Enkele post bekijken
  #1  
Oud 27th November 2019, 02:15
bijlinda's Avatar
bijlinda bijlinda is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Nov 2004
Locatie: Hasselt
Posts: 1,821
Post Tolerant zijn is niet: zomaar alles goed vinden

Tolerant zijn is niet: zomaar alles goed vinden

Marin Terpstra - Tim de Wit: Waarom tolerantie niet de hoogste waarde kan zijn. Damon, 2019.

Juist in Nederland kon alles en iedereen naast elkaar bestaan. Maar de grens van het tolerantiemodel is bereikt. Waarom zou je als boer een offer brengen voor het grote geheel in een land dat niet meer is dan een verzameling totaal verschillende levensstijlen?

Eind vorige eeuw leek het dé waarde die Nederland bijeenhield: tolerantie. Vegetariërs en vleeseters, moslims en atheïsten, militairen en anti-militaristen, ze konden nóg zo verschillend denken, ze lieten elkaar wel met rust. Niemand had behoefte aan felle debatten over religie of over nationale identiteit.

Toen de Italiaanse schrijver Claudio Magris in 1988 Nederland bezocht, verbaasde hij zich dan ook over de vreedzame co-existentie van wel heel veel levensovertuigingen: “Op een groot plein vond er zoiets als een festival of een mis van universele tolerantie plaats. Talloze, dicht naast elkaar geplaatste paviljoens, stalletjes, kiosken en toonbanken presenteerden, offreerden, propageerden, predikten en verbreidden hun evangelie, hun steeds opnieuw alleenzaligmakende waarheid. Politieke partijen, kerken, verenigingen, clubs, stromingen en groeperingen ventten hun diverse en ook dikwijls volledig tegengestelde remedies uit voor onze geestelijke, lichamelijke, sociale, metafysische, seksuele, culturele, gastronomische gezondheid.”


Onverenigbare clubs

Het citaat van Claudio Magris staat in de onlangs verschenen studie ‘Waarom tolerantie niet de hoogste waarde kan zijn’. Zoals de titel al aangeeft, kennen de auteurs van dit boek, filosofen Theo de Wit en Marin Terpstra, tolerantie minder verbindende waarde toe. De Wit: “Het is een misverstand dat je een samenleving kunt hebben waarin alle tegenstellingen zo plezierig samenleven dat het eigenlijk niet meer uitmaakt. Dat klopt niet. Magris beschrijft clubs die totaal onverenigbaar zijn, zoals antimilitaristen tegenover veteranen die misschien net een oorlog achter de rug hebben.”

Vreedzaam was dat model natuurlijk wel. Maar tegenwoordig kampen we met de gevolgen van een verkeerd begrepen idee van tolerantie, betogen De Wit en Terpstra, die beiden al een werkzaam leven lang nadenken over de verhouding tussen religie en democratie. Er zijn namelijk altijd zaken die we als samenleving níet accepteren, zoals discriminatie, schrijven de filosofen. Als we zó tolerant willen zijn dat iedereen alles ‘mag zeggen’, wordt het moeilijk duidelijk te maken wat er mis is met racistische spreekkoren. Als er niets gaat boven tolerantie, viert ‘expressivisme’ hoogtij: elke mening is dan evenveel waard. Alles wat voelt als een authentieke mening mag naar voren gebracht worden. Niets is meer heilig.

Dat beleven we nu. Actiegroepen dringen hun eigen waarheid op, eisen begrip voor wat hén heilig is. Wat gaat daar mis? Wat begrijpen zulke activisten niet?

De Wit: “Je kunt heel goed én ergens in geloven én aanvaarden dat de wet niet met alle verschillen rekening kan houden. Wij hebben vroeger wel antimilitaristen ontmoet die absoluut niet het leger in wilden. Maar die aanvaardden wel de ultieme consequenties van hun overtuigingen. Soms betekende dat gevangenisstraf. Dán wordt een opvatting meer dan een levensstijl. Je overtreedt de wet omdat je vindt dat Nederland niet mee moet doen met een militaristisch systeem. Maar je reageert ook niet hoogst verontwaardigd als je gearresteerd wordt. M.a.w.: je aanvaardt dat jouw rode lijn niet samenvalt met de rode lijn van de wet.”

