Weinig filosofen geven zo ruiterlijk als Hans Achterhuis toe dat ze fout zaten
Weinig filosofen geven zo ruiterlijk als Hans Achterhuis toe dat ze fout zaten
Mao aanprijzen, geweld goedpraten, filosoof Hans Achterhuis deed het ook in de jaren zeventig. Nu heeft hij daar spijt van. Maar hoe blijf je kritisch tegenover de tijdgeest?
Precies op de dag dat Che Guevara was vermoord, hoorde mijn vrouw Tiny dat ze zwanger was,” vertelt Hans Achterhuis. “En Che wás al een held van ons, dus toen hebben we onze zoon naar hem genoemd. En dan werd hij ook nog geboren in mei 1968, dus dat klopte helemaal.”
Later, in zijn magnum opus ‘Met alle geweld’(2008) zou de éminence grise van de Nederlandse filosofie uitvoerig stilstaan bij zijn toenmalige blinde vlek voor geweld – geweld dat revolutionairen als Che ‘nodig vonden’. Maar in het tijdperk van Achterhuis’ bestseller *‘Filosofen van de Derde Wereld’ (1975) was van die reflectie nog geen sprake. “Ik doceerde in die tijd in Wageningen. Aan leuke jongens en meisjes, jongens vooral. Ze gingen naar Zuid-Amerika en kwamen terug met verhalen over guerilla’s enzovoorts. En ik praatte mee.”
Over het thema van de dit weekend begonnen Maand van de Filosofie, ‘Ik stuntel, dus ik ben’, heeft Hans Achterhuis (Hengelo, 1942) sindsdien het nodige te zeggen. Hij weet dat filosofen zich kunnen vergissen, dat ze blinde vlekken kunnen hebben. En ook wat de gevolgen kunnen zijn. De blinde vlekken van Heidegger legitimeerden het nationaal-socialisme, de blinde vlekken van Sartre de terreur van Mao. En met die laatste blinde vlek heeft Achterhuis zelf ervaring, want in ‘Filosofen van de Derde Wereld’ voert hij ook Mao op. Hoe ga je daar later mee om? En wat kun je verwachten als je tégen de tijdgeest ingaat?
Het gesprek daarover vindt plaats in Achterhuis’ moderne Utrechtse appartement: hoge plafonds, grote ramen die uitkijken op de Catharijnesingel. De wanden van zijn werkruimte worden geheel in beslag genomen door metershoge boekenkasten. Op het enige stukje vrije wand hangt een portret van Albert Camus – tijdgenoot en vriend van Sartre, maar geen kritiekloze bewonderaar van het communisme, geen fellow traveller.
Tegen de boeken geleund staat een foto van de jonge Hannah Arendt, een filosofe die Achterhuis al decennia bewondert om haar intellectuele moed. “Arendt kreeg regelmatig ruzie met haar progressieve vriendjes. En met haar Joodse vrienden – noem maar op. Je zou haar dwars kunnen noemen, maar dat was ze eigenlijk niet, en daar gaat het ook niet om. Het gaat erom dat je zelfstandig denkt.”
Hoe zelfstandig is Achterhuis zelf geweest in zijn lange carrière? Zeker is wel dat maar weinig Nederlandse filosofen zo ruiterlijk hebben toegegeven dat ze fout zaten. In zijn studies naar geweld en naar utopisch denken geeft Achterhuis zijn vroegere zelf er uitdrukkelijk van langs. Maar ging hij dan mee met de veranderde tijdgeest? Of dacht hij er juist tegenin?
Daarover ruziet hij weleens met zijn vrouw Tiny, die vandaag in de belendende ruimte zit met een koptelefoon op. “Tiny vindt dat ik te veel met de tijdgeest meega”, zegt Achterhuis. “Jouw boeken liggen altijd goed in de markt, zegt ze dan. Maar dat is heel vaak niet zo geweest.”
Wie kwamen er eigenlijk voor in die bestseller ‘Filosofen van de Derde Wereld’?
