Steeds meer pubers slikken antidepressiva: "Op sommige dagen wil ik aan mijn toekomst werken, op andere dagen zie ik geen morgen meer"
Drieduizend tieners tussen elf en vijftien jaar slikken anti*depressiva. Een triest record. Ze kreunen onder de druk, kraken onder sociale media. Pubers aan de piekerpillen. ‘Soms zie ik geen morgen meer. Donker, hè?’
"Het gevoel van plezier?” Kayleigh (14) slaakt een zoveelste zucht. “Ik kan het mij zo moeilijk herinneren. Of toch. Er was wel één moment. Met mijn nonkel, in de zomer, een jaar of vier geleden. We zaten te lachen, ik weet niet meer waarom. Plezier: ik zou het nog weleens willen voelen, maar het lukt gewoon niet.” Ze tuurt naar buiten. De wereld, daar buiten het psychiatrisch centrum waar ze verblijft, ligt onder een wit tapijt.
“Ze zeggen dat ik een depressie heb, maar dat wist ik zelf ook al. Ik snap ook waarom ik antidepressiva moet nemen. Die zijn er om mij te helpen. Maar ik voel niet dat ze werken. Ik neem ze nochtans al een hele tijd. Het is geen wonderpil zeker?
“Soms maak ik me ook wel zorgen, precies omdat ik die antidepressiva neem: is dit nu een pil omdat ik ‘gek’ ben? Zouden ze dat van mij denken? Ik vind dat wel belangrijk, ja. Hoe anderen over mij denken. Dat heeft een grote invloed op mij.”
De glitters op haar trui flirten met het licht, maar haar ogen zijn dof. Haar polsen vertonen de krassen op haar ziel. Vanbinnen gloeit het van de pijn. “Je ziet, ik doe geen goeie dingen om die pijn weg te nemen. Maar alleen zo kan ik mijn hoofd eens vrijmaken. Maar daarna komt het natuurlijk allemaal weer terug.”
“Echt, meer dan drieduizend? Wow.” Sarah (12), sinds kort in opname, lijkt er zelf van te schrikken. Ook zij is eentje van hen. Friemelend aan haar sjaal vertelt ze over de dag waarop het haar te veel werd. “Het gebeurde in mijn klas. Ik had een schaar vast en heb in mijn hand geknipt en gekrast. Iedereen kon het zien, maar ik had mezelf totaal niet meer onder controle. Ik besefte het niet eens.”
De bom waar Sarah jarenlang op zat, barstte. Nu neemt ze elke dag, vlak voor bedtijd, haar piekerpillen. Sertraline en Trazodone: ze kent ze uit het hoofd. “Soms is dat wel moeilijk om door te slikken, zulke grote pillen. Ik heb ze ook al een paar keer niet willen nemen, uit boosheid. Maar dan word ik dat de volgende dag meteen gewaar. Ik ben dan snel geïrriteerd, word dan kwaad op anderen zonder reden, ook op mezelf. Het heeft dus wel een enorme invloed op mij als ik die antidepressiva eens niet neem.”
De recente cijfers van het Riziv maakten ook in de politieke wereld de tongen los. Onder meer Elke Van den Brandt, Vlaams Parlements-lid voor Groen, hekelde “het cynische beleid, dat wel die doos pillen terugbetaalt, maar nog altijd niet dat uurtje bij de therapeut”. Ook collega-politici drongen nogmaals aan op een versnelde terugbetaling van psychologen. Vlaams minister van Volksgezondheid Jo Vandeurzen (CD&V) gaf dan weer aan “het stijgende gebruik van antidepressiva bij jongeren verder te zullen analyseren”.
Te veel gebeurd
Los van die politieke debatten blijft de hamvraag: wat máákt die jonge tieners zo depressief? Of zoals kinderpsychiater Philippe Van Petegem, verbonden aan De Kaap/Caritas in Melle, vaststelt: “Men spreekt wel graag over die medicatie, maar men onderschat de ernst van het ‘depressiegehalte’ bij de jeugd. Jongeren voelen zich niet per se zo gelukkig. Puur statistisch zit één op de vijf echt niet goed in zijn vel. En onder hen zijn er veel die ernstig lijden. Dikwijls zie je dat ook niet op het eerste gezicht.”
