Paul Verhaeghe en Dirk De Wachter pikken de mensen op die de razende vaart van de samenleving niet meer kunnen volgen. Hun wachtkamers puilen uit van de opgevers, die vaak met de vinger worden nagewezen wegens een vermeend gebrek aan karakter en ijver. Maar in hun pas verschenen boeken Over normaliteit en andere afwijkingen en De kunst van het ongelukkig zijn vragen Verhaeghe en De Wachter zich af wie eigenlijk de gekken zijn: de afhakers, of de groep die succesvol meedraait aan de top. Een gesprek over liefde, egoïsme en bubbelbaden op de Kaaimaneilanden.
Dat het allemaal wat minder mag, zeggen ze vaak tegen de mensen. Minder perfect, minder snel, minder mooi. Maar hun eigen adviezen toepassen is voor de bekendste zielenknijpers van Vlaanderen nog een werkpuntje. Dit interview vindt plaats om halfnegen ’s avonds, in het Gentse Museum Dr. Guislain, waar Dirk De Wachter na halfelf nog een evenement heeft. Maar in een tijdspanne van drie weken was dit het enige gaatje in hun overvolle agenda’s. “We draaien mee in de mallemolen die we aanklagen”, zegt Dirk De Wachter. ‘Maar wij hebben een job die ons tevredenstelt. Veel mensen hebben dat geluk niet.”
Uit het Nationaal Geluksonderzoek van professor Lieven Annemans bleek dit jaar dat 46 procent van de Belgen zich soms tot altijd eenzaam voelt, bij jongvolwassenen tussen 20 en 34 jaar is dat meer dan de helft. Eén op de vijf jongeren heeft psychische problemen en België scoort zeer hoog in de lijstjes met burn-outs, depressies en zelfdodingen. Wat is er aan de hand?
Verhaeghe: “Onze neoliberale maatschappij is ziekmakend. De normen waaraan mensen moeten voldoen, liggen zo hoog dat velen die niet halen. En zelfs degenen die ze wel halen, voelen zich vaak niet lekker, omdat het maatschappelijke ideaalbeeld ons sterk op onszelf teruggooit.”
Wat is dat ideaalbeeld?
Verhaeghe: “Dat je succesvol moet zijn en voortdurend in competitie moet gaan met anderen: op het werk, in je vrije tijd, in je familie… Dat idee is eind jaren 80 ontstaan, en de digitalisering en de Instagram-cultuur, waarin we onszelf als uniek merk in de markt moeten zetten, hebben daar nog een turbo op gezet. Het gevolg van die aanhoudende concurrentie met anderen is dat we niemand meer vertrouwen. Zelfs in koppels bestaat die rivaliteit: ‘Wie van ons is de strafste? Wie moet de meeste huishoudelijke klussen doen, zodat de andere meer tijd heeft om succes te boeken?’ Mensen voelen zich alleen, omdat ze merken dat ook de andere met zichzelf bezig is. Volgens de Franse schrijver Michel Houellebecq zijn we allemaal elementaire deeltjes geworden. We leven apart together, elk in onze bubbel.”
Is dat niet de natte droom van elke stamboekliberaal: de ultieme vrijheid en zelfontplooiing?
De Wachter: “Het is vooral een illusie. Wij zijn een sociale diersoort, we hebben de anderen nodig. Zet ons allemaal apart en we worden ziek.”
Waarom hekelt u allebei het idee dat geluk maakbaar is?
De Wachter: “Omdat geluk dan heel egocentrisch wordt: geluk als ‘iets van míj, waar ik zelf voor heb gezorgd, en wat de anderen doen boeit me niet’. Dat is het recept voor een kille samenleving, waarin pech, lijden en verdriet als je eigen schuld worden beschouwd. Het gevolg is dat mensen de pijn verzwijgen in plaats van erover te praten. Verdriet dat niet naar buiten komt, gaat rotten. Het kan je ziek maken. Pas als we het uiten, wordt het draaglijk. Daarom is de kunst van het leven de aanvaarding dat moeilijkheden en tekortkomingen bij het leven horen, en dat je die deelt met anderen.”
