‘Gelukkig hebben we Jeroen Meus'
‘Gelukkig hebben we Jeroen Meus. Door hem zitten we nog samen aan tafel’
Na het verdwijnen van de kerk heeft de jeugd geen helder kompas meer. En anders dan kinderpsychiater Peter Adriaenssens verwacht had, is de huidige maatschappij er niet beter op geworden. ‘Maar we moeten ermee stoppen onze jongeren bang te maken.’
Het spoor kwijt?
‘Wat we gemist hebben? Het is een vraag die ik aan mezelf moet stellen. Ik heb talrijke boeken vol opvoedingstips geschreven. Ik heb zalen in heel Vlaanderen doen vollopen omdat ik geloofde dat veel problemen opgelost zouden raken als iedereen beter zou leren communiceren: ouders met hun kinderen, ouders onderling en leerkrachten met leerlingen. Ik geloofde dat dit tot een betere, soepelere samenleving zou leiden. Die verwachting is niet uitgekomen.’
‘Het rare is dat we wel degelijk een fase hebben gezien – in de jaren negentig tot net voorbij de eeuwwisseling – waarin het de goede kant op ging. Maar dat heeft zich niet doorgezet. Sinds een tiental jaar zien we het weer achteruitgaan: kinderen hanteren een grover taalgebruik, en zij niet alleen. Overal in de samenleving treedt er verruwing op. Men twittert en schimpt er maar op los. Conflicten worden sneller gejuridiseerd. Voor elke opinie in de krant kun je de volgende dag een tegenovergestelde opinie over hetzelfde onderwerp lezen.’
‘Je kunt heel makkelijk in die maalstroom meegesleurd worden en al wie het niet met je eens is, een simplist, racist of populist noemen. Ik heb mezelf verboden daaraan mee te doen. Mijn generatie moet zichzelf wat meer in vraag durven te stellen. De enige die ik kan veranderen, ben ik zelf.’
Nood aan een nieuw ijkpunt
‘Ik zat hier al langer over na te denken, toen de jongeren met wie ik samenleef in de kinderpsychiatrie, me na de aanslagen in Brussel die vraag stelden. De terroristen roepen Allah aan, zeiden ze. “En wij, wat hebben wij?” Ik ging met hen in gesprek: “Doe een ander niet aan wat je niet wil dat jezelf wordt aangedaan.” Ik vroeg hen waar ze dachten dat dit vandaan kwam. Tot mijn grote verbazing konden de meeste jongeren dat niet plaatsen. Ze waren wel geïnteresseerd in wat ik vertelde, maar ze hadden geen idéé. Wij hebben onderschat hoe weinig zij nog weten over ons recente verleden.’
‘Mijn generatie is nog streng katholiek opgevoed en wij hebben ons daar langzaam uit losgemaakt. We hebben vandaaruit onze eigen visie opgebouwd. Dertienjarigen van deze tijd geven geen negatieve commentaar meer op de kerk – ze geven er helemaal niet om. Niemand van hen is persoonlijk gefrustreerd door ervaringen in de biechtstoel en hun ouders ook niet. Dit is de eerste generatie die zich nergens meer van los moet maken. Maar het ontbreekt hen aan een perspectief.’
‘Ik pleit ervoor om de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als nieuw ijkpunt te nemen en ook het verhaal van het ontstaan van die Verklaring te vertellen. Ze wortelt onder meer in een katholieke traditie en de toepassing ervan biedt ons een kompas: solidariteit, antiracisme, respect voor je medemens enzovoort.’
Praten met oma en opa helpt
‘Waarom zijn er in Vlaanderen zoveel jongeren die aan zelfdoding denken of een poging ondernemen? Sommigen onder hen doen dat om dramatische redenen, maar in de jeugdpsychiatrie zien we steeds vaker jongeren die een poging ondernemen vanwege frustratie bij gebeurtenissen die horen bij het opgroeien. Onlangs nog een 13-jarige: omdat zijn lief het had uitgemaakt.’