Kortom, bij velen knipt het licht uit en wordt het donker in de kop. Maar waarom?
Kayleigh: (zucht) “Bij mij is er veel gebeurd. Te veel. Op school, thuis. Allerlei erge dingen waarvan ik maar blijf denken dat ik er schuld aan heb. Als ik er niet was geweest, dan was het allemaal niet gebeurd. Die gedachte.”
Sarah: “Ik zat te vroeg op internet, op mijn achtste al. Maar daar zitten ook gevaarlijke mensen die je kunnen misleiden, bedreigen. Snap je? Alleen, ik kon daar met niemand over praten. Uit schaamte ook. Vier jaar heb ik dat voor mezelf gehouden. Mijn ouders schrokken nogal, ja. Bovendien, ik keek ook naar filmpjes op horrorwebsites. Het krassen, dieper snijden, wurgen. Ik heb het allemaal gedaan. Allemaal beïnvloeding.” (slaat haar ogen neer)
Prestatiedruk
Kinderpsycholoog Ivo Opstaele, coördinator van groepspraktijk Kaapstad in Brugge en verbonden aan de Hogeschool West-Vlaanderen, ziet ze wel vaker: pubers voor wie puistjes wel de laatste van hun kopzorgen zijn. “De oorzaken van depressie bij tieners? Dat gaat om heel uiteenlopende zaken, vaak gelinkt aan stress. Ze zwichten onder de druk op school, onder de druk van leeftijdsgenoten om erbij te horen, ze worden gepest of ze lijden onder een (v)echtscheiding of co-ouderschap. En, bijzonder problematisch: de druk van sociale media. Mee zijn met Snapchat, met Instagram. Genoeg likes krijgen voor wat je zegt en wat je toont. De schrik voor negatieve posts zit er dik in.
“Zeker bij kinderen die daar sterk afhankelijk van zijn. Eén comment. Meer heeft een ander niet nodig om het beeld dat jij van jezelf wilt ophangen te ontkrachten. Voor een tiener, voor wie de blik van de ander zo belangrijk is, is dat hels. Want die blik is ook erg verraderlijk: hoe een ander op sociale media over je denkt en oordeelt, verandert elke dag.”
Psychologen aan de universiteit van Seoel stelden het eerder deze week nog: jongeren die verslaafd zijn aan hun smartphone – en aan de sociale media daarop – lopen meer risico op depressie en angsten. Onderzoek dichter bij huis, mee uitgevoerd door Ivo Opstaele, keek naar 13- tot 22-jarigen die een suïcidepoging hadden ondernomen. Wat bleek? “Sociale media waren heel vaak een trigger. Ze waren nooit de enige oorzaak, maar soms wel het finale duwtje in de rug.”
Heel wat kinderpsychologen en -psychiaters, naar eigen zeggen “te oud” voor hippe, sociale media, zitten met de handen in het haar. Ze hinken achterop, en komen steevast te laat – “die naaktfoto is al verspreid, de comments liegen er niet om”. Philippe Van Petegem: “Tieners waren nog nooit meer geconnecteerd, maar nog nooit meer afgezonderd. Er is geen affectieve verbondenheid. Dat is iets wat velen voelen.”
Toch blijft het toenemende gebruik van antidepressiva vragen oproepen. Verschijnt die jonge groep depressieve tieners sneller dan vroeger op de radar om pillen te krijgen? Het blijft gissen, meent Van Petegem. “Hun leven is vooral heel wat complexer geworden. Er is toch ook iets van het maatschappelijke weefsel teloorgegaan. Oké, ‘der wordt nog altid min geskid dan dat er wordt getrouwd’, zoals Het Zesde Metaal dat zingt. Maar er wordt verdorie toch veel gescheiden, niet? Er zijn nieuw-samengestelde gezinnen bij de vleet. Veel jongeren hebben het daardoor moeilijk om hun plek te vinden. Er zijn kinderen van wie de bestaansreden in vraag wordt gesteld, en die dat ook als dusdanig aanvoelen.”