Verhaeghe: “Als je dat idee van maakbaar geluk doortrekt, is het nooit goed genoeg. Dan wordt jezelf beter maken een morele plicht, en elke mislukking een persoonlijk falen. In mijn praktijk zie ik veel perfectionisten die bang zijn om te mislukken of die al mislukt zijn. Uitblinken op alle terreinen is een must: op het werk, als partner, ouder, vriend, sportman… Ze zijn verwikkeld in een continue rechtszaak met zichzelf als beschuldigde én rechter, maar zonder verdediging: ‘Dit kan beter, dat heb ik niet goed gedaan, mijn kinderen presteren slecht op school…’ Hun faalangst drijft hen almaar verder, en zo branden ze op.”
De Wachter: “Ofwel boek je succes en voel je je fantastisch, ofwel ben je een loser. Ook politiek is het wit of zwart. Waar zijn de vijftig tinten grijs gebleven?”
Verhaeghe: “Het normale leven is waanzin geworden, maar we merken het amper, omdat iedereen achter hetzelfde ideaal aanholt. Werk moet ons niet meer worden opgelegd, we moeten er bijna van weggehouden worden of we verliezen onszelf erin. En als het stopt, blijven we verweesd achter, omdat onze hele identiteit erop stoelt. De belangrijkste oorzaak voor eenzaamheid bij ouderen is het gevoel dat ze niet meer meetellen, omdat ze niet meer werken. Oudere collega’s die met emeritaat zijn gegaan, zeggen: ‘Van de ene dag op de andere ben je niets meer.’”
Dat lijkt me vooral het geval bij hoogopgeleiden en zelfstandigen.
Verhaeghe: “Juist. Daarnaast heb je een grote groep ambtenaren, arbeiders en mensen in onderbetaalde banen die nauwelijks erkenning krijgen. Ze worden geconfronteerd met besparingen en efficiëntie-oefeningen: ze moeten er steeds meer taken bij nemen. Daardoor vallen steeds meer mensen uit en stijgt de druk op de overblijvers.”
De Wachter: “Ik ben ervan geschrokken hoeveel jonge werknemers, en zelfs studenten, bij mij komen met een burn-out. Vaak zeggen ze: ‘Dokter, eigenlijk zou mijn baas hier moeten zitten.’ Het grappige is dat die baas een week later óók bij mij komt en hetzelfde zegt over zíjn baas.”
Dat de Vlaamse regering in haar programma zo sterk de nadruk legt op excelleren, is dus geen goede zaak?
Verhaeghe: “Zoals de politiek het begrip excelleren invult, zul je onvermijdelijk nóg meer burn-outs zien. In het advies van de Gezondheidsraad staat letterlijk dat burn-out het gevolg is van een ziekmakende omgeving. Dat gaat lijnrecht in tegen de politieke visie.”
De Wachter: “Ik vergelijk onze tijdgeest met een speedboot, TINA genaamd: There Is No Alternative. Die boot vaart heel snel, en vooraan staan blitse jongens in dure pakken met hun haren in de wind magnumflessen champagne leeg te spuiten, terwijl hun mooie vrouwen kirren van plezier. Maar achteraan vallen mensen uit de boot, omdat het zo snel gaat en er geen relingen zijn. Door het geraas horen de succesboys dat niet. En achter die speedboot varen wij, de psychiaters en de psychologen, in rubberbootjes. Wij vissen de overboord gevallen sukkelaars op en geven ze droge kleren.”
Verhaeghe: “Een schitterende metafoor!”
