‘Aanslagen? Eerst de stelling van Pythagoras’
‘Het ene uur krijg je les over kritisch denken, het volgende moet je je mond houden.’ Ze leren op school niet wat ze van de wereld moeten weten om zich er morgen nog in thuis te voelen, vinden veel jongeren. Experts én leerkrachten treden hen bij.
Maaike (17), 6 Latijn-wiskunde (aso), KA Denderleeuw: ‘Per jaar dat ik overga, mis ik almaar meer. Je wordt op zoveel vlakken zo weinig uitgedaagd. Niet om kritisch te zijn, niet om je mening te geven. Je wordt niet betrokken bij het schoolbeleid en de school is te weinig betrokken bij waar jij mee bezig bent.’ Lucas (17), 5 audiovisuele vorming (kso), Sint Lucas Gent: ‘Als het niet lukt in het aso, krijg je te horen dat je gefaald hebt. Ik zie het anders: de school faalt joú. Het onderwijs zoals we het nu kennen, is zo’n 100 à 200 jaar oud. Je zit twee per twee aan een bank, daar is het bord, luister en zwijg. En als je vraagt: kunnen we daar niet over praten?, vlieg je naar de directeur. Ja, dat is me al een paar keer overkomen.’ (lacht)
Wereldwijs
Toen de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) twee jaar geleden aan 17.000 leerlingen vroeg wat ze misten op school en wat ze verwachtten van nieuwe eindtermen, was het antwoord eenduidig: véél meer. En tegelijk veel minder van wat ze niet meer zo nuttig of bijdetijds achten.
De oude eindtermen werden gemunt in de jaren negentig. Jongeren hadden toen de digitale wereld nog niet aan hun vingers hangen, de sluizen naar buiten stonden nog niet zo wijd open, de economie was minder disruptief, de samenleving minder divers en nieuwe technologieën kwamen nog niet a ratio van één per dag.
‘Over wiskunde werd bijna niets gezegd in die bevraging’, zegt Rania el Mard, VSK-voorzitter. ‘De conclusie is niet dat leerlingen geen wiskunde meer willen, wel dat dat geen pijnpunt is. En dat er grote blinde vlekken elders zitten. Wat weten we van de wereld, wat willen we van de wereld weten, wat moéten we van de wereld weten om ons er morgen nog in thuis te voelen? En krijgen we daar op de schoolbanken nog antwoorden op?’
Volgens de PISA-ranking blijven Vlaamse scholen het al bij al goed doen. Qua wetenschappelijke geletterdheid moeten we alleen zes Aziatische landen, Estland, Finland en Canada laten voorgaan, voor wiskunde blijven onze leerlingen boven het OESO-gemiddelde scoren.
Maar zoals in de economie het bnp alléén niet meer alles zegt over het wel en wee van de samenleving, is ook in het onderwijs de graadmeter misschien te smal geworden om nog iets wezenlijks over de kwaliteit te zeggen. Of waarom de deze week opflakkerende discussie over ‘te lage’ eindtermen misschien niet geheel naast de kwestie was, maar toch eerder beperkt van scoop. Het is namelijk maar wat je meet. Kijken we naar andere parameters, bijvoorbeeld betrokkenheid, dan bengelt het Vlaamse onderwijs in Europees perspectief ergens achteraan.
‘We staan makkelijker dan ooit in contact met anderen’, zegt El Mard. ‘We weten wat er in elkaars wereld omgaat, wat er te koop en te keur is. We gaan daardoor ook kritischer nadenken over onszelf: “Eigenlijk zijn we hier helemaal niet tevreden mee, waarom kan op die school wel wat bij ons niet kan?”’
‘Scholieren weten ook beter dan vroeger hoe het er straks na hun schooltijd op de arbeidsmarkt of in het sociaal verkeer aan toe gaat. Ook daaraan kunnen we aftoetsen wat we daarvan in onze schooltijd al meekrijgen. Of liever, we zien beter wat we níét meekrijgen. Het maakt ons mondiger. De school heeft het daar erg moeilijk mee. Het verstoort hun schema’s, hun eindtermen, hun tijdsbesteding, hun leerplandoelstellingen. Het strookt niet meer met de aloude schotten tussen aso, tso, bso.’
