Geen beschaving zonder gelijkheid
Geen beschaving zonder gelijkheid
Met de nieuwe Natiestaatwet in Israël ziet David Grossman de kans verdwijnen om ooit een einde te maken aan het conflict met de Palestijnen.
Israëls nieuwe Natiestaatwet (DS 20 juli) bevat zo’n evident potentieel aan tweedeling en vernieling dat de weigering van premier Netanyahu om de wet aan te passen een bijbedoeling doet vermoeden: de wil om de wond van de verhoudingen tussen de staat en de minderheid van Israëls Arabische staatsburgers permanent open te houden. Open, ontstoken en dreigend.
Waarom zou de Israëlische regering dat willen? We kunnen er slechts naar raden. Misschien omdat een minderheid met open wonden kwetsbaarder is en gemakkelijker openstaat voor manipulaties, opruiing, intimidatie, versplintering? Voor een verdeel-en-heerspolitiek?
Zo maak je een open wonde permanent: in één klap, met één overbodige wet hebben Netanyahu en zijn regering de grond onder de voeten van één vijfde van Israëls staatsburgers weggeslagen. En nogmaals, waarom? Omdat ze het kunnen. Omdat ze zeker weten dat er geen enkele macht is die hen tegenhoudt. Omdat ze willen dat de Arabische burgers in Israël met een blijvend gebrek aan existentiële veiligheid en in onzekerheid over hun toekomst leven. Dat ze zich voortdurend en elk ogenblik herinneren dat ze afhankelijk zijn van de goede – of kwade – wil van de regering, dat ze hier onder voorwaarden aanwezig mogen zijn. Aanwezigen die elk moment tot afwezigen kunnen worden verklaard.
Krenking van het Arabisch
Deze wet maakt nog iets duidelijk: de premier van Israël heeft het besluit genomen geen einde te maken aan de bezetting en de situatie van apartheid in de bezette gebieden. Integendeel, hij heeft besloten die te verdiepen en over te brengen van de bezette gebieden naar Israël zelf. Met andere woorden, met deze wet verdwijnt de kans om ooit een einde te maken aan het conflict met de Palestijnen.
Wat de wettelijke ‘downgrading’ van de Arabische taal in natiestaat Israël betreft: een taal is een wereld, een bewustzijn, een identiteit, een cultuur. Ze is een eindeloos weefwerk dat de kleinste vezels van het leven raakt. Iemand – een politicus – moet wel ongelooflijk schaamteloos en aanmatigend zijn om, al is het maar formeel zoals de wetgever vergoelijkend stelt, de taal van een ander volk te treffen en te vernederen. Hebreeuws en Arabisch zijn zustertalen. In de geschiedenis zijn ze hand in hand gegaan. Miljoenen Joodse Israëli’s hebben het Arabisch met de moedermelk ingezogen. De Hebreeuwse taal komt woorden tekort om te protesteren en te schreeuwen tegen de krenking van haar zuster.
Honderden, duizenden jaren is het Joodse volk een minderheid geweest in de landen waar het leefde. Die ervaring heeft onze identiteit gevormd, onze morele gevoeligheid gescherpt. Nu vormen wij een meerderheid in ons land. Dat schept een enorme verantwoordelijkheid en is een grote politieke, maatschappelijke en vooral menselijke uitdaging: te begrijpen dat de verhouding tot de minderheid een van de grote tests voor de meerderheid is in een democratisch bestel. Voor deze test is de regering deze week gezakt en haar klinkende mislukking weergalmt over de hele wereld. Ja, over de hele wereld, die wij telkens weer beschuldigen van discriminatie van de Joodse minderheid die er leeft.
Compensatie voor druzen
Daarom zou het eeuwig zonde zijn als de leden van de druzische gemeenschap genoegen zouden nemen met een ‘compensatie’, financieel of anderszins, voor het onrecht dat haar door deze wet wordt gedaan. Juist de nieuwe situatie die is ontstaan met de golf van (gerechtvaardigd) protest in de druzische gemeenschap tegen de Natiestaatwet kan het begin zijn van een veel breder proces, waarin de druzen de speerpunt vormen in de strijd voor gelijkheid van alle islamitische en christelijke minderheden in Israël.
De instemming – vooralsnog althans – van de leiders van de druzische gemeenschap met het ruwe concept van Netanyahu’s compensatie bewijst dat jaren van discriminatie en loze beloften blijkbaar zelfs hen de echte smaak van volledige gelijkheid hebben doen vergeten.
In de troebele Israëlische realiteit is het niet overbodig eraan te herinneren dat gelijkheid niet een soort ‘prijs’ is die een burger van zijn staat krijgt uitgereikt voor deze of gene verdiensten. Zelfs niet voor de opoffering van zijn leven voor de staat. Ook de ultraorthodoxen die weigeren in dienst te gaan, zijn gelijkgerechtigde burgers. Gelijkheid is het startpunt van burgerschap, niet het product ervan. Het is de aarde waaruit het burgerschap opgroeit. Het is ook wat de opperste vrijheid mogelijk maakt: de vrijheid om anders, verschillend, een buitenbeentje te zijn en toch gelijk aan ieder ander.
Fatsoenlijke mensen
In mijn ogen zijn de nieuwste wetten die de Israëlische regering heeft opgesteld, in niet geringe mate het resultaat van het geperverteerde denken dat is voortgebracht door vijf decennia bezetting. Ze zijn het resultaat van een etnisch superioriteitsgevoel, van een enthousiast zwelgen in een eigengereid, nationalistisch ‘wij’, een ‘wij’ dat iedereen die niet ‘wij’ is uit het huis verwijdert, of het nu iemand uit een ander volk, met een andere godsdienst of van een ander gender is.
Maar misschien bewijst deze wet ons juist een grote dienst en legt ze voor ons allen bloot, van rechts tot links, zonder illusies of zelfbedrog, waar we zijn aanbeland, hoe ver *Israël is afgegleden. Misschien zal deze wet eindelijk iedereen wakker schudden, iedereen die angstig en bezorgd is over Israël, zijn geest en zijn menselijkheid, over Israëls Joodse, democratische en menselijke waarden.
Ik twijfel er niet aan dat ze er in zeer groten getale zijn, links, rechts en in het midden van het politieke spectrum: fatsoenlijke, nuchtere mensen die weten dat deze wet een schanddaad is, verraad van de staat jegens zijn burgers. Netanyahu stelt het zoals gewoonlijk voor als een strijd tussen links en rechts. Maar het gaat veel dieper en is veel noodlottiger. Het is een strijd tussen wie de hoop heeft opgegeven en wie nog hoopt. Tussen wie is gezwicht voor de nationalistische en racistische verleiding of voor de manipulaties van intimidatie en verlokking, en wie zich ertegen blijft verzetten. Die koppig in zijn hart hoop, perspectief en een beeld bewaren van hoe het zou kunnen zijn in een beschaafd land.
DS, 04-08-2018 (David Grossman)
|