De Wachter: “Maar onze rubberbootjes kunnen amper volgen, waardoor het heel moeilijk is om die patiënten weer op de speedboot te krijgen. De overheid zegt nu dat die boot nog harder mag gaan, en dat de rubberbootjes van de psychiaters te duur zijn: ‘Laten we de mensen zwemvesten geven, dan verdrinken ze ook niet.’ Néé, die speedboot moet trager varen, en achteraan moet er een stevige reling komen, een sterke sociale zekerheid, zodat minder mensen in het water vallen. Want vergis u niet: de meesten hebben geen psychiatrische afwijkingen, maar zijn gewone mensen die de ratrace niet meer aankunnen. Je zou kunnen zeggen dat degenen die wel succesvol zijn de gekken zijn, om het woord ‘psychopaten’ niet te gebruiken.”
Een straffe uitspraak.
Verhaeghe: “Dirk heeft gelijk. Kijk naar de politiek, de grootbanken die de bankencrisis hebben veroorzaakt, of multinationals die excelleren door hun personeel uit te persen: aan de top zitten vaak succesvolle sociopaten die alleen met zichzelf bezig zijn.”
De Wachter: “Uiteraard zijn er ook sociaal voelende bedrijfsleiders en politici, maar het lijkt er toch op dat gewetenloos doordrammen zonder rekening te houden met de medemens of de planeet de kortste weg is naar succes. Veel mensen zijn gelukkig ten koste van anderen. Ze vertrappelen hen en worden daar soms nog om bewonderd ook.”
U vindt dat de gelukkigen wat nederiger moeten zijn. Waarom is die Vlaamse bescheidenheid nodig?
De Wachter: “Omdat het behalen van succes meer te maken heeft met geluk dan met je eigen verdienste. Dat ik psychiater ben, dank ik aan het feit dat ik geboren ben in een land zonder oorlog of hongersnood, met bijna gratis onderwijs en een goede gezondheidszorg. Ik had ook het geluk dat ik wat verstand meekreeg en geboren werd in een gezin waarin ik graag werd gezien. Ik zie dagelijks in mijn praktijk hoe belangrijk die liefdevolle omgeving is. Wij, westerlingen, beseffen niet hoeveel we krijgen.”
Is het dan geen verdienste dat je de geboden kansen ook grijpt?
De Wachter: “Jawel, maar dat geeft je nog niet het recht om hoog van de toren te blazen. Schenk wat meer aandacht aan de mensen rondom je.
“Wie kansen heeft gekregen, heeft de verantwoordelijkheid om iets te doen voor wie door zijn ouders mishandeld of verwaarloosd is, die in oorlog is opgegroeid of door erfelijkheid een kwetsbaar brein heeft dat hem bij de minste stress door de knieën doet gaan. Als de gelukkigen voor de ongelukkigen zorgen, worden ze daar zelf ook gelukkiger van, want het geeft hun leven een diepere betekenis. Dat gevoel gaat dieper dan het oppervlakkige streven naar succes, genieten en steeds weer nieuwe kicks. Het idee dat het leven altijd leuk moet zijn, is de ziekte van deze tijd.”
Wat is er mis met genieten?
De Wachter: “Als dat het doel van het leven is, vind ik het nogal leeg.”
Verhaeghe: “Maar dat wordt ons wel opgedrongen door de consumptiemaatschappij.”
De Wachter: “Op den duur voel je je bijna schuldig als je niet op reis gaat, maar gewoon in de tuin zit, want dat kost niets, en het oogt minder spectaculair op Instagram.”
Verhaeghe: “Tenzij je een zwembad laat aanleggen en nieuwe tuinmeubels koopt. En een poolhouse met een buitenkeuken. (lacht)”
Mensen die elke zomer naar Ibiza willen, en elke winter naar Ischgl en Tenerife, zijn dus afgedwaald?