Het inzicht dat het anders moet, is er vaak wel. Maar in het hóé stuntelen veel scholen een eind weg. ‘Wil een humaniorastudent een les volgen aan de universiteit, dan moet je daar hemel en aarde voor bewegen’, zegt El Mard. ‘Of zit je in het tso en ben je wel nieuwsgierig naar meer aardrijkskunde, dan kun je niet gewoon mee aanschuiven in het aso.’
Een ander voorbeeld van wel-willen-maar-niet-kunnen: burgerschap op school. ‘Dat wordt dan vaak een vakje extra, niet iets wat je doorleefd en over de vakken heen meekrijgt. Dat leidt tot de absurde situatie dat je in het ene uur les krijgt over kritisch denken en dat je het volgende uur je mond moet houden. Of je krijgt een projectweek, je bezoekt het parlement en hopla, ook het lesje “politieke vorming” is afgevinkt.’
Rania noemt het een hardnekkige onderschatting van jongeren. ‘Mijn ervaring is dat scholieren ambitieus en leergierig zijn. En dat ze juist daarom meer dan vroeger op hun honger blijven. Dan is het niet zo gek dat je schoolmoe wordt, natuurlijk.’
Dunnetjes overdoen
Tibo (18), 6 verzorging (bso), Mariagaarde Westmalle: ‘Als ik thuis of buitenshuis iets in een andere taal niet versta, ga ik op mijn gsm naar Google Translate of vertaal.nu. Maar voor een taak op school mag dat niet. Waarom niet? Wat is het probleem? Leer ons op school om verder te springen in plaats van ons een bank achteruit te zetten.’
Maaike: ‘Onze generatie is heel erg bezig met technologie. Waarom leren ze ons niet gewoon om daar beter mee om te gaan in plaats van het kunstmatig uit de klas te weren? Het gevolg is dat ik de tijd op school vaak als nutteloos ervaar en buiten de school zinvoller bezig ben.’
Lucas: ‘Wat voor zin heeft het om dunnetjes over te doen wat we zelf elders al vinden? We kunnen vandaag aan erg veel informatie, maar op school praten we niet óver die informatie. Onze tijd staat op zijn kop, er waren de aanslagen, we horen of lezen over een nieuwe Koude Oorlog, er is van alles bezig en we praten daar niet over op school. Er gebeurt zoveel rond de school en het stopt precies aan de schoolpoort. Want er is geen tijd. “Aanslagen? Euh, goed, maar we gaan het toch maar weer eerst over de stelling van Pythagoras hebben.” “Internet? Oei, gevaarlijk, dat houden we buiten.” Ik weet dat het internet je racistisch kan maken, juist daarom, begeleid ons in het gebruik daarvan, ga in dialoog.’
Quinty (16), 4 office & retail (bso), Sint-Claracollege Arendonk: ‘Of het wordt in een apart vakje gepropt. Project Algemene Vakken. Interesses, vragen waar je mee zit over je tijd en leven, worden ergens in een hoekje geparkeerd. School is nog altijd te veel: dit en dat moet je kunnen, dan ben je geslaagd. Maar of je dan je plan kunt trekken in de samenleving?’
Lucas: ‘Ik werd er depressief van. Burn-out. Maar ook dat is dan onbespreekbaar, “want kinderen kunnen geen burn-out hebben”. Wat is het dan wel? Doen alsof het er niet is, doet het niet weggaan. Waarom wordt er zoveel gespijbeld? Dat is niet voor de fun, hé.’
Nooit rust
‘Doe de test. Teken spontaan een kip en een uil’, zegt Tom Van Acker, onderwijsinnovatie-expert verbonden aan Flanders Synergy. Met co-auteur Yves Demaertelaere schreef hij in 2014 het boek Scholen slim organiseren. Anders werken met goesting. In een vorig leven was hij leerkracht en schooldirecteur. Vorige week stond hij opnieuw voor de klas, voor een publiek van veertig leerkrachten en andere onderwijsprofessionals in Mechelen.
Vijf minuten nadat hij zijn publiek de wat vreemde tekenopdracht heeft gegeven, vraagt hij wie de kip níét in zij-aanzicht en de uil níét in vooraanzicht heeft getekend. Eén persoon in de kamer, een witte raaf.
‘Een collega van mij deed dezelfde test in Japan met hetzelfde resultaat’, zegt Van Acker. ‘Wel, vraag aan mensen waar ook ter wereld: “Beschrijf mij eens een school”, en over de hele wereld zal dat ongeveer hetzelfde plaatje opleveren: “Een directeur, leerjaren, vakken, leerkrachten, omkadering, bord, banken, rijen…” Dat concept van een school is zo ongeveer onveranderd gebleven sinds het industriële tijdperk van zo’n eeuw geleden. Is het raar dat er iets niet meer klopt anno 2018?’