Komt daarbij, zo merken experts op, dat de maatschappij luidkeels loopt te toeteren “dat je het persoonlijk moet waarmaken”. Van Petegem: “Ook dat vertaalt zich sterk van de ouders naar de kinderen. Er is bijzonder veel prestatiedruk bij tieners. Je ziet er veel van 12 à 13 jaar in opname, en dat is geen toeval. Plots moeten ze in een veel grotere omgeving meedraaien, in een mastodont van een school, die vaak nog eens hun alleen-zijn herbevestigt.
“Het beperkt zich niet tot school. Veel jongeren dragen ook thuis een hele verantwoordelijkheid. Kinderen die erin moeten slagen om mama en papa gerust te stellen zodat zij verder kunnen met hun leven. Parentificatie noemen we dat: ‘Ik neem als kind de verantwoordelijkheid voor het welbevinden van mijn ouders.’ Terwijl het net andersom moet: jíj bent de ouder, je kinderen stellen het goed en dát draagt bij tot jouw welzijn. Ik zie te veel kinderen die van alles moeten doen opdat de ouders zich goed zouden voelen.
“Nu, waarom word je dan als kind depressief? Omdat je je voelt falen. Omdat je niet aan bepaal*de verwachtingen voldoet. Of omdat je een koude rug hebt, omdat je heel weinig gestut wordt.”
Prozac bij het ontbijt
Komt David (15) uit een warm nest? Soms denkt hij van wel, soms vraagt hij het zich af. Hij is een piekeraar pur sang, weet niet hoe hij in zijn depressie is verzand. Maar hij weet wel hoe het voelt om de lat hoog te leggen. “Nu ja, is het ook niet normaal dat je dat doet? Ik bedoel maar: school is wel je toekomst. Ik wil later ook graag verder studeren. Het liefst rechten.”
Twee maanden time-out heeft hij nu, weg van school, weg van thuis. De kop op pauze. Geen papa nu die ’s ochtends vraagt: ‘Jongen, heb je je Prozac genomen?’ Dat zijn de pillen die hij nu al een jaar lang neemt.
David: “Soms, als ik heel diep ben gegaan, kan ik ineens erg gelukkig worden, zonder reden. Van een diep dal naar een piek. Geen idee of ík dat ben of het de antidepressiva zijn. Ik vermoed dat de pillen er toch iets mee te maken hebben. Ik heb dus wel momenten van geluk. Alleen, ik ben gewoon nooit zeker: zijn het nu de pillen of ben ík gelukkig? Is dat lastig? Daar heb ik eigenlijk nog nooit bij stilgestaan. (lacht) Als het door de pillen komt, ben ik wel blij dat ze werken.”
Depressie bij een tiener, je krijgt het niet altijd makkelijk scherp, weten experts. Precies omdat de puberteit sowieso een periode is van tranen en twijfel. Van je af en toe te pletter vervelen. Ivo Opstaele: “Maar toch, als je puber ineens zijn hobby’s laat vallen, met de jeugdbeweging breekt, plots hechte vriendschappen doorknipt... Dan is er wellicht meer aan de hand. Een depressief kind wordt vaak opstandig en arrogant, trekt zich terug, slaapt veel, verliest zich in series kijken en gamen. Het is een negativisme dat zich doorzet.”