De Wachter: “Mensen mogen reizen, dat doe ik zelf ook, maar waar houdt het op? Op den duur wordt Ibiza te saai en zijn we alleen nog tevreden als we ons in een wellnessresort op de Kaaimaneilanden in een bubbelbad kunnen laten zakken. Dan wordt geluk synoniem voor zelfgenoegzaam wegzinken in leegheid. Ik betwijfel of je daar fundamenteel gelukkig van wordt. De wonderlijkheid van het bestaan zit in doodgewone dingen: koken met je geliefde, je kind zien lachen, afspraakjes met vrienden, rustig genieten van een goed boek…”
Verhaeghe: “Maar dat gaat in tegen de heersende yolo-moraal: you only live once.”
De Wachter: “Ja, leven tot op de bodem. Maar op de bodem van de pot is de pudding soms aangebrand. Als je te veel schraapt, wordt het minder lekker. Ik zie geregeld succesvolle mensen die jarenlang hebben geleefd alsof het hun laatste dag is, zoals André Hazes jr. zingt, tot ze instorten. Misschien is het dan beter om kleine hapjes pudding te eten en daar maximaal van te genieten.”
Er kwam ook kritiek op uw boek: het zou een pleidooi voor saaiheid zijn, je moet je schikken in je kleurloze lot. Bestaat het risico niet dat mensen die hun relatie of job beu zijn, zich daarbij neerleggen?
De Wachter: “Dat is een cynische interpretatie. Ik pleit voor een ambitieus en gelukkig leven met veel engagement, maar minder ikkigheid. Als mensen denken dat ze zich kunnen verbeteren, hou ik hen niet tegen. Maar niet iedereen heeft de kracht om op z’n 45ste nog van job te veranderen. Zo iemand kan zich wel buiten het werk engageren, in vrijwilligerswerk, als trainer in de voetbalclub, in de buurt of bij familie.”
Pijn en lijden als deel van het leven, bescheidenheid, je plicht doen: het doet een beetje aan de kerk denken.
De Wachter: “Je zou denken dat mensen die boodschappen al kennen, maar blijkbaar hebben ze, door het wegvallen van de kerk, psychiaters nodig om hen eraan te herinneren. Toch word ik niet graag bestempeld als een pastoor. Het wekt de indruk dat ik niet meer van deze tijd ben. Ik zeg mijn patiënten niet hoe het moet, ik ga met hen in dialoog en hoop dat ze door dat gesprek zelf een oplossing vinden. Maar ik sta wel achter de christelijke waarden. Mijn familie was nogal ‘multicultureel’, met een liberale vader, een socialistische tante en ook enkele pastoors aan moederskant. Daar hoopte men dat ik ook pastoor zou worden, maar mijn moeder heeft me nooit gepusht: ze vond een gezin belangrijker. Vandaag ben ik niet meer zo gelovig, maar ik vind dat we de christelijke traditie, met haar zingeving en rituelen op belangrijke levensmomenten, moeten koesteren."
Veel mensen zijn ontgoocheld in de liefde. Merken jullie dat ook?
De Wachter: “Zeker. Dat heeft vooral te maken met onrealistische, hollywoodiaanse verwachtingen. In zijn boek Sapiens schreef Yuval Noah Harari: ‘Als je een ossenwagen wilt en je krijgt een ossenwagen, dan ben je tevreden. Als je een nieuwe Ferrari wilt, en je krijgt een tweedehandse Fiat, dan voel je je tekortgedaan.’ Mensen willen zoals Brad Pitt en Angelina Jolie zijn, maar ze vergeten dat die sterren rampzalige relaties hebben. De wonderlijkheid van de liefde zit in het gewone, duurzame samenleven, niet in altijd weer nieuwe prikkels en horizonten zoeken. Ik ben een romanticus, maar ik zoek die romantiek in innerlijke verdieping, niet in strandwandelingen op paradijselijke bestemmingen.”
Ik ken vrouwen die boos worden als therapeuten zeggen dat de liefde uit de Hollywood-films niet bestaat.