Voor hij zijn publiek aan het tekenen zette, had hij een paar vragen gesteld: wie heeft het gevoel dat de werklast toeneemt? Dat hij of zij onder meer tijdsdruk staat? Meer werk mee naar huis moet nemen? Dat het takenpakket complexer wordt? Álle vingers de lucht in. Ook groot was de herkenbaarheid toen Van Acker een doorsneeklas beschreef: ‘Eén kind met autisme, drie met concentratieproblemen, drie hoogbegaafd, één met gedragsproblemen, twee hoogsensitief, twee zittenblijvers. Vijf kinderen met Afrikaanse roots, een Portugees, een Syriër, een Irakees, een Koreaan, een Chinees, een Armeen.’
Dat we het niet meer behappen: je leest het ook af aan de statistieken. De afgelopen vijf jaren is het aantal leerlingen én leerkrachten dat foert zegt of onderuitgaat, alarmerend toegenomen.
‘44 procent van de leerkrachten geeft er de brui aan’, zegt Van Acker. ‘Eén op de drie leerkrachten geeft aan dat de emotionele belasting te hoog is. In drie jaar tijd ervaart 10 procent meer leerkrachten toegenomen werkdruk, noemt bijna 16 procent het acuut problematisch. Bijna de helft van de afwezigheden door ziekte heeft te maken met psychosociale problemen, burn-outs.’
Waar het aan ligt? ‘De taken worden altijd maar veeleisender’, zegt Van Acker. ‘Iedereen die voor de klas staat, herkent dat gevoel: “Het verandert hier voortdurend. Nooit is er rust”. Dat is zo, en de waarheid is dat dát niet zal veranderen. We leven nu eenmaal in een maatschappij die volatiel, onzeker, complex en ambigu is.’
En dan zijn er de leerlingen. Stress voor de klas, stress in de klas. ‘Meer leerlingen verlaten de school zonder diploma’, citeert Van Acker opnieuw enkele onrustwekkende cijfers van 2013: van 19 procent in Mechelen tot 28 procent in Antwerpen. ‘Spijbelen is toegenomen, tot 29 procent in het beroepsonderwijs.’ Nog meer rode lichtjes: zelfdodingen, pesten (‘34.500 scholieren zeggen wekelijks gepest te worden’), zelfverminking. ‘Bref, we voelen ons niet goed in ons vel.’
De bronnen van zoveel ongemak op de schoolbanken zijn velerlei. De mismatch tussen school, de reële wereld en wat jongeren morgen of overmorgen nodig hebben om volwaardige, slimme, kritische burgers in een veranderende wereld te zijn, wordt almaar groter. Jongeren staan vandaag met beide voeten in een vollere wereld, waardoor zich een bizarre omkering voordoet: het is niet zozeer achter hun flikkerende schermen dat de realiteit virtueel is, wel tussen de schoolmuren.
In de hele omslag waar het onderwijs voor staat, is de aanpassing aan nieuwe technologieën nog het makkelijkst te verhelpen euvel. Een veel kritischer factor is de onvoorspelbaarheid die de norm is geworden. ‘Bij een koekjesfabriek is het proces van input en output gestandaardiseerd’, zegt Van Acker. ‘In het onderwijs is dat nooit zo geweest, maar vandaag al helemaal niet meer. We kunnen niet voorspellen wat onze kleuters over twintig jaar gaan doen. Vroeger was er wel variatie, maar je kon er je school op inrichten. Om het op flessen te trekken: een bediende moest dactylo kennen. Nu moeten we ons continu de vraag stellen: “Zijn we nog wel de juiste zaken aan het aanleren?” Moet je jongeren nog leren draaien en frezen, bijvoorbeeld?’
‘Buiten de schoolmuren is het makkelijker om van job of affiniteit te veranderen’, zegt Rania el Mard. ‘Waarom dan niet in het onderwijs meer flexibiliteit inbouwen om je daarop voor te bereiden?’
Eenheidsworst
Tibo: ‘Ik ben begonnen in het tso. Daar miste ik het praktische, wat mij voorbereidt op wat je na school gaat doen. In het bso was dat beter, maar daar ontbrak dan weer veel wat ik in het tso wel nuttig vond, het creatievere, het kritische. Er is geen mooie middenweg, het is het een of het ander.’