Maar vanaf wanneer zijn antidepressiva dan echt noodzakelijk? Na een poging tot zelfdoding, om de jongere alsnog op andere gedachten te brengen? Ivo Opstaele: “Soms wel, maar dan altijd in combinatie met therapie. Antidepressiva kunnen tieners dan helpen om van binnenuit sterk te worden, en zo de therapie aan te kunnen. Je moet weten, psychotherapie is een beetje zoals naar de kinesist gaan. Je krijgt er oefeningen om beter te worden, maar ze doen verdomd veel pijn. Dan kunnen antidepressiva helpen, als ‘pijnstilling’. Maar het allerbelangrijkste na een suïcidepoging is opnieuw contact krijgen met de jongere: op welke manier staat die toch nog in het leven? Hoe kun je weer iets opbouwen?
“Als behandelaar schrijf je een antidepressivum vaak ook voor omdat je zelf een beetje radeloos bent”, vult kinderpsychiater Philippe Van Petegem aan. “Als tieners zo zwaar met suïcidale gedachten kampen dat ze op verschillende terreinen niet meer functioneren: dat ze niet meer naar school kunnen, zich niet meer kunnen concentreren, slecht slapen, niet meer eten zoals het hoort… Dan denk je toch: ‘Dat zal hier niet lukken door er gewoon over te babbelen.’
“Meestal hebben die jongeren al een lang lijdensparcours achter de rug. Ze zijn al aan het afhaken op school, hebben soms een suïcidepoging ondernomen. Wel hállo, gaan we daar dan nog lang op staan kijken? Ga je dan te rade bij de duivel door hen antidepressiva te geven? Ik dacht het niet. Niet als ik zie hoe sommigen toch positief evolueren, zonder dat daar een andere verklaring voor is dan de pillen. Niet dat zo’n pilletje een garantie is op een geluksgevoel. Maar je moet het wel proberen bij die gastjes die radeloos zijn in een omgeving die wanhopig is.”
Dat betekent nog niet dat antidepressiva de eerste en enige keuze zijn, zo weerlegt Van Petegem “wat velen denken”. “Verre van. Het is vaak een laatste redmiddel, en je wilt het kind die mogelijke hulp niet ontzeggen. Dikwijls heb je al van alles geprobeerd, maar je krijgt geen toegang tot het kind, het houdt de boot af, of het houdt de therapie niet vol.”
Spreken of zwijgen
Therapie. Het hoge woord is eruit. Eerder deze maand trok de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG) nog aan de alarmbel. Van alle jongeren die antidepressiva slikken, combineert slechts een vierde dat met psychotherapie. Drie op de vier doen er dus het zwijgen toe. Toch bestaan daar richtlijnen over: niet alleen pillen, maar ook praten. “Want als de hulp zich tot pillen beperkt, is er een probleem”, waarschuwt de VVGG.
Het blijft een struikelblok, om verschillende redenen. Therapie is moeilijk toegankelijk en een enorm engagement. “Bepaalde behandelingen zijn zinvol voor depressie, maar niet op kindermaat. Ze zijn gericht op het gezin, of op volwassenen.” Bovendien is het duur én langdurig, terwijl je soms geen licht aan het einde van de tunnel ziet. Van Petegem: “En vergeet niet: kinderen gaan ook niet allemaal even graag in therapie. Dat zit ook aan je vel, hè. Als je als ouder meegaat, zit het ook aan jou te knabbelen. Fijn is dat niet.”
Helpt therapie wel? Kayleigh zucht. Sarah trekt grote ogen. David overdenkt. Alledrie halen ze hun schouders op. “Wat kan er wél helpen? Ik zou het willen weten.” Toch zijn er ouders en tieners die zweren bij therapie alleen, die categoriek antidepressiva weigeren. “Zelfs al zou het kind er baat bij hebben”, zo stelt een begeleider. “Maar dan wordt het dus een ander parcours. Soms met de nodige risico’s. Wij gaan die pillen natuurlijk niet door hun keel duwen.”
Ook Lola (14), bleek gezicht met donkere krullen, probeert zonder. Begin dit schooljaar knakte ze onder de druk. “Mijn mama wil het zo lang mogelijk uitstellen dat ik antidepressiva neem. Zelf dacht ik om die pillen wel te nemen, maar ik wil het eerst proberen. Ik heb ze ook nog nooit genomen. Dus ik weet niet hoe anders het zou voelen.”