De Wachter: “In uitzonderlijke, bijna miraculeuze gevallen zal dat wel bestaan, maar het is niet weggelegd voor 99,9 procent van de bevolking. Je kunt hopen op een partner met wie je perfect samenvalt, nooit ruziemaakt en steeds hogere romantische toppen bereikt, maar de kans op ontgoocheling is gigantisch. De perfecte liefde bestaat net zomin als de perfecte vriendschap.”
Verhaeghe: “Volgens psychoanalyticus Jacques Lacan bestaat er geen correct model voor een liefdesverhouding. Elk koppel moet dat opnieuw uitvinden.”
De Wachter: “Je moet de imperfectie koesteren en elkaars verschillen aanvaarden. De motor van het verlangen is dat je de ander nooit helemaal kunt begrijpen. Daardoor blijf je geïnteresseerd en verwonderd: ‘We zijn nu al zo lang samen en ik begrijp haar nog altijd niet.’”
Verhaeghe: “Veel mensen beginnen aan een relatie met de rem op, vanuit de verwachting dat het toch zal mislukken, terwijl zo’n relatie een veilige haven zou moeten zijn.”
Joke Devynck had het laatst in De Morgen over een generatie emotioneel geconstipeerde mannen die zijn opgevoed door ouders die hen terechtwezen als ze huilden. Daardoor hebben ze nooit geleerd om hun emoties te uiten, tot frustratie van hun partners, die het gevoel hebben op een muur te botsen.
De Wachter: “Dat is de nagel op de kop. Ik krijg veel vrouwen over de vloer die vragen of ik hun man niet op autisme kan testen. (hilariteit)”
Verhaeghe: “Soms wordt het pijnlijk grappig. ‘Maar zég nu verdorie eens wat je voelt!’ Dan deinst die man natuurlijk nog wat verder achteruit.”
De Wachter: “Ik ben niet voor zo’n autismetest, maar soms komt er wel een kleine autismestoornis aan het licht en blijkt dat voor de vrouw een geruststelling: ‘Ah, het ligt niet aan mij, hij is gewoon zo.’”
Verhaeghe: “Dat is de zoveelste illustratie van het negatieve effect van psychiatrische etiketjes. Niet mijn ding.”
De Wachter: “Ik maak partners ook liever duidelijk dat ze elkaar niet al te zeer kunnen veranderen en dat het beter is liefdevol om te gaan met hun verschillen. Maar soms is die diagnose een manier om de situatie te aanvaarden en samen voort te leven. Al vrees ik dat zich dat op lange termijn toch kan wreken.”
In de NPO-documentaire Mijn seks is stuk onderzocht de 34-jarige Lize Korpershoek waarom ze geen zin meer heeft in seks. Dat blijkt bij veel jonge koppels een probleem te zijn. Heeft dat u verrast?
Verhaeghe: “Absoluut. Dat fenomeen was tot voor kort typisch voor oudere koppels die lange tijd samen zijn, en dan vooral bij vrouwen. Dat het nu ook bij jongeren opduikt, was toch schrikken. Volgens het kenniscentrum Sensoa zijn de meest voorkomende oorzaken mentale problemen, stress, vermoeidheid, een laag zelfbeeld, relatieproblemen, medicatie, alcohol en drugs. Die factoren kun je bijna allemaal aan de ratrace linken. De jacht naar succes maakt ons niet alleen ziek, maar ook zo suf dat we geen zin in seks meer hebben. En het gebruik van medicatie of de pil fnuikt de sekshonger nog meer.”
Heeft het ook te maken met de prestatiesfeer waarin seks is beland?
Verhaeghe: “Ongetwijfeld. Als seks een perfect nummertje moet zijn tussen twee perfecte lijven, krijg je een opvoering met partijen die tegelijk acteur en beoordelaar zijn. Als je de hele tijd met een rechter in je hoofd rondloopt en je vreest de afkeuring van de ander, wordt het moeilijk om jezelf bloot te geven. In mijn praktijk hoor ik vaak: ‘Ik wil intimiteit, maar ik krijg alleen seks.’”