‘Wij sturen sommige van die jongeren met een opdracht naar hun grootouders: ga met hen praten en vraag wat zij en hun ouders allemaal hebben meegemaakt. Heeft er iemand in de oorlog gevochten? Heeft iemand van de familie een zware tegenslag meegemaakt? Is er iemand de kleine man geweest? Gingen ze ooit failliet, en vooral: hoe hebben ze zich daar doorheen geslagen? De kracht van families is dat we nu meestal kennis hebben die vier generaties insluit, tot en met de overgrootouders toe. In elke Vlaamse familie is er wel iemand ongeschoold geweest – mijn eigen overgrootvader was een kraanman in de haven. Zijn foto hangt uitvergroot in onze woonkamer, ik kijk er graag naar.’
‘In bijna elke familie is er wel iemand geweest die psychische problemen had. Jammer genoeg wordt daar in Vlaamse families vaak niet al te veel over gesproken: nonkel is dood en die mens had problemen, ja, maar we weten niet wélke. We zijn daar liever discreet over. De kinderen van vandaag krijgen daardoor alleen succesverhalen te horen. De welvaart en de rechten van vandaag zijn voor hen de nullijn. Ik vind dat schokkend.’
‘Het is precies ook de verklaring voor de strengheid van vandaag: alles moet superperfect zijn. Iedereen moet een foutloos parcours afleggen. Alles wordt in protocols gegoten want de lat moet nóg hoger. Maar juist in ons falen zit zoveel leerstof voor kinderen. We moeten onze blutsen en builen durven te laten zien en tonen dat we ons desondanks toch goed voelen. In familieverhalen zit zoveel geneeskracht. Laat die niet liggen.’
Gezin als hoeksteen, Meus als therapeut
‘Speelt het gezin nog een rol?, vragen veel mensen me. Zijn de straat, de vrienden, de school en het internet niet belangrijker? Mijn antwoord is: het gezin is nu belangrijker dan ooit. Het is zelfs fundamenteel. Onze voorouders leefden nog in een homogene tijd: ze hadden de kerk, hun werk en de Amerikanen waren “de goeien”.’
‘Vandaag is alles gefragmenteerd. Elke opinie is toegelaten. Iedere partij vindt dat de ander een stom idee heeft. Een hoge magistraat durfde het zelfs aan te beweren dat we in een “failed state” leven, wat natuurlijk niet waar is. We leven in het op zes na welvarendste land ter wereld. Eén zo’n straffe uitspraak richt zoveel schade aan. Beseft die magistraat wel hoe bevoorrecht zijn eigen leven is? Jongeren in de gesloten instelling van Everberg, waar ik twee jaar heb gewerkt, namen die gratuite term als zoete koek over. Erger nog, zo’n term geeft hen het mandaat om hun zin te doen. Want in een “apenland’’ is alles toegelaten …’
‘Het gezin is de belangrijkste plek die daar weerwerk tegen kan bieden. Het is de plek waar de jeugd nog met een visie wordt geconfronteerd: zo denken wij erover. Er gebeurt iets op het publieke toneel en moeder of vader zeggen: “Mannekes, dat kan voor ons niet door de beugel!” Zo toon je: dit is de soep die wij ervan koken.’
‘Samen aan tafel zitten om te eten: gezinnen doen het almaar minder, maar het is zo belangrijk. Daar en dan wordt gepraat en worden verhalen uitgewisseld. Alles wat je samen rond de tafel doet, is zo essentieel. Maar de klad zit er een beetje in. Gelukkig hebben Jeroen Meus en andere bekende koks nog invloed op onze eetgewoontes: zij zijn bijna de gezinstherapeuten van vandaag.’