Louis (14), 3 wiskunde-wetenschappen (aso), Don Bosco Zwijnaarde: ‘Ik vind dat de vakken te weinig verbonden zijn met elkaar. Buiten de school hoort alles samen, op school zit het in hokjes.’
Maaike: ‘Het onderwijs is nog te veel eenheidsworst. In sommige vakken zéggen ze wel dat je jezelf moet zijn, maar iedereen die eruit komt, moet min of meer hetzelfde zijn en kunnen. Dat is niet meer van deze tijd. Het is massaproductie. Het gevolg is ook dat punten steeds minder representatief zijn. Ik ken leerlingen die superslim zijn en genoeg capaciteiten hebben, maar op verschillende vakken de helft niet halen.’
Lucas: ‘Aan welke knoppen ik zou draaien om het te veranderen? Aan allemaal (lacht). Alleen al de lokalen zou ik anders inrichten. Meer groepswerk. In de wereld vandaag moet iedereen met iedereen kunnen samenwerken, je moet een goede community kunnen vormen. Dat hoor je toch overal?’
Maaike: ‘Een leerkracht vandaag moet meer een coach of een gids zijn. Het idee “één vak, één leerkracht” is achterhaald. Ik heb soms met hen te doen, ook voor hen is het ingewikkeld, maar toch. Wordt het te complex met een leerling of een klasgroep, dan zouden je eigen leerkrachten daarmee overweg moeten kunnen. Nu is het antwoord meestal: ga maar naar het CLB.’
Scheve toren
Tot zover de diagnose. Zijn er ook remedies? Het goede nieuws: ja! Er bloeien her en der heel wat proeftuinen. Inzicht is er genoeg, maar een leerkracht botst niet anders dan de leerlingen vaak op gedateerde structuren, plannen, regels, organigrammen.
‘Ik kom net van een school in Lommel’, vertelt Rania el Mard. ‘De directeur had ons gevraagd om eens te komen praten over ons rapport. Hij zei: “Ik ben 37, maar het heeft tot mijn 29ste geduurd voor ik een beetje begon te zien wat mijn talenten waren.” Hij noemde dat een falen van het onderwijssysteem. Als het niet helpt om leerlingen te laten ontdekken waar ze goed in zijn, om hen keuzes te laten maken, wat is dan het punt?’
‘Die directeur is met de leerlingen gaan samenzitten om daar grondig over te praten. Ze gaan alles omgooien. Vanaf volgend jaar nemen ze daar de schotten tussen aso, tso en bso weg. Het zal er makkelijker zijn om theoretische met praktische vakken te combineren. Dat is toch geweldig?’
Het maakt er de vraag hoe je logge structuren omzeilt, almaar pregnanter op. Het curriculum afstoffen zal niet volstaan, stelt Tom Van Acker. ‘De hele school moet op de schop.’ Met FlandersSynergy begeleidt hij sinds enkele jaren een honderdtal scholen en CLB’s in dergelijke omvormingsprocessen. Dat gaat van au.
‘Het zit niet in ons DNA om dat integraal te bekijken’, zegt hij. ‘Wat doen we als de complexiteit van onze omgeving toeneemt? We geven leerkrachten extra opleiding en bijscholing, we vernieuwen de infrastructuur, we veranderen het leiderschap een beetje. Maar de structuur? Daar blijven we af, want zo zijn we het als het ware al eeuwen gewoon. Maar als de toren scheef staat, kun je wel aan elke bouwsteen aan wat touwtjes beginnen te trekken, het geheel blijft scheef.’
Als alles om moet, creëer je dan niet juist nog meer onrust? ‘Niet als je het doel voor ogen houdt,’ zegt Van Acker, ‘en dat is dat je als leerkracht je werklast beter en logischer geregeld krijgt.’ Slaat de structuur waarin je werkt minder als een tang op een varken, dan resulteert dat ook in minder emotionele belasting, wordt jongeren opleiden weer meer lonend, krijg jij meer goesting en de jongere meer kansen.