Is dat niet ongeveer hetzelfde?
Verhaeghe: “Intimiteit gaat veel breder. Het begint in de verhouding tussen moeder en kind: de lichamelijkheid, aandacht en zorg van de moeder. Die behoefte blijven we ons hele leven meedragen. Veel vrouwen missen dat in hun relatie, omdat hun man meer op seks is gericht, waardoor er een mismatch ontstaat.”
De Wachter: “Toch hebben ook mannen nood aan intimiteit, maar ze drukken het niet zo uit, omdat ze dan denken dat ze mietjes zijn. De maatschappij geeft dubbele signalen: enerzijds heb je de groeiende gelijkheid tussen man en vrouw, anderzijds moet de man nog altijd de macho zijn die presteert, succesvol is, sportief, verleidelijk, slim… Maar thuis moet hij wel de afwas doen!”
Meneer Verhaeghe, u schrijft in uw boek dat de psychiatrie moet aandringen op structurele hervormingen. U vergelijkt die taak zelfs met wat de geneeskunde heeft verwezenlijkt tussen 1850 en 1950.
Verhaeghe: “De voorbije 150 jaar hebben wij op medisch vlak grote vooruitgang geboekt. Dat we veel langer en gezonder leven, komt door een reeks gezondheidsmaatregelen zoals proper drinkwater, inentingen, betere hygiëne, betere rioleringen, betere voeding… Helaas is het accent verschoven naar de zorg voor de individuele patiënt. Dat moet veranderen. Als psychiaters en psychotherapeuten zien dat er te veel uitval is in de maatschappij, is het hun plicht om de overheid ervan te overtuigen dat ze moet ingrijpen.”
De Wachter: “Daar is ze nog niet aan toe.”
Verhaeghe: “Zoiets vraagt tijd, maar elders wordt onze boodschap toch stilaan opgepikt.”
Wat moet er veranderen?
Verhaeghe: “Laten we beginnen met een betere kinderzorg. Jonge ouders die voor de opvang van hun kinderen niet op de grootouders kunnen rekenen, hebben van ’s morgens tot ’s avonds stress. Er is geen tijd om de dag rustig te beginnen en samen te ontbijten, wat nochtans het begin van de opvoeding is, en ’s avonds komen de ouders dolgedraaid thuis, waardoor ze zichzelf minder kunnen beheersen dan normaal. Als het kind dan vervelend doet, kunnen er spijtige dingen gebeuren.”
De Wachter: “Het is dubbel: kinderen zijn koningen die alle geprojecteerde dromen van hun ouders moeten waarmaken, maar die ouders hebben steeds minder tijd voor hen omdat ze zo hard bezig zijn met het najagen van hun eigen succes. Toch mogen we hen niet met een schuldgevoel opzadelen.”
Verhaeghe: “Nee, hun gedrag is het gevolg van de maatschappelijke context. Díé moet veranderen. In de Scandinavische landen kunnen beide ouders een jaar thuisblijven na de geboorte van hun kind. Waarom kan dat hier niet? En het is bewezen dat kinderen die in kwaliteitsvolle crèches worden opgevangen, het even goed doen als peuters die thuis opgroeien. Maar sommige van mijn assistentes hadden een maand voor de bevalling nog altijd geen crèche gevonden voor hun baby. Dat kan toch niet in één van de rijkste landen ter wereld?
“Als we willen dat iedereen werkt, moeten we veel meer investeren in kinderopvang en scholen, en moet er meer worden geluisterd naar de werknemers over hoe de combinatie tussen arbeid en gezin beter kan. Voor de nieuwbouw van onze faculteit heb ik gepleit voor een crèche in het gebouw. Als 70 procent van de werknemers jonge vrouwen zijn, lijkt me dat logisch, maar ze is er niet gekomen. Crèches zouden een standaardvoorziening moeten zijn in bedrijvencentra, zodat mensen minder tijd verliezen. Gezondheidseconomen hebben berekend dat zo’n beleid op korte termijn een enorme besparing zou opleveren, omdat er later minder jongeren uitvallen. Helaas doet de regering exact het tegenovergestelde.”