“Achteraf een bij elkaar geharkt geheel. Mao natuurlijk, en Che Guevara. En Franz Fanon, een zwarte filosoof die opnieuw in de belangstelling staat. Die heb ik toen te veel door de bril van Sartre bekeken: die maakt hem veel gewelddadiger dan hij is. Verder de pedagoog Paulo Freire, helemaal niet gewelddadig. En de filosoof-theoloog Ivan Illich: ook niet gewelddadig. Dat waren de filosofen die mij aanspraken, gewelddadig of niet. Een collega legde het zo uit: Kijk eens, je hebt India en China, in China hebben ze gekozen voor een gewelddadige oplossing, en kijk eens hoe goed het daar gaat in vergelijking met India. Dat bleek achteraf niet eens waar te zijn.”
Hoe is het mogelijk dat filosofen zich zo laten meeslepen door de tijdgeest?
“Het is flauw om te zeggen, maar filosofen zijn net mensen. Ik had wel bewondering voor Cornelis Verhoeven, hij was de enige collega die er destijds al op wees dat ik geweld vergoelijkte. Alsof het een neutraal middel is waarmee je bevrijding dichterbij kunt brengen. Het duurde heel lang voordat ik zelf begreep dat het doel de middelen niet heiligt.”
Over modes gesproken. Tegenwoordig loopt iedereen weg met Hannah Arendt. Hoe komt dat denkt u?
“Geen idee. Vroeger werd ik bijna uit de universiteit gegooid omdat ik met Hannah Arendt aan de slag ging – ergens in de jaren tachtig was dat. Nu is ze onder filosofen ineens immens populair. En dat wantrouw ik. Want filosofen willen haar altijd in een hokje duwen. Is ze rechts? Is ze links? Tegen dat hokjesdenken heeft ze zich juist altijd verzet. Een mooi voorbeeld is de discussie met haar goede vriend Gershom Scholem. Die verwijt haar op zeker moment dat zij, een Joodse, haar liefde voor het Joodse volk is kwijtgeraakt. Dan antwoordt ze: ‘Natuurlijk ben ik Joods, maar er is niets gevaarlijker dan liefde voor je eigen volk’. Dat vind ik mooi. Ze ís gewoon niet te annexeren. In het boek waar ik nu aan werk wil ik haar redden uit de klauwen van modieuze filosofen.”
In welk hokje wordt Arendt vandaag dan gestopt?
“In een politiek correct hokje. Er was deze herfst in Utrecht een avond over Arendt en toen speelde net een discussie over asielkinderen. Toen de vraag opkwam hoe Hannah Arendt daarover gedacht zou hebben, voelde je een golf van warmte door de zaal stromen, een gevoel van ‘wij zijn goed bezig’. Natúúrlijk zou ze vóór vluchtelingen zijn én voor het toelaten van die kinderen. Toen had ik graag willen zeggen: Wacht even, Arendt zou eerst heel goed nadenken voordat ze haar empathie zou betuigen. Dat heb ik niet gedaan, er was ook geen tijd voor. Maar toen ik thuiskwam, voelde ik me niet zo gelukkig.”
Dat klinkt een beetje als een wedstrijd: wie houdt het meest van Hannah Arendt.
“Ik ken haar blinde vlekken ook wel hoor. Dat is niet zo moeilijk. Ze is westers, ze kijkt niet met een open blik naar andere culturen. In haar totalitarisme-boek schrijft ze heel kritisch over de boeren in Zuid-Afrika. Maar ze schrijft ook dat die boeren in aanraking kwamen met volkeren die nog ‘in een natuurstaat leefden’. Dat is allemaal kul natuurlijk.
“Ze begreep ook niks van het feminisme. Ze dacht waarschijnlijk: ik heb het toch ook gemaakt, wat zitten die vrouwen dan allemaal te emmeren? Voor structurele achterstand had ze geen oog, dat was echt een blinde vlek van haar. Tegelijk was ze wél volkomen overtuigd van politieke gelijkheid van mensen. Ze zou zwarte Amerikanen nooit stemrecht ontzeggen, geen sprake van. Toch had ze weinig oog voor het zwarte protest in Amerika. Dat heb ik haar wel verweten. Met het protest van de native Americans in de jaren zeventig deed ze ook niets.”