Tijdens zijn lezing in Mechelen ging er een zucht van herkenning door de zaal toen Van Acker een slide uit een reportage toonde waarin een jonge leerkracht vertelt over haar ‘droomscenario’. ‘Het eerste waar ik aan denk, is samen voor de klas te kunnen staan’, zegt ze. Maar wat is de realiteit, blijkens een studie uit 2013? Van Acker: ‘In vergelijking met andere landen staan Vlaamse leerkrachten het meest alleen voor de klas. 65 procent geeft in de eerste graad van het secundair aan nooit les te geven samen met collega’s. Een op de drie leerkrachten in het basisonderwijs doet nooit aan samen leren.’
Op 1 september 2018 opent in Brussel de zogenaamde Tienerschool. Een proefproject. Leerlingen van de derde graad lager en de eerste graad secundair gaan er samen zitten. Het wordt een praktische toepassing van de Afrikaanse filosofie: it takes a village to raise a child.
‘Je krijgt een community van leerlingen met teams van leerkrachten over de leerjaren, de vakken en de leeftijden van de kinderen heen’, zegt Van Acker. Het is een logische stap, weg van het niet langer adequate schema ‘één vak, één stiel’. ‘Ik ben niet tegen vakken, je zult altijd vakkennis moeten blijven aanbieden, maar je krijgt meer verbindingen en bruggetjes. Een team bestaat uit 8 à 12 leerkrachten die een soort nest vormen. Je kunt er zinvoller mee aan de slag omdat je leerlingen langer doorheen de tijd volgt. En de emotionele belasting voor de individuele leerkracht daalt omdat die er niet alleen voor staat.’
Ook de rol van de leerkracht verandert. ‘Hij of zij zal meer evolueren naar een coach, een instructeur. Er zullen meer technologische hulpmiddelen zijn om de leerlingen in eigen regie te ondersteunen, maar de coach zal er altijd zijn. Die is onmisbaar, net als vakkennis.’
Een remedie die er geen is, is die van de schaalvergroting. ‘Ik ben voor een schaalvergroting als het is om de kleinschaligheid te organiseren of om het vakoverschrijdend denken te faciliteren’, zegt Van Acker. ‘Niet als we het alleen doen ter wille van de kostenefficiëntie, zoals nu veelal het geval is. Zo hebben we ook de zorg weggerationaliseerd. Grotere schaal, goedkoper, strakker getimed. Als het is om proefprojecten uit te breiden naar een nieuw onderwijsmodel, aangepast aan de tijd, ja, dan liefst op grote schaal.’
Overuren
Een rechte maakt nooit een cirkel. Meer flexibiliteit in de structuur past beter bij de meer fluïde structuur van maatschappij en leven. Misschien wordt het daarom hoog tijd om tot een andere, vollediger meting van kennis, kunde en welbevinden – zeg maar: de totale mens – te komen. Er is vandaag meer buitenschoolse vorming dan vroeger, en ook die botst almaar vaker met de schooltijd, waardoor je in plaats van winst, verlies krijgt. Maar ook daarvoor geven we de leerlingen zelf graag het laatste woord.
Lucas: ‘Jongeren doen vandaag erg veel. Sommige hebben al een bedrijfje terwijl ze nog school lopen, andere zijn bezig met het klimaat of met het onderwijs. Maar op school is er geen plaats om zich te ontplooien tot de mens die ze willen worden.’
Louis: ‘Ze zouden beter ook punten geven op je buitenschoolse activiteiten. Die vormen je toch ook? Ik ken mensen die totaal niet met anderen kunnen omgaan, die altijd thuis zitten, veel tijd hebben om te studeren en prima punten halen. Maar zij zouden dan wel geslaagder zijn in de samenleving?’
Lucas: ‘De schooldag is al erg lang en dan moet je er na de bel nog een paar uur schoolwerk bovenop doen.’
Maaike: ‘En je moet sociale contacten hebben, hobby’s uitbouwen, misschien nog een beetje eten en slapen.’
Quinty: ‘We draaien overuren.’
Lucas: ‘In Noorwegen, Finland of Zweden zitten leerlingen vier à vijf uur op school. Toch zijn ze gelukkiger, halen ze betere punten en leren ze meer dan wij, die bijna acht uur op school zitten.’
De citaten van de leerlingen zijn gedistilleerd uit een groepsgesprek dat de Vlaamse Scholierenkoepel op verzoek van dS Weekblad organiseerde op woensdag 23 mei. ‘Scholen slim organiseren, anders werken met goesting’ van Tom Van Acker en Yves Demaertelaere verscheen bij Lannoo Campus.
Bron:
De Standaard, 26-05-2018