Bij Lana (15), haar diepblauwe ogen voortdurend vochtig, is het een ander verhaal. “Mijn ouders zouden maar al te graag willen dat ik het opnieuw probeer met pillen. Zij staan niet achter mijn beslissing. Ooit heb ik een maand antidepressiva genomen, maar mijn stemmingen wisselden nog meer. Als ik blij was, was ik extreem blij. Had ik verdriet, dan viel ik keihard terug. Na een tijd werd ik gevoelloos. Maar ook: doordat ik zo’n pil moest nemen, leek het alsof ze mij te zwak vonden om hier alleen weer uit te kruipen. Dat idee duwde mij nog dieper. Die pillen zijn voor mij het signaal: je kunt het niet alleen.”
Of ze het dan wel in haar eentje kan, met de therapie? “Op sommige dagen wil ik aan mijn toekomst werken, op andere dagen zie ik geen morgen meer. Donker, hé? (bijt op haar lip) Soms lucht het mij op dat die pogingen mislukt zijn. Op andere momenten denk ik: ik had beter dieper gesneden, of meer van een giftig product gedronken. Het zal mijn ouders vast wel bang maken dat ik zo diep zit. Het maakt mij soms bang, om te weten dat ik de controle zo kan verliezen.”
Droom
Jong en depressief. En dat meer dan drieduizend keer. Hoe kunnen we daar als samenleving op reageren? “Ouders kunnen om te beginnen niet alleen met hun eigen navel bezig zijn”, stelt Van Petegem. “Kinderen moeten voorrang hebben in je affectieve leven. Ze moeten zich zich goed voelen en zich geruggensteund voelen. Dat betekent niet: alles aanvaarden wat ze zeggen of doen wat ze vragen. Wel: ondersteuning geven. Stel dat je kind worstelt met zijn huiswerk. Bekijk dan samen hoe ver het geraakt en stel voor om de juf om extra uitleg te vragen. Zeg niet: ‘Wat een stomme taak, je moet dat niet maken.’ Wijs je kind niet af, maar pleit het ook niet vrij van verantwoordelijkheid.
“Op dat vlak zitten we natuurlijk met een erg verdeelde maatschappij. Aan de ene kant hoor je: ‘Als je er voor gaat, dan zul je er raken. Jíj moet het doen.’ Het andere kamp zweert nog bij de verzorgingsstaat. Ook dat heeft een enorme impact op hoe wij met onze jeugd omgaan. Dus ja, wat kunnen wij daar als samenleving aan doen? Kiezen voor een verbindend discours, dat alleszins.”
En wat met onze tieners, tastend in het duister, zien zij het ooit nog goed komen?
David: “Ik mag het hopen, ja. Dat ik rechter word.” (lacht)
Lola: (stil) “Ik durf dat niet te zeggen. Ik ben zo iemand die voor van alles een beetje bang is.”
Kayleigh: “Ik heb wel een droom. Om weg te gaan, ver van hier. Reizen, met mijn beste vriendin. We hebben al afgesproken dat we elkaar ooit eens zullen ontmoeten. Ik ken haar alleen via internet.”
Bron: De Morgen 23/12/2017
link artikel
Mening: Ik vind dat het gebruiken van antidepressiva zeker niet aangemoedigd mag worden. Antidepressiva moeten een laatste redmiddel blijven. Volgens mij kan er in de meeste gevallen al veel progressie worden geboekt door therapie toe te passen. In het artikel staat ook te lezen dat heel wat jongeren depressief worden door een te hoge prestatiedruk op school. Welke rol kunnen wij hier nu in spelen als toekomstige leerkrachten? Naar mijn mening is het vooral belangrijk dat we openstaan voor de signalen van leerlingen. We mogen niet met oogkleppen voor de klas staan, met als enige doel het ‘afwerken’ van onze leerstof.