Vroeger komt niet terug
‘Iedere tijd heeft zijn goeie dingen. Wij speelden als kind veel buiten, kinderen van vandaag doen dat nog maar half zo vaak. Maar zeggen dat het vroeger beter was? Natuurlijk was het dat niet! Het is waar dat onze tijd nieuwe problemen opwerpt, maar die moeten we zien als een uitnodiging om verder te springen. We kunnen ons niet neerleggen bij de status quo. We hebben een goeie democratie, maar moet de vorm waarin die nu tot uiting komt, daarom het eindpunt zijn? En oké, de vluchtelingenproblematiek is complex, maar laat ons ook hierin verder durven te gaan en nieuwe antwoorden durven te zoeken.’
‘Burgerinitiatieven tonen ons de weg. Zoals de burgers die transmigranten in Brussel te eten geven en te slapen leggen. Of de mensen die na de aanslag in de metro het station van Maalbeek inliepen om te helpen. Ze wisten toen niet of er niet nog een bom zou ontploffen. Dat zijn de helden van vandaag.’
‘Ook heel sterk vind ik het getuigenis van Mohamed El Bachiri, die zijn vrouw verloor bij de aanslagen. Zijn boekje Een jihad van liefde heeft een verpletterende indruk op mij gemaakt. Ondanks alles hoopvol blijven en in de samenleving blijven staan: we zijn het aan onze kinderen verplicht om die verantwoordelijkheid te nemen. Hij aan de zijne, ik aan het kleinkind dat op komst is.’
‘“Vroeger” appelleert natuurlijk aan ons buikgevoel. Iedereen zou weleens wensen dat de trein nu stopt. Leerkrachten hebben soms heimwee naar de tijd dat ze konden zeggen dat iedereen moest zwijgen, en dat de hele klas dat dan ook dééd. Het is des mensen om naar vroeger te verlangen, maar het komt niet terug.’
Kom toch uit die zetel
‘Een deel van de jonge ouders neigt vandaag opnieuw naar meer regels in de opvoeding. Maar in de samenleving blijft het gebrek aan respect voor afspraken en regels een probleem. Als een trambestuurder grof wordt uitgescholden door een 15-jarige tiener, kijken twintig volwassenen uit het raam naar buiten. Niemand komt de chauffeur te hulp. Waarom niet? Omdat we denken dat niemand ons te hulp zal komen als we in hetzelfde schuitje zitten. We vertrouwen elkaar niet. Jongeren zijn meer dan ooit met elkaar verbonden. Maar wij volwassenen niet. Wij hebben een bon nodig om een straatfeest te houden en een Warmste Week om solidair te zijn. Fantastisch initiatief trouwens, maar het toont dat er eerst iets moet gebeuren voor we ons willen engageren.’
‘Wat me verontrust, is de berusting van deze tijd. Terwijl ik samen met jongeren naar het nieuws kijk, praat ik hardop en zeg ik dat ik me zo schaam om Aleppo en dat we niets doen om de oorlog te stoppen. Terwijl ik het zeg, zit ik natuurlijk zelf ook in de zetel. We moeten meer in actie durven te komen.’
‘Ik zou ook willen pleiten voor meer horizontale autoriteit. Als een leerkracht in een klas het moeilijk heeft, waarom komen de leerkrachten van de klassen ernaast dan niet even helpen? Ik heb dat al zo dikwijls voorgesteld op scholen, maar vang er altijd bot mee. Leerkrachten zeggen dat ze hun eigen klas niet in de steek kunnen laten, maar misschien hebben ze er geen vertrouwen in dat ze op hun beurt zullen worden geholpen?’
‘En waarom kunnen scholen zo weinig rekenen op de steun van ouders? Ik droom van scholen waar leerkrachten en leerlingen op de eerste schooldag samen de regels afspreken, en waar vervolgens de ouders worden uitgenodigd om die mee goed te keuren. Waar de directeur of directrice kan bellen met ouders als er iets fout loopt met een leerling, en dat die ouders dan niet zeggen: “Dat is úw probleem.” Een leerkracht is maar wat hij of zij is dankzij het mandaat dat wij ouders hem of haar geven.’
