KU Leuven: 30 procent regel treft vaker studenten met migratieachtergrond, maar maakt weinig verschil
De 30 procent-regel aan de KU Leuven, waarbij eerstejaars die geslaagd zijn voor minder dan 18 van de 60 studiepunten (30 procent) hun jaar niet mogen overdoen, treft kansengroepen significant meer dan anderen. Maar van degenen die onder de regel vielen zou slechts 1,8 procent uiteindelijk het diploma gehaald hebben.
Dat blijkt uit een studie van de KU Leuven die door het studentenblad Veto werd bekendgemaakt.
Aan het einde van het academiejaar 2015-2016 kregen 2400 eerstejaarsstudenten of 26,9 procent van het totale aantal te horen dat ze het jaar niet mochten overdoen, en voor een andere richting moesten kiezen. Dat was een gevolg van de 30 procent-regel die op dat moment van kracht werd.
Uit de studie blijkt dat 38,2 procent van de studenten van een niet-West-Europese herkomst geweigerd werd, tegenover 17,7 procent van de groep zonder migratieachtergrond. Ook vooropleiding speelt een rol. Bij de ASO-leerlingen viel slechts 17 procent door de mand, tegenover 34,7 procent van studenten uit KSO, TSO of BSO. Beursstudenten (29,4 tegenover 17,8 procent) en studenten waarbij geen van beide ouders hoger onderwijs volgden (27,2 tegenover 17,4 procent) scoorden eveneens slechter dan anderen.
Binnen vijf jaar
Zich baserend op gegevens uit het verleden, waarbij gekeken werd hoeveel van de generatiestudenten vijf jaar na instroom over het bachelordiploma van de startopleiding beschikken, besluit de KU Leuven dat studenten met de hoger vermelde diversiteitskenmerken niet vaker onterecht geweigerd worden dan anderen. In hun groep zou slechts 1,8 procent een slaagkans gehad hebben. Het zijn juist ASO-studenten en niet-pioniersstudenten die vaker dan anderen hun jaar niet mogen overdoen terwijl ze uiteindelijk hun bachelor nog wel hadden kunnen halen. Ook zonder deze 30 procent-regel zouden de geweigerde studenten uit kansengroepen bijna allemaal het bachelordiploma niet gehaald hebben binnen een redelijke termijn van vijf jaar.
Bron: Geraadpleegd op Knack.be, op 12/12/2017 via
http://www.knack.be/nieuws/belgie/k...mal-938123.html
Mening: Ik vind het artikel een dubbeltje op zijn kant. Het is spijtig dat één derde van de eerstejaarsstudenten niet mag verderdoen in zijn (universitaire) studierichting. Ergens begrijp ik dit wel. Er zijn veel leerlingen die een studiekeuze maken, waar achteraf bij blijkt dat ze het niet halen door gebrek aan interesse of een overdaad aan uitgaan 's avonds misschien. Anderen moeten er gewoon nog
inkomen. Er zijn ook studenten waarvoor deze regel een spijtige zaak is: zij moeten gewoon nog wennen aan het feit dat ze op kot zitten, in een aula zitten met veel afleiding. Effectief aanwezig zijn zin de niet-verplichte lessen is ook een zekere opgave. Vaak zijn ze het eerste jaar gebuisd, maar halen ze het de volgende jaren gemakkelijk in. Ik vind dat ze misschien een bindende voorwaarde kunnen invoeren. Deze zou kunnen stellen dat als ze het volgende academiejaar niet voor bijvoorbeeld 45% geslaagd zijn, dat de student dan wel met de richting moet stoppen. Gewoon om deze tweede groep toch een kans te geven. Ik spreek uit ervaring en heb deze regel als een enorme druk ervaren. Terwijl ik heel hard studeerde, heeft dit toch geleid tot veel faalangst die dan weer slechte punten tot gevolg had.
Ik vind het enorm spijtig dat mensen van een andere achtergrond of van een lagere sociale klasse statistisch gezien slechter scoren in het hoger onderwijs. Misschien is dit omdat net zij niet voldoende begeleiding krijgen. Er zou eigenlijk geen onderscheid mogen zijn in de slaagkansen van iemand die bij wijze van spreken geboren is in een "perfect" middenklassengezin en iemand die het wat moeilijker heeft. Wat ze zeggen over de aso-studentjes die vaak nog het langste doen om hun bachelordiploma kan ik ergens wel begrijpen. Dit zie ik ook bij mijn vroegere klasgenoten en bij de leerlingen van de oudere jaren. Het verbaast me hoeveel mensen er gaan studeren en het niet kunnen afmaken. Een spijtige zaak!