Wanneer lag u nou echt dwars?
“Met ‘De markt voor welzijn en geluk’ uit 1979. Opeens werd ik versleten voor uiterst rechts. Want Den Uyl had net gezegd dat welzijnswerkers de voorlopers zijn van de revolutie. En dan komt Hans Achterhuis en zegt: dat welzijnswerk maakt mensen alleen maar afhankelijk. Op het instituut waar ik lesgaf hing een briefje: ‘Te koop aangeboden. Het slechtste boek van het afgelopen jaar voor 1 cent’. Het werd een soort volksgericht. Toen Hogeschool De Horst, ook wel ‘de rooie academie’, mij uitnodigde voor een lezing, liep dat uit op een nachtmerrie. De hele zaal zat vol, maar er werd alleen maar geroepen. Ik kon niks zeggen. Totdat de gespreksleider riep: ‘GVD! En nu houden jullie je kop!’ Later is het beeld gekanteld en na een paar maanden ging het wel goed met dat boek.”
Tegenwoordig bent u zich juist erg bewust van de koloniale blik van het Westen. Is dat niet ook een beetje politiek-correct?
“Wel als je denkt dat je zelf ontzettend goed bezig bent. In mijn net verschenen boek over Coetzee ga ik ook op dat probleem in. Coetzee is een Zuid-Afrikaanse schrijver die in Australië woont en zich hevig verzet tegen de manier waarop vluchtelingen in zijn nieuwe land behandeld worden. Over vijftig jaar zullen kinderen op Australische scholen leren hoe hardvochtig Australië tóen met vluchtelingen omging, schrijft hij dan ironisch. Daarmee uit hij ook kritiek op degenen die schuld bekennen over het racisme in Australië en dan vinden dat dat genoeg is, dat het met het gezeur van die Aboriginals maar eens afgelopen zijn. Dat je gewoon opnieuw kunt beginnen. Maar wacht even, zegt Coetzee dan, zo gaat het niet. Kijk eens hoe je nú met vluchtelingen omgaat.”
Is het ooit mogelijk ál je blinde vlekken te leren kennen?
“Hannah Arendt zou zeggen dat je je zoveel mogelijk moet verplaatsen in anderen en verdiepen in hun positie. Maar je blijft toch vastzitten aan je eigen achtergrond, in mijn geval die van het christendom en het Westen. Ik kan daar niet uitstappen en ik pretendeer dat ook niet. Twee of drie keer kreeg ik de kans naar Japan te gaan. Maar die cultuur is me zo vreemd. Ik zou me daar twee maanden lang intensief in moeten verdiepen. Dus ik wilde dat gewoon niet.”
En die denkers van de Derde Wereld dan?
“Dat zijn gewoon westerse denkers. Che Guevara was een marxistische humanist. Franz Fanon: dat is gewoon Sartre en Freud bij elkaar. Dus dát kon ik wel begrijpen. Maar moet ik me ook nog pretenderen iets te begrijpen van het Afrikaanse denken? Ik vraag me liever af waarom ik zo heb geloofd in Che Guevara.”
Hebt u het gevoel medeplichtig te zijn aan geweld?
“Ik heb het nooit kunnen achterhalen, maar ik geloof dat Volkert van der G., de moordenaar van Pim Fortuyn, destijds in Wageningen één van mijn toehoorders was. Het zou heel goed kunnen; niemand van de studenten twijfelde eraan dat je geweld kon inzetten als middel om je idealen te verwezenlijken. Niemand stelde daar een vraag over. En ik heb het zelf ook niet gedaan. Dus dat heeft me extra gemotiveerd om te bedenken waarom we zo dachten. Dat is je taak als filosoof.”
Trouw, 30-03-2019 (Leonie Breebaart)
|