Ze wil nog meer mensen aan de slag krijgen en zal de komende jaren de groeiende groep langdurig zieken achter de veren zitten.
Verhaeghe: “Dat men meer mensen aan de slag wil helpen, is niet verkeerd. Maar men moet stoppen met hen uit te persen in citroenloopbanen.”
De Wachter: “Zolang de speedboot niet trager vaart, zal die groep niet krimpen. Vijf jaar geleden hadden we 344.000 langdurig zieken, vandaag zijn dat er al 420.000. En hun kwalen hebben bijna allemaal met het werk te maken.”
Verhaeghe: “Onze mentaliteit moet veranderen. In Scandinavië is het normaal dat een oncoloog ’s middags zijn kinderen van school gaat halen. In Nederland doen ze om vijf uur of halfzes ’s avonds de boeken dicht. Daar krijg je na zes uur geen specialist meer te pakken. In België werken we door. Wij zijn katholieker dan de paus.”
De Wachter: “Wat mij ook zorgen baart, is dat de zorgsector en het onderwijs onder druk staan, terwijl dat de belangrijkste steunpilaren van onze maatschappij zijn. De stem van leerkrachten en zorgkundigen wordt te weinig gehoord. Alles is een product geworden dat moet renderen.”
Verhaeghe: “Het gevolg zijn lekkende schoolgebouwen, kleuterjuffen die in de lagere school moeten lesgeven en bachelors in de aardrijkskunde die wiskunde geven. En dan is men verwonderd dat de kwaliteit van het onderwijs achteruitgaat. Het is een wonder dat we het nog zo goed doen!”
U hebt ook kritiek op de vele labels die in de zorg op kinderen worden gekleefd. Als ik u goed begrijp, is ADHD eigenlijk een luchtbel?
Verhaeghe: “Juist. Alle gedragingen die van de norm afwijken, worden omschreven als psychiatrische stoornissen. Kinderen die niet opletten, te veel bewegen, vechten of pesten, worden gelabeld met een hersenziekte en krijgen medicijnen voorgeschreven die eigenlijk chemische dwangbuizen zijn, met vaak onomkeerbare neurologische effecten. Maar in werkelijkheid gaat het om psychosociale problemen, niet om ziektes.
“Het ergste is dat mensen zich met zo’n label gaan identificeren en het als een verontschuldiging gebruiken: ‘Ik slaag niet in het leven’ wordt omgedraaid tot ‘Ik ben de grootste ADHD’er van de klas’. Of: ‘Het lukt niet in de liefde, want ik heb asperger’.”
De Wachter: “(sussend) Maar de patiënt die bij mij komt, heeft het recht om serieus genomen te worden. Ik zal nooit zeggen: ‘ADHD bestaat niet, vriend. Stap het af.’”
Verhaeghe: “Uiteraard moet je die helpen. Maar zulke etiketten zetten mensen vast, er zijn betere manieren om te helpen.”
U klaagt allebei over te veel werk.
De Wachter: “De wachtlijsten in de zorg spreken voor zich.”
Stuurt u soms patiënten door die maar een beetje ongelukkig zijn?
De Wachter: “Nee, iedereen is welkom. Je hoeft niet schizofreen te zijn om bij mij een afspraak te krijgen. Maar we moeten opletten dat we niet alles psychiatriseren. Het zou goed zijn als mensen hun vrienden en familieleden wat meer in vertrouwen nemen, zodat ik niet de enige ben met wie ze nog over verdriet durven te praten. Pas als we goed omringd zijn, kunnen we weer opveren. Daarom vraag ik nieuwe patiënten altijd wie ze rond zich hebben. Heel vaak is het antwoord: ‘Ik heb niemand.’ De toenemende eenzaamheid is de rode draad in alle psychiatrische ziektebeelden. Wie zich vaak alleen voelt, geneest niet.