Terpstra: “Een actueel voorbeeld is inderdaad de stikstofdiscussie. Gesteld dat de metingen van de overheid kloppen, dan maakt dat een einde aan het idee dat iedereen helemaal zelf bepaalt hoe die leeft. Er zijn ook boeren die de maatregelen slikken omdat ze snappen: er ligt echt een serieus probleem dat we samen moeten oplossen. Ze laten zien wat tolerantie eigenlijk betekent: kunnen verdragen. Het betekent niet dat elk standpunt evenveel respect verdient. Tolerant ben je als je beseft dat er geen ideale oplossingen bestaan.”

Maar een land waar je langs elkaar heen mág leven, kan voor minderheden wel voelen als vrijheid. Denk aan een stad als New York. Daar leeft een grote groep orthodoxe joden geheel in hun eigen bubbel. Zij vallen niemand lastig en niemand valt hen lastig. Wat is daar mis mee?

De Wit: “Dat werkt als de economische verhoudingen stabiel zijn. Zolang de staat iedereen zijn zin kan geven, leven we rustig langs elkaar heen. Maar als er ineens wél politieke beslissingen vallen, voelt zo’n geïsoleerde groep zich al snel buitengesloten. Kennelijk zijn ze toch betrokken bij de publieke zaak, alleen voelen ze dat nu pas.”

Terpstra: “Tolerantie begint bij onenigheid. Dat zie je nu met de bouwers en de boeren. Hoeveel offers zijn zij nog bereid te brengen?"

Hoeveel afwijking tolereren wij?

De Wit: “Het gaat de boeren ook niet alleen om hun inkomen, het gaat om hun hele bestaan. Ik ben zelf van boerenafkomst en ik hoor vaak dat mensen zich onbegrepen voelen. Ineens moeten ze bereid zijn iets op te offeren voor het geheel. Maar die bereidheid verdwijnt in een land dat niet meer mag zijn dan een verzameling totaal verschillende levensstijlen. En als ik eerlijk mag zijn, vind ik Amerika daarvan juist een treurig voorbeeld. Het is hét land van de bubbelvorming. Elke gemeenschap heeft eigen kranten en scholen en televisiestations. Je kijkt of naar Fox of naar CNN, nooit naar iets anders. Dat land staat in mijn ogen aan de rand van een burgeroorlog. Dat kan zómaar gebeuren.”

Dus het liberale idee van ‘laat iedereen lekker met rust’ werkt averechts.

De Wit: “Wat we zien, is dat de oplossingen die een tijdlang houdbaar bleken dunner en dunner worden, net zoals het model van politieke correctheid. Want dat is toch ook heel lang het beleid geweest in Nederland: elkaar niet kwetsen, elkaars godsdienst niet beledigen, langs elkaar heen leven, dat betekent in feite alle verschillen en al het vreemde ontkennen. Al is dat natuurlijk 25 jaar geleden al aangekaart door iemand als Frits Bolkestein.”

Wat is het alternatief dan? Wie bepaalt dan wat Nederlanders samenbindt en wat juist niet-Nederlands is?

De Wit: “Wat mensen daar vervolgens van bakken is natuurlijk hoogst omstreden. Maar je kunt er wel degelijk over praten. Kijk, je kunt niet alle meningsverschillen wegprivatiseren, zo van: ieder zijn eigen lifestyle. Maar je kunt ook niet zomaar een geweldig nationaal gevoel scheppen, dan moet je een heleboel Nederlandse geschiedenis schrappen. Ik schaam me soms als ik zulke mensen hoor, die de helft van de geschiedenis onder het tapijt vegen. Ja, we hadden Rembrandt in de Gouden Eeuw, maar we hielden ook slaven.”

Terpstra: “Het omgekeerde zie je trouwens ook, dat de Nederlandse geschiedenis helemaal geëlimineerd moet worden. Dat is ook geschiedvervalsing. We moeten leren omgaan met die onenigheid. En we moeten praten over wat ons bindt, zonder dat iemand zich daarvan ooit de eigenaar mag voelen.”