Pas je werk aan je levensloop aan
‘Veel jonge mensen die in ons beroep starten, zeggen: wij willen niet voltijds werken. Wij willen geen groot huis. Wij gaan het rustiger aandoen. Ik ben daardoor erg gecharmeerd, al besef ik tegelijk dat dit een voorrecht is van de elite. Niet elke ouder kan het zich veroorloven om minder te gaan werken. De tijd is daar niet ontvankelijk voor. Verlofsystemen worden eerder afgebouwd dan uitgebreid.’
‘Gevolg: kleine kinderen moeten al van jongs af het werktraject van hun ouders volgen. Er is opvang van zes uur ’s morgens tot acht uur ’s avonds. Er zijn echt wel kinderen die van zeven tot zeven in die opvang verblijven. Ze worden ’s morgens wakker gemaakt en moeten zich al snel aanpassen aan een leven in groep. Er is daar weinig ruimte voor individuele variaties in temperament en levensstijl. Dat bekommert me.’
‘We zien het ook in de kinderpsychiatrie. Er is steeds meer vraag naar etiketten en diagnoses. Uiteindelijk moeten we misschien blij zijn met die crisis. Ze dwingt ons om na te denken, zoals ook confrater Dirk De Wachter doet. Wat zegt dit alles over onze tijd? Wat kunnen we eraan doen?’
‘Ik denk dat we het werk meer moeten aanpassen aan onze levensloop. Niet meer rekenen in zoveel uren per week, maar in zoveel uren in ons leven. En dan zelf kiezen in welke periodes we meer of minder willen werken. Minder, als we kleine kinderen hebben. Meer, als de kinderen tieners zijn geworden of als ze het huis uit zijn.’
‘Let wel, de hang naar minder charmeert me, maar hij slaat ook vaak te ver door. Hij neigt dan naar het spectaculaire en sensationele: een maand geen alcohol drinken. Veertig dagen geen vlees eten. Een crashdieet volgen of alleen nog sapjes drinken. Alleen het bijzondere is nog interessant. Als ik zeg dat ik mijn eetpatroon heb omgegooid en me nu fitter voel, dan zijn dat twee zinnen. Het langzame proces, dat veel grondiger is, is spijtig genoeg geen nieuws meer.’
Biedperspectief
‘Aan alle volwassenen: probeer realistisch te spreken. Steun leerkrachten, kies voor respect. Doe niet aldoor negatieve voorspellingen. Er zijn zoveel experts, vooral van mijn generatie, die zich daaraan schuldig maken. “We weten niet of er nog een pensioen voor jullie zal zijn”, “Je moet tegenwoordig twee diploma’s hebben”, “De Chinezen worden hier toch de baas” …’
‘Vorige generaties deden dat niet. Die zeiden tegen ons: “Doe je best, probeer te studeren, want de wereld heeft je nodig.” Nu zeggen we tegen jongeren dat we hopen dat ze het even goed zullen hebben als wij – zo sympathiek zijn we nog wel. Maar verder maken we hen vooral bang.’
‘De politiek doet er nog een schep bovenop. Zij zitten verkrampt in hun partijhokken, terwijl wij al lang niet meer zo leven. Ik ken weinig mensen die louter links of rechts denken. De burger is complexer dan dat. Maar hij wordt bang gemaakt. En dan krijg je Trump, en de Brexit.’
‘Polarisatie en bangmakerij hebben natuurlijk ook een kostprijs. Een deel van de jongeren ziet het daardoor niet meer zitten. Waarom nog studeren? Waarom nog leven, waarom ons nog inzetten als straks de big bang volgt? We moeten hen wel een toekomst voorhouden. Geloven in de mogelijkheid tot verandering. De toekomst is niet te voorspellen. Veel mensen hebben vandaag al een beroep dat twintig jaar geleden nog niet bestond. En er zijn nog veel problemen die op een oplossing wachten: het milieu, het verkeersinfarct, de nieuwe bankencrisis … Het is niet onze generatie die dat allemaal zal oplossen. We moeten de volgende generatie duidelijk maken dat we met spanning op hen zitten te wachten.’
DS 10-03-2018 (Veerle Beel)
|