“Ik heb een patiënte die al dertig jaar bij mij komt, een lieve dame met een traumatische ervaring die haar vertrouwen in de wereld heeft weggevaagd. Ik ben de enige met wie ze spreekt. Dat ene uur per week is het enige moment waarop ze echt bestaat. En zo zijn er veel mensen.”
Verhaeghe: “Daarom was ik blij met de reeks Eenzaam van Xavier Taveirne op Eén. Die geïnterviewden zijn de signaalgevers van onze tijd.”
Zien jullie het soms niet te zwart in, omdat jullie elke dag met pijn en verdriet worden geconfronteerd? De Wachter: “Ik krijg weleens het verwijt dat ik alleen de losers en de zieken zie, maar mijn patiënten komen uit alle lagen van de bevolking. In het psychiatrisch ziekenhuis in Kortenberg werk ik met mensen die aan chronische psychoses lijden en medicatie nodig hebben om te kunnen functioneren. Maar in mijn thuispraktijk ontvang ik zeer succesvolle mensen die het plots niet meer zien zitten. Ons bestaan is broos: één tegenslag kan ons uit het lood slaan.
“Het verrassende is dat die twee uiteenlopende groepen sterk op elkaar lijken. Ze worstelen met dezelfde vragen. Hoe moet ik leven? Wat is de zin van mijn bestaan? Ook de succesvolle mens kan een zelfmoordkandidaat worden, en ook de zieke kan een liefdevolle relatie uitbouwen.”
Verhaeghe: “Ik herken die twee groepen, maar voor mij verschillen ze compleet van elkaar. De ene groep functioneert ogenschijnlijk normaal, heeft een goed inkomen, lijdt onder de maatschappelijke druk en betaalt een privépsycholoog om daarmee om te gaan. Daarnaast heb je de vuilnisbak van de maatschappij: eenoudergezinnen met veel armoede, en gezinnen met zware verslavingen, seksueel misbruik, porno op tv, lege brooddozen, vier kinderen van drie verschillende vaders… Die groep is oververtegenwoordigd in de kinderpsychiatrie en daar weet men niet waar eerst te beginnen. Collega’s zeggen me dat ze niet eens aan therapie toekomen. Het zijn voortdurend crisisinterventies.”
Een pleegmoeder vroeg zich in een open brief in De Morgen af of de maatschappij niet moet verhinderen dat zulke kinderen worden geboren. Ook sp.a-kopstuk John Crombez liet een ballonnetje op over tijdelijke geboortebeperking in extreme marginaliteit.
Verhaeghe: “Ik snap de frustratie: ik heb zelf gezien welke schade kinderen van drugsverslaafde ouders oplopen. Maar als het antwoord is dat ze een spuitje moeten krijgen, pas ik. Men begint met het uitschakelen van die moeders, en voor je het weet, doet men hetzelfde met homoseksuelen, gehandicapten, geesteszieken, zigeuners, vrijmetselaars en getuigen van Jehova. De nazi’s baseerden zich daarvoor op het sociaal darwinisme en the survival of the fittest. In het neoliberalisme is dat veranderd in een survival of the strongest: wie niet meekan, vliegt eruit. Ze krijgen geen spuitjes, maar ontslagbrieven, beschuldigende vingers en een maatschappij die zich van hen afkeert, behalve tijdens de feelgoodshow van de Warmste Week.”
De Wachter: “Een warme maatschappij zorgt voor de zwaksten en zorgt ervoor dat er zo weinig mogelijk zwakken zijn, maar niet door hen te elimineren. Zullen we met die late kerstboodschap afsluiten?”
Bron:
De Morgen
Datum: 07/01/2020