Onenigheid gaat vaak over wat we écht belangrijk vinden, zoals ons geloof. In Frankrijk proberen ze die onenigheid voor te zijn, door het heilige uit het openbare leven te weren. Is dat eigenlijk niet de beste oplossing?

De Wit: “Dan krijg je een soort staatsburgerschap, dat overal beleden moet worden. Vandaar dat Franse scholen zo vaak door de staat worden geleid. Daar zit trouwens ook iets moois in. Want je zegt eigenlijk dat school niet bedoeld is om je religieuze identiteit uit te drukken, maar om als gelijken samen te leven. Daarom zijn hoofddoekjes niet toegestaan, al kun je dat idee ook bevorderen door schooluniformen in te voeren. Maar het Franse model heeft ook zijn nadelen. Het idee dat religie achter de voordeur hoort, kan ertoe leiden dat gendarmes vrouwen op het strand lastigvallen omdat ze een te verhullend kledingstuk dragen. Dat zijn pijnlijke taferelen”.

Terpstra: “Dat gaat lijken op een calvinistische theocratie. Niet dat wij beweren de oplossing te hebben. We laten alleen zien dat de behoefte aan het heilige niet verdwijnt als een staat seculariseert. We bestrijden dus vooral naïeve beelden, zoals de schijnobjectiviteit van ‘leve het verschil’. Dat klopt niet, want geen samenleving accepteert alles; er blijven zaken waarvan we samen zeggen: dit is de rode lijn. Maar we waarschuwen evengoed voor het tegendeel: de waan waar een samenleving in belandt als ze het heilige te serieus neemt. Allebei de opties vinden nog steeds hun aanhangers. Met die aanhangers hebben we dus ook te maken.“

Met de politiek correcten en met de ideologische fanatici dus. U zit ergens tussenin.

Terpstra: “We willen laten zien welke modellen ontwikkeld zijn voor het probleem van onenigheid. Ook omdat mensen dat niet meer weten. Ze kennen de geschiedenis van het christendom niet meer. Terwijl het christendom één grote worsteling is met het probleem van de Openbaring, want ‘die is gewoon waar’.”

De Wit: “Ja, hahaha. We hébben de waarheid, maar wat nu?”

Stel dat anderen een andere waarheid huldigen.

De Wit: “Tolerantie is bedacht in een christelijk Europa, dat is op zich al heel interessant. In de vijftiende en zestiende eeuw werd Europa geteisterd door godsdienstoorlogen. Iedereen zag: zo kun je niet doorgaan, want dat leidt tot nog meer moord en doodslag. Filosofen als Hobbes en Spinoza waren zo interessant omdat ze dat inzagen. Je kunt wel in de Openbaring geloven, maar dat kan in slechte tijden ook leiden tot grote kladderadatsch. Om christelijk te blijven, moesten Europeanen een neutrale overheid creëren die niet langer gebonden is aan een godsdienst.

Die omslag is eigenlijk heel leerzaam. Vooral nu, want ik heb vaak het gevoel dat wij in Nederland én wereldwijd een dergelijke gewelddadige periode tegemoet gaan. Door de enorme problemen die we op ons bordje hebben.”

Terpstra: “Sterker nog, het is al eerder gebeurd. In de jaren twintig en dertig. Na de onttovering en rationalisering van de negentiende eeuw, zei de socioloog Max Weber, zagen we de goden toch weer terugkomen – maar dan in de vorm van politici. Dat was aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog een profetische uitspraak. Je hoeft die oorlog er natuurlijk niet elke keer bij te halen, maar je kunt wel leren van denkers die toen al begrepen dat mensen ondanks de modernisering behoefte houden aan binding, aan iets om zich voor op te offeren, aan iets wat hen heilig is. Daar moeten we nu opnieuw over nadenken.

Als je in een geneutraliseerde bubbel leeft, denk je ‘ons kan niks gebeuren’. Maar de behoefte aan nieuwe goden is levensgroot. De vlam kan elk moment in de pan slaan.”

Trouw, 25-11-2019 (Leonie Breebaart)
Met citaat antwoorden