in een interview had gezegd dat ze meer in dinosaurussen gelooft dan in de christelijke Bijbel, “omdat het moeilijk is om te geloven in een boek dat werd geschreven door mensen die te veel wijn dronken en kruidensigaretten rookten”. In Spanje werden drie vrouwen jarenlang vervolgd, maar uiteindelijk vrijgesproken, omdat ze hadden deelgenomen aan een katholieke processie met een beeld van een vulva, die ze “het rebelse poesje” hadden gedoopt.
Het beroemdste proces wegens blasfemie dat de Lage Landen ooit hebben gekend, is het zogenoemde Ezelproces tegen wijlen Gerard Reve. In 1966 drong een christelijke Nederlandse volksvertegenwoordiger aan op de vervolging van de auteur omdat die in zijn teksten bij herhaling had geschreven dat hij – opgelet! – anale seks had met God. In het brievenboek Nader tot U schrijft Reve over God die bij hem langskomt “in de gedaante van een eenjarige, muisgrijze ezel”: “Na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening bezitten.”
In 1968 werd Reve vrijgesproken. De rechter oordeelde dat hij weliswaar God had belasterd, maar niet op “smalende” wijze – en dat smalend karakter had de wetgever er in de jaren 1930 als voorwaarde voor strafbaarheid aan toegevoegd: godslastering werd toen strafbaar in Nederland omdat de communisten dit gedicht, daterend van de Franse Revolutie, hadden verspreid: “Christus op de mestvaalt! De Heilige Maagd in de stal! De Heilige Vaders naar de Duivel!”
Het Ezelproces tegen Reve was de laatste keer dat het bewuste artikel 147, I uit de strafwet werd toegepast – na een handvol veroordelingen in de jaren 1930. Maar hoewel hij was vrijgesproken van “smalende” godslastering, ging Reve zelf in hoger beroep. De schrijver had zich pas bekeerd tot de rooms-katholieke kerk en wilde met alle geweld vrijgesproken worden van godslastering tout court. In beroep verdedigde Reve zichzelf, met onder meer deze theologische spitsvondigheid: “De kans dat Hij Ezel zal worden, en dan ook nog met mij naar bed zal willen, is natuurlijk erg klein, maar bij God is alles mogelijk, en het komt mij godslasterlijk voor in dit opzicht enige incarnatievorm en enig gedrag van God bij voorbaat uit te durven sluiten.” Reve werd vrijgesproken. Artikel 147, I heeft in Nederland nog een kleine vijftig jaar een nutteloos leven geleid, tot het in 2014 finaal in de papierversnipperaar verdween.
Belgisch monsterverbond
Ons land kent geen wettelijke bepaling die het belasteren van God verbiedt. Die heeft ook nooit bestaan in België. “Dat hebben we te danken aan het monsterverbond van liberalen en katholieken”, zegt Michel Magits, emeritus hoogleraar aan de VUB en lang een van de leidende figuren in de georganiseerde vrijzinnigheid. “Bij het schrijven van de grondwet wilden de katholieken vrijheid van religie en de liberalen vrijheid van meningsuiting. Die twee hebben elkaar gevonden in een erg liberale grondwet waarin van blasfemie dus geen sprake is. Dat is in België nooit een punt geweest.”
Magits glimlacht bij de vraag wat hij van de uitlatingen van Mila vindt. “Godslastering bestaat niet”, zegt hij. “Iets wat niet bestaat, kun je niet belasteren. Ik begrijp dat mensen geloven in een opperwezen, en het is te verwachten dat ze zulke uitspraken niet meteen goedkeuren. Maar de vrijheid van meningsuiting is ook in hun eigen belang. Denk maar aan de vele godsdiensttwisten: als je denkt dat jouw God de enige ware is, dan belaster je eigenlijk de God van mensen die er een ander geloof op na houden. Iedereen heeft er baat bij als de vrijheid van spreken zo groot mogelijk is – al zijn er grenzen, bijvoorbeeld als mensen worden gekleineerd of als er haat wordt gepredikt.”
Dus ja, zegt Magits, ook hij vindt dat we Mila moeten steunen. “Al vind ik het persoonlijk wel wat ongepast wat ze heeft gezegd. Maar dat is geen reden om haar te vervolgen, of te bedreigen met de dood of welke andere lichamelijke kwelling dan ook.”
Over de ‘ongepastheid’ van de uithaal van Mila werd deze week op sociale media flink gedebatteerd. Hoffelijkheid is een nastrevenswaardige eigenschap in het debat. Maar een pleidooi voor meer respect mag nooit het vrije woord beknotten, schreef filosoof Patrick Loobuyck donderdag in deze krant: “De kunst bestaat erin om de strijd voor de vrijheid van meningsuiting en de strijd voor respect radicaal en duidelijk uit elkaar te houden. Respect en hoffelijkheid, daar moeten we op hopen en inzetten, maar het is – gelet op de basisvrijheden – niet altijd afdwingbaar. Wie in een open samenleving leeft, zal tegen een stootje moeten kunnen. Het zich beledigd voelen is een veel te subjectief gevoel om daar de vrijheid van meningsuiting op af te stemmen.”
De Gentse imam Khalid Benhaddou, die met Loobuyck onlangs het dialoogboek Verdwaald in verlichting publiceerde, gaat akkoord. “Als mensen de drang voelen om te spotten, moeten zij dat doen”, zegt hij. “Maar ik heb de vrijheid om te zeggen dat ik bepaalde uitingen affrontelijk vind. Als we dat kunnen afspreken, komen we al een heel eind. Ik ben geen voorstander van de beperking van de vrijheid van meningsuiting. Maar niet alles wat je kúnt zeggen, móét je ook zeggen. Ik hou nogal van de deugdenethiek van Aristoteles, die gebaseerd is op het idee dat je naast het juiste ook het goede nastreeft. Onze maatschappij is naar mijn gevoel te veel gefixeerd op rechten.”
Over de aanval op Mila is Benhaddou duidelijk. “Het is ongehoord dat zij wordt bedreigd. Wie dat doet en beweert dat hij een moslim is, zou beter moeten weten. Wie in zijn geloof beweert ‘genade’ hoog in het vaandel te dragen, mag dat ook meer laten zien. En geloof mij, ik kom in veel moskeeën en ik durf te zeggen dat de meeste moslims denken zoals ik. De fanatici klinken altijd het luidst, maar dat wil niet zeggen dat ze in de meerderheid zijn.”
De pen van Dewinter
Een opmerkelijke tussenkomst in dit debat kwam deze week van Groen-Kamerlid Wouter De Vriendt. In links-progressieve hoek is men snel geneigd om islamkritiek te bestempelen als islamofobie. De Vriendt deed dat niet. “Een mening mág beledigend zijn voor een religie, ze mag schaamteloos, grotesk of spottend zijn”, schreef hij in De Standaard. “Mila het recht ontzeggen om te zeggen wat ze heeft gezegd, is schandelijk misplaatst. In een seculiere, verlichte democratie is het een normaal en zelfs belangrijk recht om een land, vlag of religie te mogen beschimpen.”
Maarten Boudry heeft dat graag gelezen. “Het is zeer goed dat iemand als De Vriendt dat schrijft”, zegt hij. “Islamkritiek kan een dekmantel zijn om haat te verspreiden. Daar moet je op wijzen. Maar het mag je niet tegenhouden om islamkritiek te verdedigen.”
Ook Tinneke Beeckman ziet met lede ogen aan hoe radicaal-rechtse partijen er als de kippen bij waren om zich achter Mila te scharen. In Frankrijk was dat Marine Le Pen, bij ons noemde Filip Dewinter van Vlaams Belang het “islamvirus” en het “coronavirus” in één adem. “Dat is bijzonder pijnlijk”, zegt Beeckman. “Door dat soort uitspraken komen mensen van de linkerzijde in de tegenovergestelde logica terecht, en durven zij niet meer aan islamkritiek te doen. Zo verhindert Dewinter de werking van de verlichting. Maar ik trek mij daar niets van aan. Anders zou ik het gevoel hebben dat Dewinter mijn pen vasthoudt. En het is al erg genoeg dat hij de zijne vastneemt.”
bron:
De morgen
datum: 7/02/2020